Wetenschap
Interview: Peter Gill

‘Europa moet beter inspelen op verschuivingen in de wereld’

Peter Gill, China-adviseur aan de TU Delft, schreef het boek West meets East. Hierin vergelijkt hij China, Taiwan en Singapore met achtereenvolgens Duitsland, Nederland en Denemarken.

(Beeld: Marjolein van der Veldt)

De informatiedichtheid van het boek is hoog: elke alinea zit bomvol bondig beschreven research. In slechts 208 pagina’s laat Peter Gill allerlei sociologische en culturele kwesties de revue passeren, maar gaat hij ook diep in op onderwerpen als voedselveiligheid, halfgeleiders, de energietransitie en kunstmatige intelligentie. Waarom schreef hij dit boek en waarom juist nu?

Je hebt voor je boek door Singapore, Taiwan en China gereisd. Wat leverde dat op?

“Ik kende de culturen van dichtbij omdat ik in al deze gebieden heb gewerkt. Omdat ik Mandarijn-Chinees spreek, heb ik veel met locals kunnen praten en leerde ik hun kijk op dingen kennen. De reis heb ik daarom met name gebruikt om mijn boek in het laatste stadium te finetunen. Medewerkers op ambassades en consulaten dachten mee, ik brainstormde er met jongeren. Ik leerde vooral dat ik het boek persoonlijker moest maken. Daarom heb ik op het einde nog the making of West meets East geschreven.”

Over de making of gesproken: hoe lang heb je over het boek gedaan?

“Op papier zo’n twee jaar, maar mijn oudste dochter zei al: ‘pap, je moet niet zeggen dat je er maar twee jaar over hebt gedaan’. Praktisch al mijn vrije tijd is er in gaan zitten. Ik stond weekenden lang om 5 uur op om te schrijven en ik heb al mijn opgespaarde vakantiedagen ervoor gebruikt. Als ik alle uren bij elkaar optel, kom ik aan minimaal een jaar fulltime onderzoek en schrijven.”

 

China speelt een grote rol in het boek, maar er zijn zoveel boeken over China. Wat voegt jouw boek toe?

“Hier ga ik andermans woorden lenen. Ik heb West meets East laatst aangeboden aan rector magnificus Tim van der Hagen. Dat was een leuk gesprek en hij was erg enthousiast. Zo’n boek was er nog niet, zei hij. Ik denk dat hij het daarmee precies goed zegt. Een boek dat zes samenlevingen op een vergelijkende manier naast elkaar zet, is uniek. Want naast China, gaat het natuurlijk ook over Singapore, Taiwan, Denemarken, Duitsland en Nederland.”

Waarom vergelijk je juist déze zes landen met elkaar?

“Het begon als een boek over de drie samenlevingen waar Mandarijn een officiële taal is. Het was denk ik de ingenieur in mij die het comparative wilde maken. Al die landen vertonen interessante paralellen. Nederland en Taiwan delen vier eeuwen geschiedenis en hebben beide een leidende positie op het gebied van halfgeleiders. Philips stond zelfs aan de wieg van de Taiwanese chipfabrikant TSMC. Denemarken wilde ik graag in het boek hebben omdat daar veel gebeurt op het gebied van energie. Wat bleek? De omvang van de economie en bevolking van Denemarken is vrijwel gelijk aan die van Singapore. Duitsland en China zet ik naast elkaar omdat ze beide de grootste economieën vormen op hun continent. Bij die twee zoom ik specifiek in op de auto-industrie. Duitsland is nog steeds marktleider in Europa, maar je ziet de boel gaandeweg verschuiven. Zo was China in 2022 goed voor 60 procent van de wereldwijde verkoop van elektrische auto’s. Ik vond het belangrijk dat in cijfers te laten zien en op die manier de harde feiten te geven.”

‘Europa is net een museum, zei de Singaporese bankier’

Wil je met je boek de verschuiving van west naar oost inzichtelijk maken?

“Ja. Want in Europa heerst altijd nog een kennistekort over de verschuiving van het wereldtoneel richting (Zuid)oost-Azië. We vormen als westerlingen slechts 11 procent van de wereldbevolking en de omvang van onze economieën is beperkt, maar we doen nog steeds alsof we centraal staan. Terwijl ze in landen als Singapore Europa juist een achterhaald zooitje vinden. Tijdens mijn reis sprak ik een Singaporese bankier die dagelijks trade flows ziet. “Europa is net een museum, man”, zei hij. “Jullie hebben geen energie, geen goederen en alle technologie komt uit China.” Dus een andere belangrijke boodschap is: Europa, word wakker en ga politiek en economisch inspelen op deze verschuiving.”

Dat doet de Europese Unie toch al, bijvoorbeeld met strategieën gericht op China?

“Ja, maar nu ligt de nadruk op decoupling. Onze deuren sluiten en het wordt weer ieder voor zich. Terwijl je in allerlei rapporten leest dat onze supply chains zo innig verweven zijn dat je je eigen glazen ingooit met zo’n strategie. Mijn boodschap is juist dat we elkaar nodig hebben, vooral voor de energietransitie. Of je het leuk vindt of niet, China heeft allerlei langetermijnplannen en die gaan ze uitvoeren ook. Zo wil het land in 2035 een volwaardige waterstofenergie-industrie hebben. En het heeft – in lijn met de eigen plannen – de afgelopen jaren zoveel geïnnoveerd met zonnepanelen dat de wereld in 2025 bijna volledig afhankelijk is van China voor zonnepanelenproductie.”

 

Een infographic uit het boek van Gill. (Afbeelding: Peter’s Perspective)

Moeten we in Europa meer op de lange termijn te werk gaan?

“Dat denk ik wel. Ik was verheugd toen we in 2022 een staatssecretaris van Mijnbouw kregen, maar verbaasd toen zijn voornaamste taak het Groninger gasveld werd. Waarom kijkt hij niet verder vooruit? Nederland is pas recent begonnen met een verkenning kritieke grondstoffen. Daar zijn we 20 jaar te laat mee. Toen ik in 1993 in China was, kwam ik al mensen uit Afrikaanse landen tegen die vloeiend Mandarijn spraken omdat ze een studiebeurs hadden gekregen. Mede daardoor heeft China nu kobaltmijnen in Congo, zoals bijvoorbeeld de Fransen in Niger uraniummijnen hebben. Verder is China door de jaren heen de grootste producent van een aantal kritieke grondstoffen geworden. China maakt rustig plannen met een uitvoeringstermijn van 50 jaar terwijl we in Nederland al moeite hebben met 10 jaar vooruit kijken. Daarnaast denk ik dat industriepolitiek enorm belangrijk is. Taiwan, Singapore én China hebben hun huidige sterke economische positie allemaal te danken aan hun industriepolitiek.”

In die landen ging of gaat industriepolitiek hand in hand met een autoritaire bestuursvorm. Hoe moet ik dat in Nederland voor me zien?

“Kijk, ik heb ook niet alle antwoorden. Maar ik zie wel waar het beter kan. Industriepolitiek kunnen we combineren met een langetermijnvisie en uitvoeren volgens onze eigen normen en waarden. Dus: concretiseren waar we over 30 jaar willen staan en welke sectoren of bedrijven daarvoor belangrijk zijn. Als we naar een CO2-neutrale samenleving willen, zijn we er niet met een aantal windparken. Die zijn namelijk binnen 25 jaar afgeschreven. Dus wat gaan we doen en vooral: waar halen we die materialen vandaan?”

 

Aan het boek werkten ook studenten mee. Wie waren dat aan de TU Delft?

“Dat was masterstudent David Haasnoot die voor mij een temperatuurstudie deed en klimaatverandering in beeld bracht. Op het allerlaatst heb ik een hoofdstuk toegevoegd over voedselkwesties, met hulp van studenten van Wageningen University & Research. Verder had ik bel- en videogesprekken met allerlei mensen. Met de maker van de infographics Raoul bijvoorbeeld. Maar ook met mensen als Nout Wellink, die toezichthouder was in het bestuur van Bank of China, en China-onderzoeker Frans-Paul van der Putten. Mijn dochter Michelle maakte een marketingplan en las mee met wat ik schreef. Ik heb een LinkedIn-post gemaakt waarin ik iedereen noem.”

Je schrijft dat jouw boek voor millennials en GenZ is bedoeld. Waarom juist deze leeftijdsgroepen?

“Omdat zij nog echt open staan voor hoe de wereld verandert en interesse hebben in de ander. Ik hoop dat op die manier twintigers en dertigers uit zowel west als east inzien dat we veel van elkaar kunnen leren. De langetermijnvisie die in landen als China heerst is bijvoorbeeld leerzaam voor het westen. Bij mijn generatie, generatie X, bespeur ik die openheid en nieuwsgierigheid minder. Mijn leeftijdsgenoten zijn vooral bezig met vooruitkijken naar hun pensioen of het rustiger aan doen. Een mooie bijkomstigheid is dat millennials en Gen Z de beleidsmakers van de toekomst zijn of worden. Hopelijk zorgen die generaties ook voor meer ingenieurs in politiek en beleid. Ik denk dat Nederland daar enorm bij gebaat is.”

Peter Gill is sinds 2019 beleidsadviseur China aan de TU Delft. In die hoedanigheid ontwikkelde hij onder meer de Partnering Tools, een hulpmiddel voor wetenschappers om te bepalen of en hoe zij een samenwerking met een internationale collega kunnen aangaan. Voordat hij naar de TU kwam, werkte hij bij uiteenlopende bedrijven in Nederland, China en Taiwan Tijdens zijn master Werktuigbouwkunde aan de TU Delft in de jaren negentig studeerde hij Sinologie aan de Universiteit Leiden, na zijn studie in Delft haalde bij zijn Bachelor Bedrijfseconomie.

Nieuwsredacteur Annebelle de Bruijn

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

a.m.debruijn@tudelft.nl

Comments are closed.