Opinie

[Essay] Adieu

Onze columnist Dap Hartmann neemt na veertien jaar afscheid van Delta. Dat vraagt om uitleg. Die geeft hij in de vorm van dit essay, voor de gelegenheid en bij hoge uitzondering in iets meer dan zijn gebruikelijke 500 woorden.

Daags na de Amerikaanse presidentsverkiezingen maakte mevrouw Hermans dankbaar gebruik van het door haar verguisde platform van Delta en van haar eigen interpretatie van de vrijheid van meningsuiting om Donald Trump gelijk te stellen aan Adolf Hitler. En ze doet nog een uitspraak van twijfelachtige allooi, namelijk dat de Tweede Wereldoorlog in Nederland best meeviel omdat de Duitsers ‘never came for white Dutch people’. Dus de gedeporteerde joden waren geen ‘white Dutch people’? Waar komt die bezeten gefixeerdheid op ‘witte mensen’ vandaan? Ook in een eerder interview met Delta tamboereerde mevrouw Hermans op die trommel: “Ik wil namelijk eens een geluid horen dat niet van witte mannen komt. Die hebben de wereld in de shit gedraaid, dus het is tijd voor anderen aan het roer.” Social Justice Warriors geven voortdurend af op ‘witte mannen’, getuige ook de eerder geciteerde reactie van Robbie van Leeuwen. Op de keper beschouwd zijn dit zuiver seksistische en racistische uitlatingen, want er wordt kwaad gesproken over mensen van een specifiek geslacht met verwijzing naar hun huidskleur.


Social Justice Warriors willen dat vrijheid van meningsuiting slechts is voorbehouden aan meningen die hen welgevallig zijn. In hun bekrompen en vertekende wereldbeeld staan zij als vanzelfsprekend aan de goede kant. Andere meningen zijn daarom per definitie slecht en moeten bestreden worden. Liefst niet in woord en debat, want dat vergt moeite en het talent om een mening helder te kunnen formuleren. Het is veel makkelijker om op sociale media (al dan niet anoniem) inflatoire krachttermen te schreeuwen – Seksisme! Racisme! Fascisme! – in de hoop dat de wereld daar op magische wijze beter van wordt. SJW kunnen zich niet verenigen met de beroemde (doch geparafraseerde) uitspraak van Voltaire: “Ik ben het niet eens met wat u zegt, maar ik zal uw recht om het te zeggen tot de dood toe verdedigen.” In plaats daarvan willen ze mensen met een afwijkende mening het zwijgen opleggen. Ook Delta wordt regelmatig verdacht gemaakt omdat Delta ruimte biedt aan meningen waar de ze het niet mee eens zijn. Zo vraagt Tom Hilsee zich af: “why is this person given a platform?”, evenals Gillian de Nooijer: “bizar dat de TU Delft dit soort figuren een podium geeft.” Ik vind het prima hoor, dat snowflakes mij aanduiden met ‘dit soort figuren’. Het getuigt van weinig respect – een woord waar je tegenwoordig al helemaal niet meer mee aan hoeft te komen – maar het valt geheel en al binnen de vrijheid van meningsuiting, so be my guest. Waar ik wél een probleem mee heb, is dat mijn vrijheid van meningsuiting hier wordt betwist, en dat media die mijn mening publiceren verdacht worden gemaakt. De al eerder genoemde Zoë Robaey schreef dat ze Delta niet meer zou lezen “as long as you are a platform for discriminatory speech.” Als een mening je niet bevalt dan hang je er eenvoudigweg het label ‘discriminatoir’ aan waarmee je een legitieme reden hebt geschapen om het medium dat die mening publiceerde niet meer hoeft te lezen. Doet dat pijn, jezelf zo voor de gek houden?


Hoop Dap13.jpg


Hoop


Toch gloort er een sprankje hoop. Ik zie sporadisch dat er nog weldenkende mensen binnen de TU-gemeenschap rondlopen die de wil, de moed en het talent hebben zich luid en duidelijk uit te spreken. Hoewel ik er van overtuigd ben dat ook zij op eieren lopen – want voor je het weet ben je een racist, een seksist, een <vul hier uw favoriete ongefundeerde lasterlijke aantijging in> , en god weet wat je leidinggevende, je decaan, of het college van bestuur dan gaan doen – maken zij in niet misverstane bewoordingen kenbaar dat ze deze bullshit niet pikken. Ze zijn naar deze fantastische universiteit gekomen om iets te leren, en niet om een loopgravenoorlog te voeren tegen hun leermeesters over naar eigen believen verkeerd geïnterpreteerde uitspraken. Naar van de brief van Felienne Hermans, stonden er op Facebook drie reacties – voor zo ver ik kan nagaan alle drie van TU Delft studenten – die niets aan duidelijkheid te wensen overlaten: “Free speech and relaxed manners are more important than complaintism and virtue signalling”, “all this does is serve to create a toxic, fear based organizational climate”, en “Go and be a social warrior somewhere else, I don’t pay you for this shit.

Hierbij nomineer ik Joshua Carl Jones en Ines Anić voor de ‘TU Delft Vrijheid van Meningsuiting Trofee’, waarvan ik hoop dat het college van bestuur die snel wil instellen. Een oorkonde en een jaar lang gratis studeren, lijkt me een mooie beloning. Mijn hart bloeit op bij zo veel common sense, en mijn vertrouwen in een studentenpopulatie met gezond verstand, gevoel voor humor en de durf om zich uit te spreken, is hiermee enigszins hersteld. Ook heel verheugend is het uitstekend opiniestuk dat Sander Konijnenburg twee weken geleden in Delta publiceerde. Helaas kreeg hij op Facebook niet één enkele reactie, als je mijn eigen opmerking en de zeven ‘vind ik leuk’ duimpjes buiten beschouwing laat.


Jack Nicholson in OFotCN Dap17.jpg


Adieu!


Vanaf heden staak ik mijn verzet tegen het systeem in woord en in daad, en trek ik mij terug uit het publieke debat. Het zal even wennen zijn, en ik verwacht dat ik me aanvankelijk voel zoals Jack Nicholson aan het eind van One Flew over the Cuckoo’s Nest. Ik hoop dat dit geen racistische film is, want er komt wel een indiaan in voor. Of seksistisch, want Jack probeert aan het eind Nurse Ratched te wurgen. Ik verwacht dat ik flinke onthoudingsverschijnselen zal ervaren, want na een verslaving van 14 jaar cold turkey gaan, is beslist geen sinecure. Mocht ik het ooit tot hoogleraar schoppen, en mocht het college van bestuur zich net zo ferm uitspreken voor de vrijheid van meningsuiting van TU-medewerkers als Carel Stolker dat in Leiden deed, dan bestaat de kans dat ik weer van me laat horen. Geniet in de tussentijd van mijn afwezigheid en van de weldadige stilte die zal intreden.


Ik heb gezegd.

Gek genoeg komt het voor mij ook een beetje als een verrassing, maar dit is mijn laatste bijdrage aan Delta. Na 14 jaar waarin ik 118 columns, 12 opiniestukken en vijf lange brieven aan Tim van der Hagen schreef, is het mooi geweest. Ik dank de vier hoofdredacteuren (Richard Meijer, Frans Godfroij, Frank Nuijens, en Saskia Bonger) en de rest van de redactie voor hun steun en hun geduld. Dat laatste is vaak op de proef gesteld, omdat ik vocht voor iedere komma en iedere hoofdletter onder het motto: mijn tekst, mijn komma, mijn hoofdletter, dus afblijven a.u.b.


Mijn eerste column, Schoon genoeg, verscheen op 2 september 2004 in het papieren krantje dat voor veel mensen nog steeds de belichaming is van Delta. Ik gebruik voor mijn afscheid nadrukkelijk niet dezelfde titel, want het was mij tot het allerlaatst een waar genoegen. Maar aan alle mooie dingen komt nu eenmaal een eind. Dus ik trek nog één keer van leer in mijn soms geroemde maar meestal verguisde stijl, en daarna wordt het stil.


Ik treed ook terug uit alle werkgroepen, adviesraden, klantenpanels en klankbordgroepen waarin ik lange tijd de illusie koesterde enige invloed te kunnen uitoefenen op het beleid binnen de TU Delft. Vanaf nu mogen anderen de architect van het nieuwe onderwijsgebouw (Echo) kritisch bevragen over de wens om collegezalen ‘transparant’ te maken, hetgeen hij letterlijk vorm geeft door glazen façades van de vloer tot aan het plafond. Willen docenten en studenten in zo’n etalage zitten? Leidt dat niet te veel af van het college? Zijn de presentaties nog wel te zien in zo’n overvloed aan daglicht? Wordt die zaal niet veel te warm in de zomer? Ook mag iemand anders haar wenkbrauwen optrekken als de firma Maas verklaart dat zij de rooibosthee die TU-medewerkers krijgen voorgezet zelf ook niet lekker vindt. En ik zal ook me nooit meer beklagen over FMVG – de schatten. Ze boren, hakken, zagen en timmeren maar dat het een lieve lust is. Ik zie nu eindelijk in dat ze al die jaren gelijk hebben gehad: TU-medewerkers zitten een efficiënte bedrijfsvoering voortdurend hinderlijk in de weg. Daarom doe ik gewillig een stap opzij. Mocht ik onverhoopt nog ergens last van ondervinden, dan reken ik dat mezelf aan en ga braaf thuis werken.


Vanaf de dag dat ik in 2003 in dienst trad, heb ik me overal en nergens mee bemoeid in de hoop dat mijn ervaringen en inzichten zouden helpen om de organisatie nog beter te maken dan zij al is. Want je moet de vinger op de zere plek leggen, en dan kijken hoe je die zere plek kunt genezen. Niet met een pijnstiller of een pleister, maar daadwerkelijk de oorzaak van het probleem wegnemen. De stijl waarin ik dat deed was meestal recht voor zijn raap, met als doel om mensen wakker te schudden en bij de les te houden. Ik ben van nature een perfectionist, en ‘goed’ is voor mij nooit goed genoeg. Het kan altijd beter, en daar moet je voortdurend naar streven. Helaas moet ik nu constateren dat ik niet in mijn missie ben geslaagd en dat ik onderweg de nodige averij heb opgelopen. Ik taal niet naar sympathie of medelijden want het was mijn eigen keuze om deze koers te varen. Evenzo is het nu mijn weloverwogen beslissing om hier resoluut mee te stoppen en de gehavende boot voor onbepaalde tijd aan de wal te houden voor groot onderhoud. Aan mijn besluit liggen drie redenen ten grondslag. Geen daarvan was doorslaggevend, maar tezamen vormen ze een kritische massa die ik niet langer mag ontkennen.


Traffic Jam Dap2.jpg


1. Carrièreconstipatie


In het Engels zou je het career suicide noemen, maar aangezien ik erg gehecht ben aan de Nederlandse taal, noem ik het ‘carrièreconstipatie’. Ik heb geen harde bewijzen, hetgeen me als exacte wetenschapper stoort, maar er is wel voldoende anekdotisch materiaal om het als sociale wetenschapper aannemelijk te maken dat het nadrukkelijk ventileren van een eigen (vaak onwelgevallige) mening nadelig is voor je carrière. In de afgelopen 14 jaar was er een aaneenschakeling van kleine voorvallen met een licht intimiderend karakter. Zo was het bij mijn vierde column al raak. Van mijn toenmalige decaan ontving ik een officiële brief met cc. aan het hoofd personeelszaken, mijn leidinggevende en de vertrouwenspersoon van de faculteit. Daarin stond onder meer: “Ik verzoek je met klem om zulke onbezonnen teksten te sublimeren. Kan je je energie niet beter richten op wetenschappelijke publicaties die TSE (en TBM) in de vaart der volkeren opstuwt?” Ik heb toen geantwoord dat ik eens in de vier weken, op zondagavond, als veel collega’s naar Studio Sport kijken, mijn column schreef. Verder nog iets?


Daags na mijn column Boorprotocol stond het hoofd van FMVG al bij mijn decaan op de stoep om zich over mij te beklagen. Ik ken de exacte bewoording niet, maar de strekking was het dringende verzoek aan de decaan om mij tot de orde te roepen. Naar aanleiding van diezelfde column werd ik gebeld door iemand van het college van bestuur: “Wat je schreef over FMVG is heel onfatsoenlijk. Zo gaan we binnen de TU Delft niet met elkaar om. Wees gerust, ik bel niet als lid van het cvb, maar als bezorgde collega.” Hoewel ik dat best wilde geloven, is het toch enigszins intimiderend als je door het hoogste orgaan van de universiteit wordt gebeld met kritiek op je column. Zoals ook de mail die ik twee jaar later van een ander lid van het cvb ontving: “Je bericht in de Delta getuigd [sic] (weer) van domheid. Zonder kennis van zaken dit soort ‘gebral’ verspreiden dient geen zinvolle functie.” Ditmaal kwam de mededeling niet van een bezorgde collega maar van een geagiteerde bestuurder. Ik heb mijn goede intenties trachten toe te lichten, maar het mocht niet baten.


In 2014 zocht de Universiteit Leiden (mijn alma mater) een hoogleraar Science Based Business (SBB). Veel mensen meenden dat die positie mij op het lijf geschreven was, en daar was ik het wel mee eens. Toch solliciteerde ik niet omdat ik het in Delft uitstekend naar mijn zin heb en ik de programma’s die ik hier heb opgebouwd niet in de steek wilde laten. Ik ben geen job hopper, zelfs niet als ik elders hoogleraar kan worden. Mijn sectieleider, de afdelingsvoorzitter, de decaan en tal van anderen raadden mij met klem aan om toch vooral wél te solliciteren. Nog steeds bedankte ik vriendelijk voor de eer. Pas toen ik werd benaderd door de Leidse Benoemings Advies Commissie (BAC) en de Delftse Rector Magnificus zei dat hij in Leiden mijn naam had genoemd (“en niet omdat we je hier kwijt willen”) heb ik uiteindelijk gesolliciteerd. Ik schreef dat ik zeer geïnteresseerd was in de positie van hoogleraar SBB, maar onder de strikte voorwaarde dat die leerstoel 50/50 zou worden verdeeld over Leiden en Delft. Helemaal fout, zei een HR-collega, je moet éérst zorgen dat ze je willen hebben, en daarná pas je wensen op tafel leggen. Dat leek mij niet fair, want het was geen wens maar een harde voorwaarde. Ter voorbereiding op mijn presentatie voor de BAC kreeg ik van diezelfde collega een lijst met 33 vragen die mij gesteld zouden kunnen worden, waaronder: “Waarom wil je weg bij de TU Delft?” en “Ben je van plan de column bij Delta te houden?” Wederom een signaal dat kritische columns schrijven en hoogleraar worden voor veel mensen blijkbaar onverenigbaar zijn.


Uiteindelijk kwam ik in Leiden als tweede uit de bus, en de nummer één heeft de leerstoel aanvaard. Daar was ik niet rouwig om, want ik wilde niet weg uit Delft. Maar in de vier jaar die sindsdien zijn verstreken, is het H-woord in Delft niet één keer gevallen. Je zou denken dat, als ik goed genoeg ben om in Leiden hoogleraar te worden – de rector magnificus had mij daar zelfs warm aanbevolen – een hoogleraarschap in Delft toch ook tot de mogelijkheden zou moeten behoren? Maar ja, ik had natuurlijk nog wel steeds mijn column en ik ben sindsdien nog een paar keer op het matje geroepen. Ik had natuurlijk beter moeten weten, want ik heb hetzelfde zien gebeuren met mijn oud-collega Vincent Icke in Leiden. Vincent schreef jarenlang kritische columns voor Mare (de Leidse Delta) en werd pas in 2000 hoogleraar, lang nadat hij met zijn column was gestopt. Hij was toen al wel acht jaar bijzonder hoogleraar in Amsterdam, want hij had geen column in Folia (de Delta van de UvA). In 2011 schreef ik in mijn column Fusielade het volgende: “Een kritische houding in de wetenschap is een vereiste om die wetenschap verder te brengen. Maar een wetenschapper die kritisch is over het beleid en het bestuur van zijn universiteit, de overheid en instellingen zoals NWO […] wordt weggezet als een querulant en iemand die ‘geen teamspeler’ is. Daarom houden de meeste mensen zich gedeisd, want dat is veel beter voor hun carrière.” Kortom, ik had het kunnen weten – sterker nog, ik weet het al heel lang. Maar het bloed kruipt nu eenmaal waar het niet gaan kan. Daarom stop ik nu (net als Vincent destijds) om te zien of de kans op een hoogleraarschap stijgt als je niet langer je ongezouten mening kenbaar maakt. Ik heb geen column in Mare, dus de Leidse BAC was onbevooroordeeld. Maar mocht ik ooit in Delft voor een BAC verschijnen, dan is de kans levensgroot dat ik daar iemand tref tegen wiens schenen ik ooit heb geschopt. Hopelijk is stoppen met mijn column en mij terugtrekken uit het openbare debat de Haarlemmerolie om van mijn carrièreconstipatie af te komen. We gaan het zien.


Debat Dap3.jpg


2. Het debat is dood


De meeste van mijn columns waren kritisch van aard en hadden tot doel om een discussie op gang te brengen, in de hoop dat er dingen zouden verbeteren. Ik schreef over de slechte kwaliteit van de koffie, de parkeerproblemen, rookruimtes, het nieuwe digitale R&O platform, het nut van Smartboards, de knullige IKA software, en met enige regelmaat over FMVG – de schatten. Ik schreef echter ook heel positieve columns over onderwerpen waar ik blij en enthousiast van werd, zoals het Science Center, boeken, gastschrijvers, de nevenactiviteiten van collega’s, het populariseren van wetenschap in een pizzatent, en wetenschappers die ik bewonder, zoals Carl Heiles, Jaap van den Herik, en Roger Terwiel. Naar aanleiding van die laatste column ontving ik de meest hartverwarmende reactie ooit: “I’m the granddaughter of Rob Terwiel. My uncle sent us the article and it made us cry, in the good way of course. […] I was touched by the love you seem to have for him, cause I have the same.Op zo’n moment weet je weer waar je het allemaal voor doet, maar helaas is het een uitzondering.


Van enig openbaar debat heb ik helaas nooit iets gemerkt. Behoudens een enkele (boze) ingezonden brief is er in Delta geen discussie op gang gekomen. Het aantal e-mails dat ik naar aanleiding van 118 columns heb ontvangen, is op de vingers van twee handen te tellen. Wel werd ik soms door iemand aangesproken die zei dat het goed was dat iemand eindelijk eens zei waar het op stond. Als ik die persoon vroeg om ook eens een duit in het zakje te doen, en Delta een ingezonden brief of een opiniestuk te sturen, dan daalde het enthousiasme tot het nulpunt. Lang geleden kreeg ik van iemand van Marketing & Communicatie (M&C) als dank een doosje bonbons omdat ik vaak verwoordde wat M&C dacht, maar niet kon zeggen. Ik wist eerlijk gezegd niet of ik daar blij of verdrietig van moest worden. Ook had ik lange tijd een ‘fan’ die me regelmatig complimenteerde met mijn columns. Tot het fatale moment dat ik me in een column kritisch uitliet over (naar later bleek) het afstudeerwerk van haar vriend. De fanclub werd meteen ontbonden. Na afloop van de publieke lezing van A.F.Th. van der Heijden, die dat jaar de gastschrijver was, werd ik aangesproken door een lid van het cvb die mij complimenteerde met mijn column Leve de voorzitter! over de zojuist aangetreden voorzitter van het college van bestuur. Ik bedankte hem hartelijk, maar moest helaas bekennen dat ik die column niet geschreven had. Weliswaar stond mijn naam erboven – een foutje van de redactie – maar het was niet mijn column. Iedereen die mij een beetje kent had dat kunnen weten, want hagiografie is niet mijn stijl.


Het was de enige keer dat een hoogwaardigheidsbekleder iets positiefs over mijn column zei, en dat bleek op een vergissing te berusten. In alle bescheidenheid meen ik dat ik af en toe best een aardig idee lanceerde, zoals een nieuwe invulling voor de Dies Natalis waarover ik in 2006 schreef. Maar zelfs dat idee kreeg geen bijval. In de wandelgangen ving ik soms geruchten op dat er over mijn columns werd gesproken, maar meestal niet in positieve zin (“De onderwijsdirecteur was weer niet blij met je column!”). Ik vraag me af waarom ik wel regelmatig op het matje ben geroepen, maar nooit een woord van instemming heb gehoord. Het was toch niet allemáál onaardig, wat ik in de afgelopen 14 jaar heb geschreven? 


Vorig jaar ben ik in Delta een open briefwisseling begonnen met Tim van der Hagen, die toen net was aangetreden als voorzitter van het college van bestuur. Ik hoopte daarmee discussie los te maken over allerhande zaken die op de TU Delft spelen, zoals de werkdruk en het grote aantal studenten, het verschil in waardering tussen onderzoek en onderwijs, en het samenvoegen van de functies van rector magnificus en voorzitter van het college van bestuur. Gelardeerd met beschouwingen over literatuur en muziek, wilde ik een ongedwongen gedachtewisseling voeren met de voorzitter van het college van bestuur die daarmee ook de gelegenheid kreeg om toe te lichten hoe bepaalde (soms minder populaire) besluiten tot stand komen. Ik hoopte dat zo de mens achter de bestuurder zichtbaar werd. Na vijf lange brieven over en weer zijn we ermee gestopt. Hoewel er geen evaluatie of nabespreking heeft plaatsgevonden, is het experiment wat mij betreft mislukt omdat het geen enkele discussie op gang heeft gebracht. Ik heb niet één opiniestuk en zelfs geen ingezonden brief gezien naar aanleiding van onze briefwisseling. Ik trek hieruit dezelfde teleurstellende conclusie als voor mijn 118 columns: het debat is blijkbaar dood. Misschien heeft iedereen het te druk, misschien is niemand meer echt geëngageerd, of misschien is het aanbod aan aandachtvretende (sociale) media eenvoudigweg te groot. Wat ook de werkelijke reden mag zijn, het is duidelijk dat de menselijke aandachtsspanne steeds korter wordt. Zelfs Delta speelt in op deze onrustbarende trend door bij iedere artikel te vermelden hoeveel tijd het kost om het te lezen. Mensen kunnen urenlang bezig zijn met een computerspelletje, maar drie minuten spenderen om kennis te nemen van de mening van een ander is blijkbaar teveel gevraagd. Ik schat dat er bij deze epitaaf wordt gewaarschuwd dat de geschatte leestijd 30 minuten bedraagt. Dus gefeliciteerd dat u tot hier bent gekomen, en veel plezier met level 2.


Level 2 Dap4.jpg


Naast het ontbreken van een levendige discussie in Delta, is het ook droevig gesteld met de debatcultuur op de TU Delft. En áls er een keer een debat is, dan schiet de organisatie vaak tekort door een stuitend gebrek aan ervaring en professionaliteit. Zo was ik, naar aanleiding van de slachtpartij op de redactie van Charlie Hebdo in Parijs, bij een lunchdiscussie die werd georganiseerd door ‘Studium Generale and a team of enthusiastic but concerned students’. Het was een knullige vertoning waarbij Ebru Umar en Tineke Bennema ieder een prima betoog hielden, waarna er geen enkele zinnige discussie op gang kwam, voornamelijk omdat het ‘debat’ werd geleid door een enthusiastic but concerned student die daar geen kaas van gegeten bleek te hebben. Een debat leiden is nu eenmaal een vak apart.


Onlangs werd ik uitgenodigd om deel te nemen aan een debat over onderwijsvernieuwing, georganiseerd door het Learning Lab, Delta, en Studium Generale. Daaraan wilde ik graag een bijdrage leveren, want ik ben heel kritisch over vernieuwingen in het onderwijs. Zie bijvoorbeeld mijn columns over Smartboards, Pulse, Blackboard en de ideale collegezaal. Ook volg ik al jaren de heftige discussies over de vernieuwing/vernieling van het rekenonderwijs op de basisschool. De simpele vraag die ik bij iedere onderwijsvernieuwing graag beantwoord wil zien, is ‘wat is het probleem waarvoor dit de oplossing is?’ Dat schijn je niet te mogen vragen, want we moeten vernieuwen, innoveren, en vooral gebruik maken van de nieuwste digitale multimediale mogelijkheden. Met lede ogen zie ik hoe er nu serieus gepusht wordt dat we een Virtual Reality Headset bij het onderwijs moeten inzetten: “Introducing ClassVR, a groundbreaking technology designed to help raise engagement & increase knowledge retention for students of all ages. Everything your school needs…” (http://www.classvr.com/)


Virtual Reality Dap5.jpg


Want alleen dán komt zo’n zadelpunt in de tweede afgeleide van een niet-lineaire differentiaalvergelijking echt tot leven. De vraag stellen waar dat allemaal goed voor is (behalve werkverschaffing voor onderwijsvernieuwers) wordt beschouwd als azijn pissen door een in de steentijd verstokt fossiel. Hoe dan ook, ik wilde daarover graag in debat treden met enthousiaste onderwijsvernieuwers, want ik ben nooit te oud om te leren. En de onderwijsvernieuwers hopelijk ook niet.


Het liep echter net even iets anders dan gedacht. Een andere uitgenodigde collega had namelijk aangegeven niet met mij op één podium te willen staan. Dat lijkt me een nogal starre en weinig academische houding, maar ieder z’n meug. Als je, om wat voor reden dan ook, niet met mij in debat wilt, dan staat het je uiteraard geheel vrij om niet te komen. De organisatie dacht daar echter anders over. Omdat het debat een belangrijke voorstander van onderwijsvernieuwing dreigde te verliezen, werd de opmerkelijke beslissing genomen om mijn uitnodiging in te trekken. Ik was met stomheid geslagen, en ik verzocht om een schriftelijke verklaring (met opgaaf van reden) dat ik niet welkom was bij een debat dat door ‘mijn’ TU Delft werd georganiseerd. Men zag toen alsnog het licht, en het debat is nu voor onbepaalde tijd uitgesteld. Hoewel ik hiermee nooit naar buiten ben getreden, werd dit voorval op sociale media enorm opgeblazen. Als reden waarom die collega niet met mij op één podium wilde staan, kwam er een waslijst aan lasterlijke beschuldigingen. Ik was een ‘right wing activist’ en een ‘bigot’ met een ‘track record of islamophobia’, en ik werd in één zin genoemd met ‘threats by right wing activists’. Hoewel mijn naam niet werd genoemd, kregen de lezertjes wel een aanwijzing: “Ik blijf over de identiteit van de persoon in kwestie expres vaag maar als je de organisatie een beetje kent kun je natuurlijk raden wie het betreft.” Een beetje hetzelfde als roepen dat er een pedofiel in de straat woont maar dat je niet wilt zeggen wie het is, alleen dat hij in een blauwe Kia Picanto rijdt. Niet met mij in debat willen gaan, maar ondertussen op een laffe manier laster verspreiden – het is diep triest dat een collega tot zoiets in staat is.


Gillian de Nooijer Dap6.jpg


Het vervelende van laster is dat het aan je blijft kleven. Zo ook in dit geval. Een collega werd aangesproken door iemand die deze lasterpraat had gelezen en zei: “Maar zo kén ik Dap helemaal niet.” Dat komt, zei mijn collega, doordat Dap helemaal niet zo ís, dat weet jij toch ook? Maar het giftige zaadje is geplant en gaat een eigen leven leiden. Als je naam een paar maal in verband wordt gebracht met iets weerzinwekkends, dan ontstaat er vanzelf twijfel, zelfs bij de meest nuchtere personen. Want waar rook is, is ook vuur, nietwaar? Daarom is laster een uitermate laffe manier om iemand verdacht te maken, en zijn eer en goede naam moedwillig te besmeuren. 


Verziekt klimaat Dap7.jpg


3. Verziekt klimaat


Er is een cultuur ontstaan waarbij Social Justice Warriors (SJW) de wereld willen zuiveren van al datgene dat zij bestempelen als ‘racistisch’ of ‘seksistisch’. Dat zijn zeer ernstige aantijgingen die, bij een dergelijk veelvuldig, lichtzinnig en ondoordacht gebruik, het ware racisme en seksisme marginaliseren. Bij het minste of geringste trekken de SJWs het hele arsenaal aan perfide aantijgingen open. Ze zijn te belazerd (en waarschijnlijk tevens te incompetent) om een helder betoog te schrijven waarin ze hun mening onderbouwen. In plaats daarvan schreeuwen, schelden en beledigen ze vanaf de zijlijn, bij voorkeur op sociale media.


Mijn vorige column, over de schandalige manier waarop een collega bij Bouwkunde bij het grofvuil was gezet, leidde tot een ware tsunami aan steunbetuigingen: nul, om precies te zijn. Reageren op publicaties in Delta kan helaas niet op de website van Delta (een gemiste kans, vind ik) maar moet via de Facebookpagina van Delta. Daar schreef Zoë Robaey, nota bene gepromoveerd in de ethiek: “This is one of many columns by the same author published with extremely inappropriate (read racist and sexist and now disrespectful to victims) content for a university magazine.Het is blijkbaar volstrekt ethisch om iemand zonder enige argumentatie te beschuldigen van seksisme en racisme.


Robbie van Leeuwen Dap8.jpg


Ene Robbie van Leeuwen reageerde met “tl;dr angry white man threatened by loss of entitlement”. Geen idee waar dat op slaat, maar hij heeft in elk geval mijn stuk niet gelezen, getuige de aanhef “tl;dr”, hetgeen staat voor ‘too long, didn’t read’. Dat is wat er werkelijk mis is met deze snowflakes. Ze zijn te lamlendig om mijn hele betoog te lezen, maar hebben wel hun ongezouten en ongefundeerde mening klaar. Ze zijn niet in staat om twee volzinnen achter elkaar te plaatsen, dus hun ‘mening’ komt in de vorm van een kreet, een oprisping, een onwelriekende natte wind. Dat vinden anderen dan weer leuk, hetgeen ze laten blijken met zo’n infantiel duimpje omhoog. Geen zin om het stuk te lezen, geen talent om zelf een zinnig pleidooi te houden, dus huppakee, klik op het like duimpje, en klaar is Kees. Op jacht naar de volgende ‘racistische’ uitlating om tegenaan te blèren. Toen ik zei dat SJW Lawrence Cheuk niet dezelfde dapperheid tentoon spreidt als zijn naamgenoot Lawrence of Arabia, ging meteen het racisme-alarm af:


Lawrence of Arabia Tweet Dap9.jpg


Het is een naargeestige ervaring om door studenten, promovendi en zelfs collega’s beschuldigd te worden van seksisme, racisme en islamofobie. Dergelijke lasterlijke uitlatingen vallen niet onder de vrijheid van meningsuiting en zijn strafbaar volgens artikel 443-453 van het wetboek van strafrecht, op grond van ‘aanranding van de eer of de goede naam van personen’. Een kleine groep rabiate onruststokers vergiftigt op die manier een gezond academische debat. Ik hoop dat het college van bestuur duidelijk stelling wil nemen en deze verontrustende trend een halt toe roept.


Als reactie op mijn column #JeSuisHerman schreef collega Felienne Hermans een ingezonden brief aan Delta. Wat haar reactie bijzonder maakt, is dat ze geen enkele vraag die ik opwerp beantwoordt, en met een grote boog om alle heikele onderwerpen heen loopt. Zo begint haar betoog met: “Free speech, argues Hartmann, should be unrestricted. So let me seize this opportunity to clearly explain what free speech is and how it relates to the university.Dat is opmerkelijk, want in mijn column refereer ik nergens aan de vrijheid van meningsuiting. Zelfs in de lange versie van mijn verhandeling – tl;dr – komen de woorden ‘vrijheid van meningsuiting’ niet voor. Dat weerhoudt mevrouw Hermans er niet van om mij de les te lezen over de vrijheid van meningsuiting: “People wielding the ‘free speech’ sword often misrepresent it, intentionally or not. If we take a look at our constitution, the article Hartmann refers to is 7.1”. Wederom weet ik niet waar mevrouw Hermans dat gelezen heeft, maar ik heb het in mijn stuk nergens over de grondwet. Helemaal aan het eind van haar brief refereert ze uiteindelijk wel aan iets dat ik heb gezegd: “Hartmann asks whether this ‘is the direction we want to go in’. I for one am proud that I work in a place where students point out racist and sexist speech and the university takes note and action.” Opnieuw geeft ze geen antwoord op mijn vraag. Mag ik hieruit concluderen dat mevrouw Hermans de gewraakte uitlatingen inderdaad seksistisch en racistisch vindt? Waarom motiveert zij haar mening dan niet, net zoals ik dat heb gedaan in mijn stelling dat die uitspraken niet seksistisch en racistisch zijn? Een discussie moet toch plaatsvinden op basis van argumenten, en niet middels het ventileren van holle frasen en loze kreten? Is mevrouw Hermans trots dat ze werkt bij een universiteit die naar aanleiding van wat geblèr op sociale media een docent een zware disciplinaire maatregel oplegt? 


Daags na de Amerikaanse presidentsverkiezingen maakte mevrouw Hermans dankbaar gebruik van het door haar verguisde platform van Delta en van haar eigen interpretatie van de vrijheid van meningsuiting om Donald Trump gelijk te stellen aan Adolf Hitler. En ze doet nog een uitspraak van twijfelachtige allooi, namelijk dat de Tweede Wereldoorlog in Nederland best meeviel omdat de Duitsers ‘never came for white Dutch people’. Dus de gedeporteerde joden waren geen ‘white Dutch people’? Waar komt die bezeten gefixeerdheid op ‘witte mensen’ vandaan? Ook in een eerder interview met Delta tamboereerde mevrouw Hermans op die trommel: “Ik wil namelijk eens een geluid horen dat niet van witte mannen komt. Die hebben de wereld in de shit gedraaid, dus het is tijd voor anderen aan het roer.” Social Justice Warriors geven voortdurend af op ‘witte mannen’, getuige ook de eerder geciteerde reactie van Robbie van Leeuwen. Op de keper beschouwd zijn dit zuiver seksistische en racistische uitlatingen, want er wordt kwaad gesproken over mensen van een specifiek geslacht met verwijzing naar hun huidskleur.


Social Justice Warriors willen dat vrijheid van meningsuiting slechts is voorbehouden aan meningen die hen welgevallig zijn. In hun bekrompen en vertekende wereldbeeld staan zij als vanzelfsprekend aan de goede kant. Andere meningen zijn daarom per definitie slecht en moeten bestreden worden. Liefst niet in woord en debat, want dat vergt moeite en het talent om een mening helder te kunnen formuleren. Het is veel makkelijker om op sociale media (al dan niet anoniem) inflatoire krachttermen te schreeuwen – Seksisme! Racisme! Fascisme! – in de hoop dat de wereld daar op magische wijze beter van wordt. SJW kunnen zich niet verenigen met de beroemde (doch geparafraseerde) uitspraak van Voltaire: “Ik ben het niet eens met wat u zegt, maar ik zal uw recht om het te zeggen tot de dood toe verdedigen.” In plaats daarvan willen ze mensen met een afwijkende mening het zwijgen opleggen. Ook Delta wordt regelmatig verdacht gemaakt omdat Delta ruimte biedt aan meningen waar ze het niet mee eens zijn. Zo vraagt Tom Hilsee zich af: “why is this person given a platform?”, evenals Gillian de Nooijer: “bizar dat de TU Delft dit soort figuren een podium geeft.” Ik vind het prima hoor, dat snowflakes mij aanduiden met ‘dit soort figuren’. Het getuigt van weinig respect – een woord waar je tegenwoordig al helemaal niet meer mee aan hoeft te komen – maar het valt geheel en al binnen de vrijheid van meningsuiting, so be my guest. Waar ik wél een probleem mee heb, is dat mijn vrijheid van meningsuiting hier wordt betwist, en dat media die mijn mening publiceren verdacht worden gemaakt. De al eerder genoemde Zoë Robaey schreef dat ze Delta niet meer zou lezen “as long as you are a platform for discriminatory speech.” Als een mening je niet bevalt dan hang je er eenvoudigweg het label ‘discriminatoir’ aan, waarmee je een legitieme reden hebt geschapen om het medium dat die mening publiceerde niet meer hoeft te lezen. Doet dat pijn, jezelf zo voor de gek houden?


Hoop Dap13.jpg


Hoop


Toch gloort er een sprankje hoop. Ik zie sporadisch dat er nog weldenkende mensen binnen de TU-gemeenschap rondlopen die de wil, de moed en het talent hebben om zich luid en duidelijk uit te spreken. Hoewel ik er van overtuigd ben dat ook zij op eieren lopen – want voor je het weet ben je een racist, een seksist, een <vul hier uw favoriete ongefundeerde lasterlijke aantijging in> , en god weet wat je leidinggevende, je decaan, of het college van bestuur dan gaan doen – maken zij in niet misverstane bewoordingen kenbaar dat ze deze bullshit niet pikken. Ze zijn naar deze fantastische universiteit gekomen om iets te leren, en niet om een loopgravenoorlog te voeren tegen hun leermeesters over naar eigen believen verkeerd geïnterpreteerde uitspraken. Naar aanleiding van de brief van Felienne Hermans stonden er op Facebook drie reacties (waarvan twee van TU Delft studenten) die niets aan duidelijkheid te wensen overlaten:: “Free speech and relaxed manners are more important than complaintism and virtue signalling”, “all this does is serve to create a toxic, fear based organizational climate”, en “Go and be a social warrior somewhere else, I don’t pay you for this shit.


Two%20Tweets%20Dap20.jpg


Hierbij nomineer ik Joshua Carl Jones en Ines Anić voor de ‘TU Delft Vrijheid van Meningsuiting Trofee’, waarvan ik hoop dat het college van bestuur die snel wil instellen. Een oorkonde en een jaar lang gratis studeren, lijkt me een mooie beloning. Mijn hart bloeit op bij zo veel common sense, en mijn vertrouwen in een studentenpopulatie met gezond verstand, gevoel voor humor en de durf om zich uit te spreken, is hiermee enigszins hersteld. Ook heel verheugend is het uitstekend opiniestuk dat Sander Konijnenburg twee weken geleden in Delta publiceerde. Helaas kreeg hij op Facebook niet één enkele reactie, als je mijn eigen opmerking en de zeven ‘vind ik leuk’ duimpjes buiten beschouwing laat.


Jack Nicholson in OFotCN Dap17.jpg


Adieu!


Vanaf heden staak ik mijn verzet tegen het systeem in woord en in daad, en trek ik mij terug uit het publieke debat. Het zal even wennen zijn, en ik verwacht dat ik me aanvankelijk zal voelen zoals Jack Nicholson aan het eind van One Flew over the Cuckoo’s Nest. Ik hoop dat dit geen racistische film is, want er komt wel een indiaan in voor. Of seksistisch, want Jack probeert aan het eind Nurse Ratched te wurgen. Ik verwacht dat ik flinke onthoudingsverschijnselen zal ervaren, want na een verslaving van 14 jaar cold turkey gaan, is beslist geen sinecure. Mocht ik het ooit tot hoogleraar schoppen, en mocht het college van bestuur zich net zo ferm uitspreken voor de vrijheid van meningsuiting van TU-medewerkers als Carel Stolker dat in Leiden deed, dan bestaat de kans dat ik weer van me laat horen. Geniet in de tussentijd van mijn afwezigheid en van de weldadige stilte die zal intreden.


Ik heb gezegd.

Columnist Dap Hartmann

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

l.hartmann@tudelft.nl

Comments are closed.