Wetenschap

Kan de TU Delft nog werken met de olie-industrie?

De Delftse klimaatmissie maakt werken met de olie-industrie niet meer vanzelfsprekend. De afdeling geoscience and engineering (CiTG) beraadde zich en komt met een richtlijn.

De koersverlegging van fossiele naar duurzame energie voltrekt zich langzaam maar onomkeerbaar. (Foto: Justyna Botor)

Partnerschappen zijn niet voor eeuwig. Ruim tien jaar geleden tekenden Shell en TU Delft een meerjarige overeenkomst om samen als ‘preferred partners’ voor ruim 4 miljoen euro per jaar onderzoek te doen. Zes jaar later was het tij gekeerd en gingen studenten de straat op om hun ongemak te uiten over de invloed van Shell op de onderzoeksagenda. Delta-columnist Aldo Brinkman ergerde zich indertijd aan de vrolijke Shell kindercampagne: ‘olie maakt je leven mooi’.

Twee jaar geleden nam de TU Delft afstand van de wetenschappelijke neutraliteit en koos met haar klimaatmissie voor duurzame energie en aanpassing aan het veranderende klimaat. Dat maakte het partnership met de Shell minder vanzelfsprekend. Ondernemingsraadvoorzitter Menno Blaauw vroeg daarom aan het college van bestuur hoe het nu aankijkt tegen samenwerking met de olie- en gasindustrie. Blaauw stelde een publieke discussie voor. Die kwam er niet.

“Een publieke discussie is veel te ongenuanceerd” legt geoloog prof.dr. Giovanni Bertotti uit. Hij werkt bij de afdeling geoscience and engineering van de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen – de afdeling met de meeste samenwerkingen met de olie- en gasindustrie. Hij vond de vraag naar de moraliteit van onderzoeksamenwerkingen interessant en belangrijk genoeg om de discussie binnen de afdeling aan te zwengelen. “We volgden net als iedereen het (onderzoeks)geld en stelden ons daar weinig vragen over. Ik vond het belangrijk om die vragen te blijven stellen.”

Positiebepaling
Eind maart bracht de afdeling de uitkomst naar buiten op hun website. Samengevat is hun positie:

  1. De afdeling zet samenwerking met olie- en gasindustrie voort omdat het toegang biedt tot unieke data over de ondergrond 
  2. Samenwerkingen moeten kennis opleveren die bruikbaar is voor de energietransitie.

Hoe kwam de afdeling tot die uitkomst? Bij andere geologische instituten zag Bertotti onder druk van klimaatverandering een tweedeling ontstaan. Er zijn groepen die de banden met de olie- en gasindustrie verbreken, en andere die de samenwerking op een lager pitje voortzetten. Hij vond beide opstellingen onbevredigend en besloot eerst te achterhalen hoe de onderzoekers zelf denken over klimaatverandering en fossiele energie.

Vuile handen maken
Met hulp van Sabine Roeser (hoogleraar ethiek) en Behnam Taebi (hoogleraar energie- en klimaatethiek) van de faculteit Techniek, Bestuur en Management zette Bertotti drie workshops op. Met het stemkastje Kahoot! peilde hij de meningen van medeonderzoekers over klimaatverandering, de rol van de olie- en gasindustrie en de rol van de onderzoeker. “Daardoor kwam ik erachter hoe sterk mensen achter een bepaald idee staan. Dat was voor mij een belangrijk deel van het proces”, aldus Bertotti. Zo bleek dat praktisch iedereen ervan overtuigd was dat klimaatverandering reëel is, en dat de olie- en gasindustrie daar een rol in speelt.

Toch leidde dat niet tot de conclusie om samenwerking met de olie- en gasindustrie te verbreken. Waarom niet? “Het is een klassiek dilemma tussen zuiverheid en niets bereiken of vuile handen maken om dingen voor elkaar te krijgen”, zegt Bertotti. “Wij hebben voor dat laatste gekozen. In de toekomst zijn we voor de toepassing van geothermie of de opslag van waterstof aangewezen op gedetailleerde kennis van de diepe ondergrond – en daarover beschikken alleen de olie- en gasbedrijven. Als we de banden met die sector verbreken hebben we daar geen toegang meer toe. We besloten dus om niet langer het onderzoeksgeld te volgen, maar alleen aan een project te beginnen als dat ons kennis oplevert die we kunnen gebruiken voor de energietransitie.”

‘We hebben geen tribunaal hier’

In de praktijk betekent dat dat een onderzoeker een extra paragraaf schrijft over wat de kennis is die uit het voorgenomen project voortkomt en hoe die de energietransitie helpt. Stel dat de onderzoeker daar geen goed verhaal over heeft, vervalt dan de samenwerking? “Zover zijn we niet gekomen. We hebben geen tribunaal, of een ethische commissie. Wij willen onderzoekers onder druk zetten om uit te leggen wat ze doen en wat dat bijdraagt aan de energietransitie.”

Voor de partners in de olie- en gasindustrie is de transitieparagraaf geen belemmering, weet Bertotti. Ter illustratie vertelt hij over een onderzoek van Shell naar de opslag van waterstof in lege zoutcavernes (ondergrondse holtes van drie tot vijfhonderd meter groot). Het is een van de voorbeelden waarin de olie- en gasindustrie op zoek gaat naar een rol in een duurzame energievoorziening. “Het is een grijs gebied”, vindt Bertotti. “Maar als de hydrocarbon industrie aan energietransitieprojecten werkt, waarom zouden wij daar dan niet aan bijdragen met onze kennis?”

Zelfs onderzoek naar verbeterde oliewinningstechnieken kan onder de nieuwe gedragslijn gewoon doorgaan. Een collega-hoogleraar wilde bijdragen aan diepe offshore olieboringen voor de kust van Brazilië met daaraan gekoppeld een CO2-opslag-project. Op advies van Bertotti vermeldt de transitieparagraaf nu dat de kennis over de interactie tussen CO2 en gesteenten relevant zijn voor de toepassing van geothermie in Nederland. “Theoretische kennis heeft altijd meer toepassingen”, licht Bertotti toe. “We gaan ons niet bezighouden met de planning van boorgaten.”

Bertotti roept onderzoekers op om projecten waaraan ze werken, en met wie, te vermelden op een persoonlijke webpagina. Het is een openheid van onderzoek die tot nu toe niet gebruikelijk is, maar die hij zou toejuichen. “Ik denk dat je als afdeling moet kunnen uitleggen wat je doet. Twintig, dertig jaar geleden was dat geen punt, maar nu wel.” (Tekst gaat verder onder de grafiek)

De onderzoeksfinanciering van de afdeling Geoscience and Engineering is in de afgelopen vijf jaar minder afhankelijk geworden van contractonderzoek. (Gegevens: CiTG, Grafiek: Localfocus)

Olietanker
De koersverlegging van fossiele naar duurzame energie voltrekt zich langzaam maar onomkeerbaar. Als een olietanker, om een slechte metafoor te gebruiken. Binnen de afdeling geoscience and engineering is dat te zien aan de onderzoeksfinanciering tussen 2015 en 2020. Het totale budget daalde met ruim 13 procent terwijl daarbinnen het aandeel contractresearch (met olie- en gasindustrie) daalde van 57 naar 37 procent, en het percentage van onderzoeksbeurzen (tweede geldstroom) verdubbelde van 9 naar 18 procent.
Ook binnen de olie- en gasindustrie ziet Bertotti een koerswijziging. “De industrie ligt niet wakker van wat Mark Rutte zegt, of een professor. Maar toen het Noorse pensioenfonds
bekendmaakte zich uit de fossiele industrie terug te willen trekken, werd het een ander verhaal. Politieke druk van buiten kwam naar binnen via de aandeelhouders die een waardedaling vreesden. Zo werkt dat.”

Giovanni Bertotti: “We volgden net als iedereen het onderzoeksgeld en stelden ons daar weinig vragen over.” (Foto: Jos Wassink) 

Voor zover Bertotti weet, was dit de eerste keer dat onderzoekers zelf discussieerden over de moraliteit van hun onderzoek. “We kunnen hiermee een voorbeeld zijn voor andere faculteiten en universiteiten.” Zelf zet hij bijvoorbeeld vraagtekens bij onderzoek naar woningen op Mars (we kunnen beter de aarde redden), radaronderzoek met China (misbruik ligt voor de hand), of luchtvaartonderzoek (we kunnen beter de trein nemen). Tegelijkertijd is de professor een fervent verdediger van de academische vrijheid van onderzoek: “De universiteit moet tien, twintig jaar vooruitkijken. Als we alleen doen wat de maatschappij nu van ons verlangt dan komen we daar niet meer aan toe. Academische vrijheid is een heel belangrijke waarde.”

Wetenschapsredacteur Jos Wassink

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

j.w.wassink@tudelft.nl

Comments are closed.