Campus

‘Ze gooien er woorden tegenaan’

Gezondheidsrisico’s door brandende olie in Koeweit, chemische wapens en nucleaire rampen; hoogleraar risicoanalyse prof.dr. Roger Cooke boog zich over talloze taaie onderwerpen.

Maar niets vindt hij zo lastig als klimaatverandering, zo bleek tijdens zijn afscheidsrede vorige week bij de faculteit EWI.


WIE IS ROGER COOKE

Roger Cooke (1946) studeerde wiskunde en filosofie aan de universiteit van Yale. Begin jaren zeventig kwam de jonge onderzoeker, tevens fervent jazzmuzikant (hij speelde bas), naar Amsterdam om muziekopnames te maken. In 1975 verruilde hij zijn baan als assistent-professor filosofie aan de universiteit van Yale voor een baan als assistent-professor filosofie aan de Universiteit van Amsterdam. De eerste jaren in Nederland combineerde hij zijn academische loopbaan met zijn werk als jazzmusicus, maar dat brak hem op en hij koos uiteindelijk voor de wetenschap. In 1979 werd hij assistent-professor filosofie aan de TU Delft en in 1987 stapte hij over naar de wiskunde. In 1993 werd hij hoogleraar risicoanalyse. Momenteel werkt hij voor het IPCC.




Lange differentiaalvergelijkingen, veel grafieken, tabellen met vage termen én een zaal die continu buldert van het lachen. Het lijkt een onwaarschijnlijke combinatie. Maar tijdens zijn afscheidsrede had Roger Cooke, dankzij zijn gevoel voor timing en understatement, de lachers op zijn hand. Cooke, die behalve wiskundige filosoof en jazzmuzikant is, zette het vak risicoanalyse in de jaren tachtig bij de TU op de kaart. Hij werkt nu voor het Intergovernemental Panel on Climate Change (IPCC) mee aan een hoofdstuk voor het vijfde klimaatrapport over de risicoanalyses van klimaatverandering.


Wat is er mis met de wijze waarop klimaatonderzoekers discussiëren over risico’s?

“De risicoanalyse bestaat niet in deze onderzoeksbranche. In het vakgebied van de risicoanalyse stellen we heel duidelijke vragen en kwantificeren we de mate waarin experts geloven in bepaalde uitkomsten. Maar klimaatonderzoekers gebruiken termen als we are very confident that en virtually certain that. Met zulke vage termen kun je helemaal niet redeneren. Je propageert daarmee de onzekerheid door een redenering heen.



Bij de eerste bijeenkomst van de IPCC working group III las ik een opsomming van de US National Research Council van een vijftal stellingen, zoals het feit dat de aarde opwarmt en het feit dat een groot deel van de opwarming toe te schrijven is aan de mens. Men schatte de kans dat de stellingen klopten zeer hoog in. Ik vroeg ‘hoe groot is de kans dat al die stellingen tegelijk kloppen?’ Over die vraag hadden ze volgens mij nog nooit nagedacht. Ik schrok daar van. Ze zitten nog in het stadium dat ze er woorden tegenaan gooien in plaats van dat ze de kansen kwantificeren.”


Praten klimaatonderzoekers zich helemaal vast?

“Het is ruimschoots bekend dat de natuurlijke taal een slecht vehikel is voor het redeneren en communiceren over onzekerheid. That’s the bottom line. Neem nou de stelling ‘de aarde warmt op door mensen’; veronderstel je dan dat er opwarming plaatsvindt, of beweer je dat die plaatsvindt? Dat is een groot verschil. Want als je zegt, gegeven het feit dat de opwarming plaatsvindt ben ik er zeer zeker van dat dat gebeurt door de mens, en je wilt die stelling combineren met de stelling dat de aarde opwarmt – waar je ook niet helemaal zeker van bent, dan zou je die twee kansen met elkaar moeten vermenigvuldigen. Maar hoe vermenigvuldig je very confident met very confident?”


Vindt u dat het IPCC een einde moet maken aan deze ‘woordensmijterij’, zoals u het noemt?

“In het vorige rapport heeft het IPCC al geprobeerd om de discussies over risico’s te structureren. En nu proberen ze het weer. Maar je moet wel bedenken dat het IPCC zelf geen onderzoek doet. Het IPCC verzamelt al het onderzoek. Het zou de organisatie wel sieren als zij de klimaatwetenschappers zou uitleggen hoe ze de onzekerheden kunnen kwantificeren en hen vertelt dat je met termen als confident en very confident niet kunt redeneren.”


Kunt u met uw werk een verschil maken?

Lacht. “Daar ben ik heel onzeker over. I’ll give it my best shot. Het probleem is heel groot en bestrijkt veel verschillende vakgebieden. Het is veel moeilijker dan de problemen die ik tot nu toe heb meegemaakt bij risicoanalyses. En ik heb aan veel taaie problemen gewerkt. Ook het feit dat klimaatonderzoek dicht bij politieke besluitvorming ligt, maakt het ingewikkeld.”


Is een deel van het probleem niet dat klimaatonderzoekers de onzekerheden relativeren omdat klimaatsceptici onzekerheden als munitie gebruiken?

“Nee, niet echt. Onderzoekers die simulaties doen met modellen willen gewoon liever alleen over hun simulaties praten. Ze laten 23 klimaatmodellen los op bepaalde CO2-emissiescenario’s en krijgen een waaier van uitkomsten. Hoe plausibel die zijn, daar laten ze zich niet over uit. Het zijn namelijk andere mensen die die modellen hebben gemaakt. Het probleem is dat er veel verschillende mensen bij de onderzoeken betrokken zijn, allemaal met verschillende achtergronden, rollen en bevoegdheden.”


Maar in reactie op een vraag uit de zaal zei u vorige week ‘De climate guys bagatelliseren onzekerheid omdat klimaatsceptici onzekerheid gebruiken als een vorm van verwerping.’

“Het IPCC bagatelliseert onzekerheden niet. Maar sommige onderzoekers doen dat misschien wel. Toch heeft het vooral te maken met het feit dat modelmakers liever alleen maar praten over de waaier aan uitkomsten van hun simulaties in plaats van over onzekerheden.”


Dat maakt het voor klimaatsceptici makkelijk om gaten te schieten in IPCC-rapporten.

“Het spelletje dat je dan krijgt is ‘o, jullie negeren dit en dat’. Met die kritiek hebben sceptici een zekere plausibiliteit. Maar het is gechargeerd om te zeggen dat klimaatonderzoekers bewust de onzekerheden verloochenen.”


U schetste nog een probleem. Volgens u schiet het belangrijkste model tekort waarmee economen de effecten van klimaatverandering op de economie berekenen.

“Bij sommige modellen wordt ervan uitgegaan dat het klimaat de economische output beïnvloedt en niet de capital stocks (het productieve vermogen, red.). Deze modellen stellen ook dat economieën convergeren. Bij extreme gevallen is dat helemaal niet plausibel. Stel je zou slechts één dollar hebben op de hele aarde, dan zou de wereldeconomie volgens dit model over zestig jaar al weer net zo groot zijn als nu.”


De zaal lag dubbel van het lachen toen u dit vertelde.

“Ja, dat is natuurlijk ongeloofwaardig. De vraag rijst dan ‘wanneer mag ik het model gebruiken en wanneer niet?’. In de tekstboeken wordt deze vraag gesteld en besproken. Ik vertel niets nieuws. De specialisten weten dit. Wat mij dan verbaast, is dat er in de klimaatdiscussies niet over gerept wordt en dat er op basis van zo’n simpel model adviezen gegeven worden aan overheden en intergouvernementele organisaties. Het beeld dat uit het model komt is dat we alsmaar rijker worden en dat het dus slimmer is om het probleem in de toekomst op te lossen als we toch veel rijker zijn.”


Dat horen veel politici graag.

“Daarmee verschuiven ze risico’s door naar hun kinderen en kleinkinderen. Republikein Mitt Romney zegt (vrij vertaald) ‘We are not going to spend money on a problem we are not even sure exists.’ De vraag die hij zich zou moeten stellen is, stel dat de theorieën over klimaatverandering toch kloppen en we grijpen niet in, wat zouden daar dan de gevolgen van kunnen zijn?”


Vindt u uw werk wel leuk? De discussies zijn vervuild met onzinredenaties. Dat moet voor u toch verschrikkelijk zijn?

“Nou leuk, nee. Ik vind het belangrijk.”


Maar u hebt wel hart voor uw werk. Wat vindt u mooi aan het vak risicoanalyse?

“Ik heb filosofie en wiskunde gestudeerd en heb veel belangstelling voor de wetenschapsfilosofie. Filosofische vragen hangen vaak samen met onzekerheden. Hoe valideer je een uitspraak, wat betekent ‘validatie’ en hoe maak je dingen precies? De paradox van Russell vind ik ook fascinerend. Deze stelt dat de verzameling van alle verzamelingen die geen lid van zichzelf zijn, geen verzameling is. Russel toonde aan (omstreeks 1900, red.) dat ons natuurlijke begrip van verzamelingen inconsistent was. Wiskundigen moesten hun universum opnieuw opbouwen. Als je dat soort geschiedenissen in je achterhoofd hebt en je wordt geconfronteerd met mensen die proberen weg te komen met hele vage en wazige begrippen uit de omgangstaal…”



Cooke valt even stil en vervolgt dan: “De hele wiskunde tuimelt in elkaar omdat wiskundigen niet goed hadden nagedacht over de grondslagen van wat ze aan het doen waren. Als je dat weet, waarom zou je de dan de geringste belangstelling hebben voor discussies waarin men zich beroept op vaag gedefinieerde begrippen?”


Iets heel anders. U bent ook muzikant.

“Begin jaren zeventig ben ik voor de jazzmuziek naar Nederland gekomen. Ik speelde bas in de Chris Hinze Combination.”


En u gaf filosofieles aan de Universiteit van Amsterdam. Een voormalig leerling van u, Rik Lopuhaa (nu statisticus aan de TU) vertelde dat u tot in de vroege uurtjes in het BIM-huis speelde en dan…

“En dan nog even in de auto in de parkeergarage van de universiteit sliep.” Lacht. “Ja, dat klopt. Ik heb twee jaar op die manier geleefd. Langer heb ik het niet volgehouden. Ik zag mezelf opbreken. Toen ben ik radicaal gestopt en verder gegaan in de wetenschap. Optredens waren het enige wat me in de muziek interesseerde. Weinig mensen houden dat een heel leven vol. Het publiek is diffuus en komt niet naar jou toe. Je moet daarom de hele aarde rondreizen, leeft uit een koffer en ziet je familie niet. Veel later heb ik het toch weer opgepakt. Als een soort veredelde amateur speelde ik vervolgens tot 2004 elke maandag in Alto in Amsterdam tot twee uur ‘s ochtends. Om negen uur moest ik dan weer op de TU zijn.”


Wiskundigen zijn vaak goed in muziek. Hoe komt dat?

“Is dat zo? Misschien heeft het met abstracte structuren te maken. In de jazz moet je binnen bepaalde structuren improviseren. Als er een link zou zijn, dan is dat het misschien; dat je in staat bent om bepaalde abstracties behapbaar te maken.”


Gelooft u zelf in klimaatverandering?

“Die vraag is niet goed gesteld. Maar ik begrijp waar je naartoe wilt. Ik ben nergens zeker van. Ik acht de kans 94 procent dat het klimaat verandert en dat dat door de mens komt.”


94,3245 om precies te zijn.

“Die cijfertjes na de komma noemde ik tijdens mijn rede, maar dat was een grapje. Ik acht de kans 94 procent. Serieus.” 

Een win-win-winsituatie, zou voetballer Van Persie zeggen. Klinkt de mobiele zandkasteelbar van Dukalski (22) als een droom voor elke student; voor bierbrouwers is het ontwerp al even aanlokkelijk. En dan komt er nog een derde geluksvogel bij kijken: Tchai International, voor wie Dukalski zijn bachelor-eindproject bij IO ontwierp. “Zij ontwikkelen productdisplays voor in winkels. Maar ik heb de ontwerpopdracht ruim opgevat: ben gaan denken vanuit het concept ‘shop-inside-shop’ – zoals je vaak ziet in warenhuizen. Daar hebben bepaalde merken een eigen hoekje. Ik dacht: wat gebeurt er als je vanuit een ‘shop-outside-shop’ denkt? Als je een merk buíten de winkel uitdraagt? Van ‘food en drinks’ belandde ik al snel bij Heineken, voor mij een lifestylemerk bij uitstek. Door hun ‘Heineken Experience’ in gedachten te nemen, kwam ik op de mobiele beachbar ‘Sand Castle’.”

Kortom: iedereen blij. Kon ook niet anders, want Dukalski dacht voor zijn ontwerp vanuit alle betrokkenen. Van de bezorger van zijn Sand Castle tot de bierverkoper en de consument. Daar maakt hij tot de week voor zijn eindpresentatie bijna een cruciale fout, denkt hij zelf. “De bar was namelijk eerst breder. Maar daardoor kon hij nauwelijks vervoerd worden!”
Het was niet de eerste aanpassing die hij maakte. “Aanvankelijk zag mijn bar er helemaal niet uit als een zandkasteel. Maar toen ik me verdiepte in het gevoel van Heineken, dacht ik maar één ding: don’t take life too seriously. I’m growing old, but I don’t want to grow up – dat gevoel. Ik dacht bijvoorbeeld aan vaders op het strand, die zandkastelen bouwen met hun kinderen, maar óók van dat biertje genieten. Bovendien: een zandkasteel valt op het strand een beetje weg tegen zijn omgeving, en zo stoot je mensen die niks met bier te maken willen hebben, niet onnodig voor het hoofd.

Nee, nódig is ‘ie natuurlijk niet, die mobiele beachbar, vindt Dukalski. De gemiddelde strandtent ligt zelden verder dan een paar stappen lopen. “Ik wilde ook niet tegemoet komen aan nood, maar meer de ‘Heineken Experience’ overbrengen; denken vanuit de aanbieder in plaats van de consument.”
Toch is over het in productie nemen van zijn Sand Castle niet gesproken. “Maar ach, het is een tijdloos ontwerp, dus wat niet is, kan nog komen.”
Eindcijfer: 8,5.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.