Opinie

Zonder geld faalt ook Hermans wetenschapsbeleid

De universiteiten zijn druk bezig aanstormend onderzoekstalent te zoeken voor de ‘vernieuwingsimpuls’ van minister Hermans. Niet de toppers van nu, maar die van morgen krijgen kansen.

Maar hoezeer zijn beleid ook verschilt van dat van zijn voorganger, ook voor Hermans dreigt een volledige mislukking.

De mooiste gebeurtenis in de Nederlandse wetenschap van de afgelopen tijd was uiteraard de Nobelprijs voor de Utrechtse fysici Martin Veltman en Gerard ’t Hooft. Niet alleen vanwege de eer en roem die op ‘ons land’ afstraalde, maar ook omdat de reacties op die prijs zo mooi lieten zien hoe de Nederlandse wetenschap ervoor staat.

De hoogwaardigheidsbekleders waren er als de kippen bij om zich de prijs als het ware toe te eigenen. ,,De Nederlandse wetenschap heeft een hoog niveau”, zei minister Hermans meteen. ,,Deze Nobelprijs bewijst dat.”

Wetenschappers plaatsten direct een kanttekening. De prijs beloont onderzoek van dertig jaar geleden en bewijst dus vooral dat het onderzoeksklimaat in Nederland destijds goed was. ,,Maar”, zei voorzitter Van Duinen van onderzoeksorganisatie NWO, ,,sindsdien is dat klimaat door voortdurende bezuinigingen slechts killer en killer geworden.”

,,’t Hooft is een geweldige ambassadeur voor de Nederlandse wetenschap”, verklaarde prof.dr. Hans van Himbergen, decaan van de Utrechtse natuurkunde-faculteit, waar ’t Hooft werkt. ,,Maar dan moet hij wel kunnen uitdragen dat Nederland goed voor hem gezorgd heeft.”

Maar ambassadeur voor wat eigenlijk? Want zo gunstig is het onderzoeksklimaat in Nederland niet meer. Een paar weken voordat ’t Hooft zijn prijs kreeg, vertrok een veelbelovende collega uit zijn vakgroep naar Princeton, Verenigde Staten. Deze Erik Verlinde was met zijn 38 jaar al een topper op het gebied van de stringtheorie, en de faculteit had er alles aan gedaan hem te behouden.

Tevergeefs. ,,Voor strings is Princeton nu eenmaal het walhalla”, zei Van Himbergen in het Utrechts Universiteitsblad. ,,Dat wij die competitie niet aankunnen, daar hoeven we ons niet voor te schamen.”
Toppen

Nederland is te klein voor de wetenschappelijke top. Die conclusie had Piet Zandbergen al eerder getrokken. ,,Kleine landen zetten van nature niet in op pieken, maar op hoog scoren in de breedte”, zei hij vorig jaar bij zijn vertrek als president van de wetenschappelijke academie KNAW.

Zonder veel omhaal diskwalificeerde Zandbergen zo negen jaar wetenschapsbeleid. Want het creëren van toppen was de kern van wat de vorige minister, Ritzen, wilde bereiken. De kwaliteit van het Nederlandse onderzoek is goed, werd Ritzen niet moe te herhalen, maar er moeten ’toppen op de hoogvlakte’ komen.

Ritzens eerste poging om toppen zichtbaar te maken was het opzettenvan onderzoekscholen. Daarvan moesten er ongeveer tien komen, bedacht de minister begin jaren negentig. Maar Ritzens aanzet kreeg een eigen dynamiek. Uiteindelijk kwamen er meer dan honderd scholen – en lang niet al dat onderzoek verdient het predikaat ’top’.

Aan het slot van zijn regeerperiode deed Ritzen daarom nog een poging, met de zogeheten ‘dieptestrategie’. Die hield in dat onderzoeksorganisatie NWO zo’n tien toponderzoekscholen moest selecteren. Die zouden tientallen miljoenen per school extra krijgen – geld dat ingehouden zou worden op de reguliere universitaire onderzoeksbudgetten.

In het voorjaar van 1998 werden de eerste zes topscholen aangewezen. Maar tot woede van velen vielen de alfa- en gamma-wetenschappen volledig buiten de boot. Even opmerkelijk was dat alle zes scholen onderzoek verrichten waarbij toepassingen door het bedrijfsleven binnen bereik liggen.
Landkaart

Inmiddels waait er een andere wind door het wetenschapsbeleid van de overheid. Niet het ontbreken van toppen-van-nu is het manco van de Nederlandse wetenschap, zo heeft Ritzens opvolger Hermans ontdekt. Wat eraan schort, is dat er in Nederland geen klimaat is waar veelbelovende onderzoekers gekoesterd worden als de toppers-van-morgen.

Het op de erkende top gerichte beleid van zijn voorganger heeft Hermans dan ook resoluut gestopt. In plaats daarvan heeft hij de ‘vernieuwingsimpuls’ opgezet, een fonds dat de komende jaren moet uitgroeien tot minstens 75 miljoen gulden. Met dat geld kunnen 130 ‘aanstormende talenten’ aan de slag die worden geselecteerd op hun ‘onorthodoxe en dwarse’ ideeën.

Hermans weet ook wel dat een vernieuwingsimpuls van 75 miljoen bij lange na niet genoeg is om jongeren perspectief te bieden. De universiteiten zelf moeten hun loopbaanbeleid onder de loep nemen, vindt hij. Hij heeft een soort denktank opgezet die daarover ideeën moet verzamelen. Eén idee hebben de universiteiten alvast op eigen houtje bedacht: er is veel geld nodig.

Maar zelfs als de overheid nu geld vrijmaakt, is niet te voorkomen dat Nederland op wetenschapsgebied de komende jaren gaat achterlopen, waarschuwen clubs als NWO en KNAW. In de wetenschap gaat het nu eenmaal over termijnen van vijf tot tien jaar. Nu scoort het Nederlandse onderzoek nog goed, maar door de teruggelopen investeringen van de afgelopen tijd is een terugval niet te vermijden.

Als hij niet uitkijkt, deelt Hermans straks het treurige lot van zijn voorganger. Ritzens wetenschapsbeleid is volledig mislukt. Hermans’ analyse van de stand van de Nederlandse wetenschap snijdt weliswaar veel meer hout, maar als het hem niet lukt snel veel geld los te krijgen van het kabinet, maakt dat voor het resultaat weinig uit.

De universiteiten zijn druk bezig aanstormend onderzoekstalent te zoeken voor de ‘vernieuwingsimpuls’ van minister Hermans. Niet de toppers van nu, maar die van morgen krijgen kansen. Maar hoezeer zijn beleid ook verschilt van dat van zijn voorganger, ook voor Hermans dreigt een volledige mislukking.

De mooiste gebeurtenis in de Nederlandse wetenschap van de afgelopen tijd was uiteraard de Nobelprijs voor de Utrechtse fysici Martin Veltman en Gerard ’t Hooft. Niet alleen vanwege de eer en roem die op ‘ons land’ afstraalde, maar ook omdat de reacties op die prijs zo mooi lieten zien hoe de Nederlandse wetenschap ervoor staat.

De hoogwaardigheidsbekleders waren er als de kippen bij om zich de prijs als het ware toe te eigenen. ,,De Nederlandse wetenschap heeft een hoog niveau”, zei minister Hermans meteen. ,,Deze Nobelprijs bewijst dat.”

Wetenschappers plaatsten direct een kanttekening. De prijs beloont onderzoek van dertig jaar geleden en bewijst dus vooral dat het onderzoeksklimaat in Nederland destijds goed was. ,,Maar”, zei voorzitter Van Duinen van onderzoeksorganisatie NWO, ,,sindsdien is dat klimaat door voortdurende bezuinigingen slechts killer en killer geworden.”

,,’t Hooft is een geweldige ambassadeur voor de Nederlandse wetenschap”, verklaarde prof.dr. Hans van Himbergen, decaan van de Utrechtse natuurkunde-faculteit, waar ’t Hooft werkt. ,,Maar dan moet hij wel kunnen uitdragen dat Nederland goed voor hem gezorgd heeft.”

Maar ambassadeur voor wat eigenlijk? Want zo gunstig is het onderzoeksklimaat in Nederland niet meer. Een paar weken voordat ’t Hooft zijn prijs kreeg, vertrok een veelbelovende collega uit zijn vakgroep naar Princeton, Verenigde Staten. Deze Erik Verlinde was met zijn 38 jaar al een topper op het gebied van de stringtheorie, en de faculteit had er alles aan gedaan hem te behouden.

Tevergeefs. ,,Voor strings is Princeton nu eenmaal het walhalla”, zei Van Himbergen in het Utrechts Universiteitsblad. ,,Dat wij die competitie niet aankunnen, daar hoeven we ons niet voor te schamen.”
Toppen

Nederland is te klein voor de wetenschappelijke top. Die conclusie had Piet Zandbergen al eerder getrokken. ,,Kleine landen zetten van nature niet in op pieken, maar op hoog scoren in de breedte”, zei hij vorig jaar bij zijn vertrek als president van de wetenschappelijke academie KNAW.

Zonder veel omhaal diskwalificeerde Zandbergen zo negen jaar wetenschapsbeleid. Want het creëren van toppen was de kern van wat de vorige minister, Ritzen, wilde bereiken. De kwaliteit van het Nederlandse onderzoek is goed, werd Ritzen niet moe te herhalen, maar er moeten ’toppen op de hoogvlakte’ komen.

Ritzens eerste poging om toppen zichtbaar te maken was het opzettenvan onderzoekscholen. Daarvan moesten er ongeveer tien komen, bedacht de minister begin jaren negentig. Maar Ritzens aanzet kreeg een eigen dynamiek. Uiteindelijk kwamen er meer dan honderd scholen – en lang niet al dat onderzoek verdient het predikaat ’top’.

Aan het slot van zijn regeerperiode deed Ritzen daarom nog een poging, met de zogeheten ‘dieptestrategie’. Die hield in dat onderzoeksorganisatie NWO zo’n tien toponderzoekscholen moest selecteren. Die zouden tientallen miljoenen per school extra krijgen – geld dat ingehouden zou worden op de reguliere universitaire onderzoeksbudgetten.

In het voorjaar van 1998 werden de eerste zes topscholen aangewezen. Maar tot woede van velen vielen de alfa- en gamma-wetenschappen volledig buiten de boot. Even opmerkelijk was dat alle zes scholen onderzoek verrichten waarbij toepassingen door het bedrijfsleven binnen bereik liggen.
Landkaart

Inmiddels waait er een andere wind door het wetenschapsbeleid van de overheid. Niet het ontbreken van toppen-van-nu is het manco van de Nederlandse wetenschap, zo heeft Ritzens opvolger Hermans ontdekt. Wat eraan schort, is dat er in Nederland geen klimaat is waar veelbelovende onderzoekers gekoesterd worden als de toppers-van-morgen.

Het op de erkende top gerichte beleid van zijn voorganger heeft Hermans dan ook resoluut gestopt. In plaats daarvan heeft hij de ‘vernieuwingsimpuls’ opgezet, een fonds dat de komende jaren moet uitgroeien tot minstens 75 miljoen gulden. Met dat geld kunnen 130 ‘aanstormende talenten’ aan de slag die worden geselecteerd op hun ‘onorthodoxe en dwarse’ ideeën.

Hermans weet ook wel dat een vernieuwingsimpuls van 75 miljoen bij lange na niet genoeg is om jongeren perspectief te bieden. De universiteiten zelf moeten hun loopbaanbeleid onder de loep nemen, vindt hij. Hij heeft een soort denktank opgezet die daarover ideeën moet verzamelen. Eén idee hebben de universiteiten alvast op eigen houtje bedacht: er is veel geld nodig.

Maar zelfs als de overheid nu geld vrijmaakt, is niet te voorkomen dat Nederland op wetenschapsgebied de komende jaren gaat achterlopen, waarschuwen clubs als NWO en KNAW. In de wetenschap gaat het nu eenmaal over termijnen van vijf tot tien jaar. Nu scoort het Nederlandse onderzoek nog goed, maar door de teruggelopen investeringen van de afgelopen tijd is een terugval niet te vermijden.

Als hij niet uitkijkt, deelt Hermans straks het treurige lot van zijn voorganger. Ritzens wetenschapsbeleid is volledig mislukt. Hermans’ analyse van de stand van de Nederlandse wetenschap snijdt weliswaar veel meer hout, maar als het hem niet lukt snel veel geld los te krijgen van het kabinet, maakt dat voor het resultaat weinig uit.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.