Campus

‘Zeker vier keer zo erg als afstuderen’

Wie wil promoveren, moet pijn lijden. ,,Bij de promotie van een vriendin was ik net zo zenuwachtig als zij zelf.’

‘ De ‘laatste’ dagen van promovendus Gerard de Wit.

De meeste van de 365 dagen van het jaar zijn niet meer dan anonieme punten op een rechte lijn. Sommigen lichten kortstondig op, een enkele heeft een blijvende betekenis. Sinds afgelopen zomer staat het leven van Gerard de Wit (28, natuurkunde) in het teken van donderdag 6 november, een datum die tot zijn dood in zijn geheugen staat gegrift. ,,Een vreemd gevoel. Eigenlijk de afsluiting van iets waar je je hele leven mee bezig bent geweest.”

Het is half twaalf, de dag van de promotie. ,,Om zes uur was ik vanmorgen wakker. Toen kon ik niet meer slapen”, vertelt hij. De Wit komt net van de faculteit waar hij zaal en toebehoren aan een laatste inspectie onderworpen heeft. Samen met de twee paranimfen, zijn dubbele steun en toeverlaat tijdens deze dag, stapt hij de winkel van ‘kledingverhuurder’ Kloeg binnen. Ook het Amerikaanse lid van de promotiecommissie dr. Rob Webb is aanwezig om ‘aangekleed’ te worden. Eerder zijn de maten van de heren reeds opgenomen – ‘passen’, zoals Kloeg dat noemt.

Kloeg neemt de tijd om de mannen een voor een in het rokkostuum te hijsen, en geeft een korte gebruiksaanwijzing: ,,Mochten ze foto’s maken, dan moet je dit even recht doen… Het is gebruikelijk dat je het na de receptie uittrekt.” Onderwijl probeert het gezelschap over de lichte zenuwen heen te babbelen. Bijvoorbeeld over de in Delft in onbruik rakende gewoonte twee goede vrienden tot paranimfen (zeg maar ceremoniemeesters) te benoemen.

Allen krijgen van Kloeg een tas mee waarin het rokkostuum opgeborgen dient te worden. Webb krijgt nog een kort lesje in de mores: ,,Knoop dicht als u in de processie loopt. Daarna weer los.”

Er blijkt een plaats te weinig in de auto. De Wit gaat graag lopen; nog even tot zichzelf komen voor het grote moment. Op naar de Kronigzaal bij Natuurkunde waar de promotie plaats zal vinden. Een zeldzame uitzondering, want promoties geschieden altijd in de Senaatszaal van de Aula. Een dubbele boeking in de agenda van de pedel, veel telefoonverkeer en oplopende emoties, resulteerden uiteindelijk in deze unieke afwijking van het heilige reglement onder het motto ‘nood breekt wet’.
Familiefeestje

Tegen enen staat voor de Kronigzaal veel familie te wachten. De Wits zusje hanteert de videocamera. De beide paranimfen maken zich boos op commissievoorzitter (plaatsvervanger van de rector) prof.dr.ir. H.J. Frankena. Voor de familieleden hadden zij op iedere stoel een A4-tje gelegd met uitleg over de gang der dingen deze middag. Met een ‘het is geen familiefeestje’ heeft Frankena dit weer verwijderd. ,,Er zijn allemaaloudtantes die nog nooit een promotie hebben meegemaakt”, zegt paranimf Vincent Spiering. ,,Het praatje vooraf is informeel. Daar heeft Frankena niets mee te maken.”

De paranimfen overleggen met het Natuurkunde-personeel over de apparatuur die nodig is voor het praatje, en heten welkom: ,,Wil de familie zo veel mogelijk vooraan gaan zitten, de vakgroepsleden zo veel mogelijk achteraan.” Ook het glaasje water voor de spreker wordt niet vergeten.

Vijf over één, De Wit loopt naar voren om zijn gehoor uit te leggen waar hij de afgelopen vier jaar mee bezig is geweest. Hij promoveert op een onderwerp dat tot de verbeelding spreekt: virtual reality. Normaal projecteert een lens in de ‘helm’ het beeld van een LCD-display op het netvlies. Dit geeft problemen, bijvoorbeeld een slechte resolutie. De Wit gebruikt daarom een ‘heel andere techniek’. Geen lens, geen display: laserdiodes stralen de virtuele werkelijkheid direct in het oog. ,,Het netvlies is het eerste scherm waar het beeld op verschijnt.”

Het is een enigszins revolutionaire vinding. Alleen in de Verenigde Staten is een commercieel bedrijf met hetzelfde bezig. De ontwikkeling verkeert natuurlijk nog in een beginstadium, maar: ,,Als het goed is uitgewerkt zou het in principe een doorbraak kunnen zijn.” Reden voor de Volkskrant om er in de wetenschapsbijlage aandacht aan te schenken.

De Wit laat zijn toehoorders ook nog even in de praktijk zien hoe een laserstraal wordt gescand. Om het praatje wat te verluchtigen blaast hij ‘per ongeluk’ een condensator op. Het knalletje en het rookwolkje verbleken bij het ingestudeerde alarm dat de paranimfen slaken.

Het praatje zit erop. De Wit gaat zitten. Het lange wachten breekt aan. Bijna een kwartier. Geroezemoes in de zaal. Af en toe iemand die opstaat om een fotootje te maken. De Wit peinst in stilte voor zich uit, terwijl de laatste minuten wegtikken.
Conferenties

Gerard de Wit groeide op in het oosten des lands. Een vriendelijke, wat teruggetrokken jongen, omschrijft zijn moeder hem. ,,Met een actieve en innemende manier van optreden”, volgens zijn promotor prof.dr.ir. J.J.M. Braat. Hij ging natuurkunde studeren in Twente, en wist tijdens zijn studie al dat hij aio wilde worden. ,,Ik zag het als een logisch gevolg. Misschien dat meespeelde dat veel mensen die ik kende ook aio werden.”

De Wit ging op zoek naar een goede optica-vakgroep, vond die in Delft en solliciteerde op een aio-plaats. ‘Positieve’ discriminatie was zijn lot. Ondanks gelijkwaardige geschiktheid kreeg zijn huidige kamergenote, die over enkele weken promoveert, voorrang. Maar de vakgroep vroeg en kreeg een extra oio-plaats (onderzoeker in opleiding) van NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek) en De Wit kon alsnog aantreden. Het is najaar 1993.

,,Een oio krijgt zijn geld uit een ander potje”, licht hij toe. ,,Verder is het vrijwel hetzelfde als aio. Al moet je eens per jaar een rapportje opsturen; in mijn geval naar de Stichting Technische Wetenschappen. En komen geïnteresseerde bedrijven zo nu en dan eens kijken hoe het gaat.”

,,Het eerste jaar moet je een beetje zwemmen. Je probeert derichting van het project aan te geven, en bakent het af.” Vrij ongebruikelijk voor promovendi is dat De Wit tweemaal drie maanden op stage ging. ,,Dat kan ik iedere aio aanraden.” De beruchte onderwijstaken van de aio, bij Natuurkunde voornamelijk bestaand uit het begeleiden van practica, plande hij volledig in zijn tweede jaar. ,,Dan ben je er in een keer van af. Geen enkele aio vindt zoiets leuk, het is niet stimulerend. Zelf heb ik het vrij relaxed ondergaan. Zo van: dit moet nou eenmaal. Een van de mooiste dingen van het aio-schap zijn de conferenties, die je zo nu en dan bezoekt. Een soort bonus voor het lage salaris.”

Januari dit jaar begon De Wit met het schrijven van zijn proefschrift. ,,Je hebt een aantal papers geschreven die als goede ondergrond dienen voor het proefschrift.” In september was hij klaar. ,,Tussendoor doe je ook nog wat onderzoek. Als je aan het schrijven bent, merk je: daar moet ik nog wat aan doen.”
Drukker

Het is maandagmiddag, drie dagen voor de grote dag. De Wit zit op zijn kamertje bij Natuurkunde, lezend in zijn eigen proefschrift. Peinzend over mogelijke vragen van de promotiecommissie. Twee A4-tjes met aantekeningen zijn het resultaat. Hij legt de laatste hand aan een laatste sheet en bereidt het ‘praatje voor de familie’ voor. ,,Op zich heb ik het nu niet druk meer.”

Een schril contrast met de laatste maanden. Nachtwerk om het proefschrift op tijd klaar te hebben, tussendoor heel veel geregel. ,,Het is zeker vier keer zo erg als afstuderen.” De promotiecommissie, de datum, de zaal, de drukker, de kleding, de borrel, het feest. Zelfs ’s nachts liet het ‘randgebeuren rond de promotie’ De Wit niet los. ,,Ik droomde dat ik tijdens de promotie vergeten was zo’n pak aan te doen.”

,,Eigenlijk promoveer je drie keer”, vindt hij. ,,Vijftien weken voor de promotie moet het concept klaar zijn. Het was hard werken om dat te halen. Het concept gaat naar alle commissieleden, en zij beoordelen vervolgens of je mag promoveren.” Commissieleden die de promovendus zelf soms nauwelijks kent. De Wit koos er een aantal; zijn promotor en begeleider Braat completeerde de lijst van acht. ,,Sommige hoogleraren zitten hier op de gang. Je brengt ze het boekje, en schudt ze gelijk even de hand. Maar het is goed mogelijk dat je een commissielid nooit gesproken hebt voor de promotie.”

De ’tweede promotie’ vormt de deadline van de drukker. ,,De hele nacht heb ik door zitten werken samen met mijn vriendin om het op tijd klaar te hebben. Op weg naar de drukker kwam ik erachter dat de paginanummers niet klopten. Dus weer terug.” Maar het proefschrift lag op tijd bij de drukker. De Wit, met een lichte ergernis in zijn stem: ,,Drie weken later belde de drukker dat hij de kaft nog niet had. Ze bleken nog niet eens begonnen te zijn.”
Pedel

De tekst leverde De Wit gewoon op A4 aan, de foto’s digitaal. Na verloop van tijd kreeg hij de drukproeven, alleen van deplaatjes. ,,De tekst gaat sowieso goed, zei de drukker.” En zo arriveerden enkele weken geleden de dozen met ‘boekjes’ bij De Wit. ,,Ik was er niet over te spreken. Er zat een vieze rand op een paar bladzijden. Maar je moet het wel aannemen, want die boekjes moeten weg. De macht van de drukker. Het schijnt dat er met drukkers altijd problemen zijn.”

Honderden ‘boekjes’ staan nog op zijn kamer bij Natuurkunde. ,,Ik had er driehonderd besteld, vierduizend gulden. Ik had het zo druk dat ik niet echt had kunnen tellen hoeveel ik er nodig had. Er moeten er twintig naar de bibliotheek. Verder de vakgroep, de familie, alle contacten, vier naar de pedel. Volgens de drukker was driehonderd zelfs onder het gemiddelde.”

In het proefschrift bevindt zich natuurlijk een velletje met de stellingen. ,,De afgelopen jaren schoten ideeën me vaak te binnen als ik op de fiets zat. Thuis schreef ik ze op. Officieel moeten ze zijdelings of helemaal niet met het onderwerp te maken hebben. Aan het eind komen de flopstellingen.” Met zijn laatste stelling hoopt De Wit de pers te halen: ‘De hoeveelheid tandpasta die uit een tube gehaald wordt, is afhankelijk van het al dan niet aanwezig zijn van een nieuwe tube’. ,,Ik hoop in elk geval in De Gelderlander te komen. Leuk voor de familie.”

Hoe leert een aio het protocol tijdens een promotie. Allereerst staat hem het zogenaamde ‘promotiereglement’ ter beschikking. ,,Dat kun je een jaar van tevoren aanvragen. Maar niks is makkelijk te vinden in het boekje.” Daarom gaat iedere promovendus van tevoren op bezoek bij de voorzitter van de promotiecommissie voor een aantal onontbeerlijke tips. ,,Frankena vertelde me dat ik, als de pedel een minuut voor het einde binnenkomt, door moet blijven praten, ook al ben ik klaar met mijn antwoord. Want het is het leukst als ze de staf op de grond laat neerdalen, als jij nog aan het praten bent. Hij vertelde ook dat ik de onderkant van de koker goed vast moet houden, omdat deze anders op de grond valt. En dat staat zo slordig. Als ik dat vanwege de zenuwen vergat, zou hij me indringend fluisterend te hulp schieten.”
Hora est

Terug naar de Kronigzaal. Het is half twee; de pedel treedt binnen en bevrijdt De Wit uit zijn stille lijden. Haar staf tikt op de grond. Het publiek rijst van zijn zetel, en de acht leden van de promotiecommissie nemen plaats.

Een uur lang bestoken zij De Wit met vragen. Deels in het Engels, om de aanwezige Amerikaan niet teleur te stellen. Omdat het reglement verbiedt dat de aanhef in een vreemde taal geschiedt, klinkt het regelmatig: ,,Hooggeleerde opponent, in answer to your question…”

,,Officieel kan het nog misgaan. Maar volgens mij is dat nog nooit gebeurd. Je aanwezige familieleden zijn de reden dat je het goed wilt doen”, had De Wit eerder verteld. Slechts bij één vraag hapert hij. ,,Ik begreep in het begin niet goed wat hij bedoelde”, vertelt De Wit later. Het uur vliegt voorbij en de pedel treedt weer binnen. Een minuut staat zij roerloos voor De Wit, die, de woorden van de voorzitter indachtig, twee-, driemaal in andere woorden blijft herhalen, wat hijreeds gezegd heeft. Met een luid ‘hora est’ maakt de pedel een einde aan de ceremonie. De commissie gaat in beraad. De Wit neemt plaats tussen zijn verwanten, net zo opgelucht als hijzelf.

Een kwartiertje later keert de commissie terug. De Wit krijgt zijn koker, begeleid door wat lovende woorden. En de commissie gaat weer. ,,Ssst… tot de laatste weg is”, fluistert iemand. De deur gaat open voor de borrel, en een lange rij vormt zich voor de kersverse doctor voor het verplichte handje en het praatje. Straks een boottocht, daarna het diner, vanavond een feestje. En maandag? Weer gewoon naar de TU, want De Wit heeft drie maanden bijgetekend om zijn apparaat te perfectioneren. Na die tijd vertrekt hij met vriendin naar Boston om als postdoc aan een nieuw project te beginnen.

Het is de vrijdagmiddag, the day after. De Wit is nog even terug op zijn kamer bij Natuurkunde om op te ruimen. ,,Ik ben een beetje in een gat gevallen”, geeft hij toe. ,,Maar wel een fijn gat. Opruimen geeft een lekker gevoel. Straks ga ik nog even met een gerust hart deleten. Vannacht droomde ik dat ik opnieuw die vragen moest beantwoorden. De laatste keer, denk ik. De komende nacht is het dromen voorbij.”

Wie wil promoveren, moet pijn lijden. ,,Bij de promotie van een vriendin was ik net zo zenuwachtig als zij zelf.” De ‘laatste’ dagen van promovendus Gerard de Wit.

De meeste van de 365 dagen van het jaar zijn niet meer dan anonieme punten op een rechte lijn. Sommigen lichten kortstondig op, een enkele heeft een blijvende betekenis. Sinds afgelopen zomer staat het leven van Gerard de Wit (28, natuurkunde) in het teken van donderdag 6 november, een datum die tot zijn dood in zijn geheugen staat gegrift. ,,Een vreemd gevoel. Eigenlijk de afsluiting van iets waar je je hele leven mee bezig bent geweest.”

Het is half twaalf, de dag van de promotie. ,,Om zes uur was ik vanmorgen wakker. Toen kon ik niet meer slapen”, vertelt hij. De Wit komt net van de faculteit waar hij zaal en toebehoren aan een laatste inspectie onderworpen heeft. Samen met de twee paranimfen, zijn dubbele steun en toeverlaat tijdens deze dag, stapt hij de winkel van ‘kledingverhuurder’ Kloeg binnen. Ook het Amerikaanse lid van de promotiecommissie dr. Rob Webb is aanwezig om ‘aangekleed’ te worden. Eerder zijn de maten van de heren reeds opgenomen – ‘passen’, zoals Kloeg dat noemt.

Kloeg neemt de tijd om de mannen een voor een in het rokkostuum te hijsen, en geeft een korte gebruiksaanwijzing: ,,Mochten ze foto’s maken, dan moet je dit even recht doen… Het is gebruikelijk dat je het na de receptie uittrekt.” Onderwijl probeert het gezelschap over de lichte zenuwen heen te babbelen. Bijvoorbeeld over de in Delft in onbruik rakende gewoonte twee goede vrienden tot paranimfen (zeg maar ceremoniemeesters) te benoemen.

Allen krijgen van Kloeg een tas mee waarin het rokkostuum opgeborgen dient te worden. Webb krijgt nog een kort lesje in de mores: ,,Knoop dicht als u in de processie loopt. Daarna weer los.”

Er blijkt een plaats te weinig in de auto. De Wit gaat graag lopen; nog even tot zichzelf komen voor het grote moment. Op naar de Kronigzaal bij Natuurkunde waar de promotie plaats zal vinden. Een zeldzame uitzondering, want promoties geschieden altijd in de Senaatszaal van de Aula. Een dubbele boeking in de agenda van de pedel, veel telefoonverkeer en oplopende emoties, resulteerden uiteindelijk in deze unieke afwijking van het heilige reglement onder het motto ‘nood breekt wet’.
Familiefeestje

Tegen enen staat voor de Kronigzaal veel familie te wachten. De Wits zusje hanteert de videocamera. De beide paranimfen maken zich boos op commissievoorzitter (plaatsvervanger van de rector) prof.dr.ir. H.J. Frankena. Voor de familieleden hadden zij op iedere stoel een A4-tje gelegd met uitleg over de gang der dingen deze middag. Met een ‘het is geen familiefeestje’ heeft Frankena dit weer verwijderd. ,,Er zijn allemaaloudtantes die nog nooit een promotie hebben meegemaakt”, zegt paranimf Vincent Spiering. ,,Het praatje vooraf is informeel. Daar heeft Frankena niets mee te maken.”

De paranimfen overleggen met het Natuurkunde-personeel over de apparatuur die nodig is voor het praatje, en heten welkom: ,,Wil de familie zo veel mogelijk vooraan gaan zitten, de vakgroepsleden zo veel mogelijk achteraan.” Ook het glaasje water voor de spreker wordt niet vergeten.

Vijf over één, De Wit loopt naar voren om zijn gehoor uit te leggen waar hij de afgelopen vier jaar mee bezig is geweest. Hij promoveert op een onderwerp dat tot de verbeelding spreekt: virtual reality. Normaal projecteert een lens in de ‘helm’ het beeld van een LCD-display op het netvlies. Dit geeft problemen, bijvoorbeeld een slechte resolutie. De Wit gebruikt daarom een ‘heel andere techniek’. Geen lens, geen display: laserdiodes stralen de virtuele werkelijkheid direct in het oog. ,,Het netvlies is het eerste scherm waar het beeld op verschijnt.”

Het is een enigszins revolutionaire vinding. Alleen in de Verenigde Staten is een commercieel bedrijf met hetzelfde bezig. De ontwikkeling verkeert natuurlijk nog in een beginstadium, maar: ,,Als het goed is uitgewerkt zou het in principe een doorbraak kunnen zijn.” Reden voor de Volkskrant om er in de wetenschapsbijlage aandacht aan te schenken.

De Wit laat zijn toehoorders ook nog even in de praktijk zien hoe een laserstraal wordt gescand. Om het praatje wat te verluchtigen blaast hij ‘per ongeluk’ een condensator op. Het knalletje en het rookwolkje verbleken bij het ingestudeerde alarm dat de paranimfen slaken.

Het praatje zit erop. De Wit gaat zitten. Het lange wachten breekt aan. Bijna een kwartier. Geroezemoes in de zaal. Af en toe iemand die opstaat om een fotootje te maken. De Wit peinst in stilte voor zich uit, terwijl de laatste minuten wegtikken.
Conferenties

Gerard de Wit groeide op in het oosten des lands. Een vriendelijke, wat teruggetrokken jongen, omschrijft zijn moeder hem. ,,Met een actieve en innemende manier van optreden”, volgens zijn promotor prof.dr.ir. J.J.M. Braat. Hij ging natuurkunde studeren in Twente, en wist tijdens zijn studie al dat hij aio wilde worden. ,,Ik zag het als een logisch gevolg. Misschien dat meespeelde dat veel mensen die ik kende ook aio werden.”

De Wit ging op zoek naar een goede optica-vakgroep, vond die in Delft en solliciteerde op een aio-plaats. ‘Positieve’ discriminatie was zijn lot. Ondanks gelijkwaardige geschiktheid kreeg zijn huidige kamergenote, die over enkele weken promoveert, voorrang. Maar de vakgroep vroeg en kreeg een extra oio-plaats (onderzoeker in opleiding) van NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek) en De Wit kon alsnog aantreden. Het is najaar 1993.

,,Een oio krijgt zijn geld uit een ander potje”, licht hij toe. ,,Verder is het vrijwel hetzelfde als aio. Al moet je eens per jaar een rapportje opsturen; in mijn geval naar de Stichting Technische Wetenschappen. En komen geïnteresseerde bedrijven zo nu en dan eens kijken hoe het gaat.”

,,Het eerste jaar moet je een beetje zwemmen. Je probeert derichting van het project aan te geven, en bakent het af.” Vrij ongebruikelijk voor promovendi is dat De Wit tweemaal drie maanden op stage ging. ,,Dat kan ik iedere aio aanraden.” De beruchte onderwijstaken van de aio, bij Natuurkunde voornamelijk bestaand uit het begeleiden van practica, plande hij volledig in zijn tweede jaar. ,,Dan ben je er in een keer van af. Geen enkele aio vindt zoiets leuk, het is niet stimulerend. Zelf heb ik het vrij relaxed ondergaan. Zo van: dit moet nou eenmaal. Een van de mooiste dingen van het aio-schap zijn de conferenties, die je zo nu en dan bezoekt. Een soort bonus voor het lage salaris.”

Januari dit jaar begon De Wit met het schrijven van zijn proefschrift. ,,Je hebt een aantal papers geschreven die als goede ondergrond dienen voor het proefschrift.” In september was hij klaar. ,,Tussendoor doe je ook nog wat onderzoek. Als je aan het schrijven bent, merk je: daar moet ik nog wat aan doen.”
Drukker

Het is maandagmiddag, drie dagen voor de grote dag. De Wit zit op zijn kamertje bij Natuurkunde, lezend in zijn eigen proefschrift. Peinzend over mogelijke vragen van de promotiecommissie. Twee A4-tjes met aantekeningen zijn het resultaat. Hij legt de laatste hand aan een laatste sheet en bereidt het ‘praatje voor de familie’ voor. ,,Op zich heb ik het nu niet druk meer.”

Een schril contrast met de laatste maanden. Nachtwerk om het proefschrift op tijd klaar te hebben, tussendoor heel veel geregel. ,,Het is zeker vier keer zo erg als afstuderen.” De promotiecommissie, de datum, de zaal, de drukker, de kleding, de borrel, het feest. Zelfs ’s nachts liet het ‘randgebeuren rond de promotie’ De Wit niet los. ,,Ik droomde dat ik tijdens de promotie vergeten was zo’n pak aan te doen.”

,,Eigenlijk promoveer je drie keer”, vindt hij. ,,Vijftien weken voor de promotie moet het concept klaar zijn. Het was hard werken om dat te halen. Het concept gaat naar alle commissieleden, en zij beoordelen vervolgens of je mag promoveren.” Commissieleden die de promovendus zelf soms nauwelijks kent. De Wit koos er een aantal; zijn promotor en begeleider Braat completeerde de lijst van acht. ,,Sommige hoogleraren zitten hier op de gang. Je brengt ze het boekje, en schudt ze gelijk even de hand. Maar het is goed mogelijk dat je een commissielid nooit gesproken hebt voor de promotie.”

De ’tweede promotie’ vormt de deadline van de drukker. ,,De hele nacht heb ik door zitten werken samen met mijn vriendin om het op tijd klaar te hebben. Op weg naar de drukker kwam ik erachter dat de paginanummers niet klopten. Dus weer terug.” Maar het proefschrift lag op tijd bij de drukker. De Wit, met een lichte ergernis in zijn stem: ,,Drie weken later belde de drukker dat hij de kaft nog niet had. Ze bleken nog niet eens begonnen te zijn.”
Pedel

De tekst leverde De Wit gewoon op A4 aan, de foto’s digitaal. Na verloop van tijd kreeg hij de drukproeven, alleen van deplaatjes. ,,De tekst gaat sowieso goed, zei de drukker.” En zo arriveerden enkele weken geleden de dozen met ‘boekjes’ bij De Wit. ,,Ik was er niet over te spreken. Er zat een vieze rand op een paar bladzijden. Maar je moet het wel aannemen, want die boekjes moeten weg. De macht van de drukker. Het schijnt dat er met drukkers altijd problemen zijn.”

Honderden ‘boekjes’ staan nog op zijn kamer bij Natuurkunde. ,,Ik had er driehonderd besteld, vierduizend gulden. Ik had het zo druk dat ik niet echt had kunnen tellen hoeveel ik er nodig had. Er moeten er twintig naar de bibliotheek. Verder de vakgroep, de familie, alle contacten, vier naar de pedel. Volgens de drukker was driehonderd zelfs onder het gemiddelde.”

In het proefschrift bevindt zich natuurlijk een velletje met de stellingen. ,,De afgelopen jaren schoten ideeën me vaak te binnen als ik op de fiets zat. Thuis schreef ik ze op. Officieel moeten ze zijdelings of helemaal niet met het onderwerp te maken hebben. Aan het eind komen de flopstellingen.” Met zijn laatste stelling hoopt De Wit de pers te halen: ‘De hoeveelheid tandpasta die uit een tube gehaald wordt, is afhankelijk van het al dan niet aanwezig zijn van een nieuwe tube’. ,,Ik hoop in elk geval in De Gelderlander te komen. Leuk voor de familie.”

Hoe leert een aio het protocol tijdens een promotie. Allereerst staat hem het zogenaamde ‘promotiereglement’ ter beschikking. ,,Dat kun je een jaar van tevoren aanvragen. Maar niks is makkelijk te vinden in het boekje.” Daarom gaat iedere promovendus van tevoren op bezoek bij de voorzitter van de promotiecommissie voor een aantal onontbeerlijke tips. ,,Frankena vertelde me dat ik, als de pedel een minuut voor het einde binnenkomt, door moet blijven praten, ook al ben ik klaar met mijn antwoord. Want het is het leukst als ze de staf op de grond laat neerdalen, als jij nog aan het praten bent. Hij vertelde ook dat ik de onderkant van de koker goed vast moet houden, omdat deze anders op de grond valt. En dat staat zo slordig. Als ik dat vanwege de zenuwen vergat, zou hij me indringend fluisterend te hulp schieten.”
Hora est

Terug naar de Kronigzaal. Het is half twee; de pedel treedt binnen en bevrijdt De Wit uit zijn stille lijden. Haar staf tikt op de grond. Het publiek rijst van zijn zetel, en de acht leden van de promotiecommissie nemen plaats.

Een uur lang bestoken zij De Wit met vragen. Deels in het Engels, om de aanwezige Amerikaan niet teleur te stellen. Omdat het reglement verbiedt dat de aanhef in een vreemde taal geschiedt, klinkt het regelmatig: ,,Hooggeleerde opponent, in answer to your question…”

,,Officieel kan het nog misgaan. Maar volgens mij is dat nog nooit gebeurd. Je aanwezige familieleden zijn de reden dat je het goed wilt doen”, had De Wit eerder verteld. Slechts bij één vraag hapert hij. ,,Ik begreep in het begin niet goed wat hij bedoelde”, vertelt De Wit later. Het uur vliegt voorbij en de pedel treedt weer binnen. Een minuut staat zij roerloos voor De Wit, die, de woorden van de voorzitter indachtig, twee-, driemaal in andere woorden blijft herhalen, wat hijreeds gezegd heeft. Met een luid ‘hora est’ maakt de pedel een einde aan de ceremonie. De commissie gaat in beraad. De Wit neemt plaats tussen zijn verwanten, net zo opgelucht als hijzelf.

Een kwartiertje later keert de commissie terug. De Wit krijgt zijn koker, begeleid door wat lovende woorden. En de commissie gaat weer. ,,Ssst… tot de laatste weg is”, fluistert iemand. De deur gaat open voor de borrel, en een lange rij vormt zich voor de kersverse doctor voor het verplichte handje en het praatje. Straks een boottocht, daarna het diner, vanavond een feestje. En maandag? Weer gewoon naar de TU, want De Wit heeft drie maanden bijgetekend om zijn apparaat te perfectioneren. Na die tijd vertrekt hij met vriendin naar Boston om als postdoc aan een nieuw project te beginnen.

Het is de vrijdagmiddag, the day after. De Wit is nog even terug op zijn kamer bij Natuurkunde om op te ruimen. ,,Ik ben een beetje in een gat gevallen”, geeft hij toe. ,,Maar wel een fijn gat. Opruimen geeft een lekker gevoel. Straks ga ik nog even met een gerust hart deleten. Vannacht droomde ik dat ik opnieuw die vragen moest beantwoorden. De laatste keer, denk ik. De komende nacht is het dromen voorbij.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.