Onderwijs

Wiskunde als wapen tegen terroristen

Eind jaren negentig vloog hij rond in een Apache-helikopter. Deze maand studeerde hij af bij technische wiskunde én bij luchtvaart- en ruimtevaarttechniek. En Roy Lindelauf is nog geen dertig.

Waarom koos je na het vwo voor een loopbaan bij de luchtmacht?

“Ik ben niet het type dat op zijn tiende al wist dat hij vlieger wilde worden. Maar toen ik op mijn zeventiende zo’n advertentie van de Luchtmacht in het Troskompas zag staan, dacht ik: ‘Toch leuk om eens te proberen.’ Ik verwachtte niet dat ik door de selectie heen zou komen. Die selectieprocedure bleek inderdaad een echte afvalrace. Het begint met IQ-tests en psychologisch onderzoek, daarna testen ze je motoriek en coördinatievermogen, en als je ook alle medische tests goed hebt doorstaan mag je in een simulator trainen. Je zat ’s ochtends in een kantoortje met vijftig mensen en aan het einde van de dag waren er twee mensen over. Voor ik was toegekomen aan het gedeelte van de selectieprocedure waarbij je voor het eerst zelf mag vliegen, was er een half jaar verstreken. Voor het geval ik het niet zou redden, had ik me bij de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek ingeschreven. Ik heb daar zelfs nog een half jaar college gelopen. Maar ik werd uiteindelijk aangenomen door de Luchtmacht. Daar schrok ik een beetje van. Maar ik had gemerkt hoe leuk ik vliegen vond, dus ik was vooral erg blij.”

Wat trok je aan in het vliegen?

“Het had niets te maken met het hele ‘Top Gun’-gedoe. Zulke films staan heel ver van de werkelijkheid af. In ‘Top Gun’ kan Tom Cruise meteen opstijgen zodra hij in zijn vliegtuig stapt. In werkelijkheid ben je drie kwartier bezig met het opstarten en het controleren van alle systemen. Wat mij aantrok, was de combinatie van fysiek en mentaal bezig zijn. Dat merkte je al tijdens de opleiding op vliegbasis Woensdrecht. Je sport veel, je uithoudingsvermogen wordt op de proef gesteld, en daarnaast is elke vlucht een soort tentamen. In een klaslokaal hangt een groot bord met de namen van de piloten en hun scores bij iedere vlucht. Als je score onvoldoende is krijg je nog één kans. Als je die verpest, zit je principe binnen een week thuis. Dat zorgt voor een bepaalde spanning.”

Is er bij zoveel competitie nog een vriendschappelijke sfeer tussen de studenten mogelijk?

“Absoluut. Die kameraadschap heb je hard nodig om door alle tests heen te komen. Dat sprak me aan bij de Luchtmacht: samen dezelfde dromen najagen, en steeds elkaars successen en teleurstellingen delen. Op de TU Delft bestaat zoiets nauwelijks, dat viel me hier meteen op. Het gaat er hier zeer individualistisch aan toe. Je zou hier als student jaren kunnen rondlopen zonder dat ook maar één medestudent weet welke tentamencijfers je hebt gehaald.”

Een deel van je opleiding als piloot heb je in de Verenigde Staten gevolgd. Wist je van tevoren dat je in een Apache-helikopter zou gaan vliegen?

“Ik wist dat het een mogelijkheid was, maar ik had een voorkeur aangegeven voor de F-16. Maar als er in de Verenigde Staten weer een paar leerplekken vrijkomen, kijkt de Luchtmacht allereerst naar wie op dat moment in Nederland het verst is met de vliegeropleiding. En zo werd het voor mij en vier anderen de Apache. Daar had ik aanvankelijk de pest over in. Niet dat op de Apache wordt neergekeken. Het klinkt misschien wat kinderlijk, maar omdat de Apache een gevechtshelikopter is met bepaalde technische snufjes die de F-16 niet heeft, zien piloten de Apache als min of meer gelijkwaardig aan de F-16. Maar het was niet mijn droom.

Als je voor het eerst in een Apache stapt schrik je wel even. Een beestachtig groot apparaat, stukken groter dan de helikopters waar je tot dan toe mee hebt gevlogen. Alsof je van een kleine personenauto in een vrachtwagen stapt. Als ik andere studenten met Apaches zag oefenen op oefenveldjes, kon je duidelijk het moment waarnemen waarop de student het overnam van de instructeur. Dan ging de helikopter opeens alle kanten op. Een simulator was er niet: de ervaring van vliegen met een Apache valt niet te simuleren. Op de neus van de helikopter zitten nachtzichtcamera’s en het beeld verschijnt op de vizier van je vliegerhelm, voor je rechteroog. Als je je hoofd beweegt, draait die camera mee. In het begin plakken ze de hele cockpit af, zodat je helemaal bent aangewezen op dat camerasysteem .Na vijftien, twintig uur oefenen heb je het in je vingers.

Het vliegen in een Apache bleek veel leuker dan ik had verwacht. Je vliegt meestal heel laag, een meter boven de boomtoppen zeg maar. Eén van de grote voordelen van de Apache AH-64 is dat je met camera’s de vijand van een paar kilometer afstand ongemerkt kunt observeren. Collega-studenten van toen met wie ik goed bevriend ben gebleven, vliegen nu in Apaches in Afghanistan.”

In 1999 bleek dat je een ernstige hartkwaal hebt. Je kwam op de intensive care terecht en je leven hing aan een zijden draadje.

“Dat was het einde van mijn loopbaan als gevechtspiloot. Defensie bood aan mijn studie op de TU Delft te betalen, op voorwaarde dat ik de eerste vijf jaar na het voltooien van mijn studie voor de Luchtmacht zou werken. Het gaat de laatste tijd weer beter: ik mag nu bijvoorbeeld weer sporten, onder begeleiding. Ik heb zeker slechte periodes gekend. Soms kon ik niet eens de trap oplopen. Ik slik nu zes verschillende medicijnen. Ik zal altijd op moeten letten. Alcohol is bijvoorbeeld uit den boze.”

Ik kan me voorstellen dat het even duurde voordat je op de TU Delft je draai had gevonden.

“In het begin viel de studie luchtvaart- en ruimtevaarttechniek me zwaar, ja. Wat me gered heeft is dat ik hier ontdekt heb hoe boeiend toegepaste wiskunde kan zijn. Dat is vooral de verdienste geweest van de docent die me ook tijdens mijn afstuderen bij technische wiskunde heeft begeleid: Robbert Fokkink. Een geweldig goede docent. Met zijn droge humor en open houding was hij heel anders dan de docenten die ik op de Koninklijke Militaire Academie had meegemaakt.”

Je bent tijdens je studie technische wiskunde in de ban geraakt van de speltheorie, een vorm van toegepaste wiskunde die probeert te modelleren hoe verschillende partijen – met vaak tegengestelde belangen – zich in een bepaalde situatie zullen gedragen.

“Die speltheorie blijkt bruikbaar om het gedrag van terroristische organisaties te voorspellen. Bijvoorbeeld als het gaat om de vraag welke strategie een terroristische cel zal hanteren, om zichzelf zo onzichtbaar mogelijk te maken. Natuurlijk is zo’n model slechts een benadering van de werkelijkheid, maar juist in combinatie met sociologische en politieke inzichten over terrorisme kan de speltheorie goede diensten bewijzen. In de Verenigde Staten heb ik stage gelopen bij een onderzoeksinstituut dat in opdracht van het Pentagon research doet op dit gebied.

In Nederland is het gebruik van toegepaste wiskunde als wapen in de terrorismebestrijding nog betrekkelijk nieuw. Ik zou dit onderzoek graag voortzetten, en ik weet dat er op verschillende Nederlandse universiteiten belangstelling voor bestaat. Maar het geld zal voor het grootste deel van het ministerie van defensie moeten komen en dat is nog niet zo eenvoudig. Defensie heeft al jaren te maken met zware bezuinigingen. Zelfs als je een aantal sleutelfiguren binnen de terrorismebestrijding er van hebt weten te overtuigen dat je onderzoek voor Nederland zeer interessant kan zijn, blijkt het nog lastig om binnen Defensie een potje vrij te maken. Ik hoop dat het gaat lukken. Terrorismebestrijding is een belangrijk thema. Het zou toch vreemd zijn als ze deze kans lieten liggen.”

(Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)
WIE IS ROY LINDELAUF?

Als één van de eerste studenten op de TU Delft maakte Roy Lindelauf (1976) gebruik van de gelegenheid om twee masters te combineren. Deze maand voltooide hij een master kansberekening en statistiek en een master aerospace engineering. Ook bij die tweede master is het vooral het gebruik van toegepaste wiskunde dat hem fascineert. “Ik heb een wiskundig kansrekenmodel opgezet om een bepaald roestfenomeen bij vliegtuigen te analyseren. Ik ben cum laude afgestudeerd bij Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek, hoorde ik afgelopen vrijdag.”

Lindelauf deed na het vwo een opleiding tot piloot bij de Koninklijke Luchtmacht. Een deel van zijn training volgde hij in de Verenigde Staten, waar hij met de Apache AH-64 leerde vliegen. Hij diende bij het 301 Squadron, maar koos om gezondheidsredenen in 2000 voor een studie aan de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek. Lindelauf woont met zijn vriendin in Etten-Leur.

Waarom koos je na het vwo voor een loopbaan bij de luchtmacht?

“Ik ben niet het type dat op zijn tiende al wist dat hij vlieger wilde worden. Maar toen ik op mijn zeventiende zo’n advertentie van de Luchtmacht in het Troskompas zag staan, dacht ik: ‘Toch leuk om eens te proberen.’ Ik verwachtte niet dat ik door de selectie heen zou komen. Die selectieprocedure bleek inderdaad een echte afvalrace. Het begint met IQ-tests en psychologisch onderzoek, daarna testen ze je motoriek en coördinatievermogen, en als je ook alle medische tests goed hebt doorstaan mag je in een simulator trainen. Je zat ’s ochtends in een kantoortje met vijftig mensen en aan het einde van de dag waren er twee mensen over. Voor ik was toegekomen aan het gedeelte van de selectieprocedure waarbij je voor het eerst zelf mag vliegen, was er een half jaar verstreken. Voor het geval ik het niet zou redden, had ik me bij de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek ingeschreven. Ik heb daar zelfs nog een half jaar college gelopen. Maar ik werd uiteindelijk aangenomen door de Luchtmacht. Daar schrok ik een beetje van. Maar ik had gemerkt hoe leuk ik vliegen vond, dus ik was vooral erg blij.”

Wat trok je aan in het vliegen?

“Het had niets te maken met het hele ‘Top Gun’-gedoe. Zulke films staan heel ver van de werkelijkheid af. In ‘Top Gun’ kan Tom Cruise meteen opstijgen zodra hij in zijn vliegtuig stapt. In werkelijkheid ben je drie kwartier bezig met het opstarten en het controleren van alle systemen. Wat mij aantrok, was de combinatie van fysiek en mentaal bezig zijn. Dat merkte je al tijdens de opleiding op vliegbasis Woensdrecht. Je sport veel, je uithoudingsvermogen wordt op de proef gesteld, en daarnaast is elke vlucht een soort tentamen. In een klaslokaal hangt een groot bord met de namen van de piloten en hun scores bij iedere vlucht. Als je score onvoldoende is krijg je nog één kans. Als je die verpest, zit je principe binnen een week thuis. Dat zorgt voor een bepaalde spanning.”

Is er bij zoveel competitie nog een vriendschappelijke sfeer tussen de studenten mogelijk?

“Absoluut. Die kameraadschap heb je hard nodig om door alle tests heen te komen. Dat sprak me aan bij de Luchtmacht: samen dezelfde dromen najagen, en steeds elkaars successen en teleurstellingen delen. Op de TU Delft bestaat zoiets nauwelijks, dat viel me hier meteen op. Het gaat er hier zeer individualistisch aan toe. Je zou hier als student jaren kunnen rondlopen zonder dat ook maar één medestudent weet welke tentamencijfers je hebt gehaald.”

Een deel van je opleiding als piloot heb je in de Verenigde Staten gevolgd. Wist je van tevoren dat je in een Apache-helikopter zou gaan vliegen?

“Ik wist dat het een mogelijkheid was, maar ik had een voorkeur aangegeven voor de F-16. Maar als er in de Verenigde Staten weer een paar leerplekken vrijkomen, kijkt de Luchtmacht allereerst naar wie op dat moment in Nederland het verst is met de vliegeropleiding. En zo werd het voor mij en vier anderen de Apache. Daar had ik aanvankelijk de pest over in. Niet dat op de Apache wordt neergekeken. Het klinkt misschien wat kinderlijk, maar omdat de Apache een gevechtshelikopter is met bepaalde technische snufjes die de F-16 niet heeft, zien piloten de Apache als min of meer gelijkwaardig aan de F-16. Maar het was niet mijn droom.

Als je voor het eerst in een Apache stapt schrik je wel even. Een beestachtig groot apparaat, stukken groter dan de helikopters waar je tot dan toe mee hebt gevlogen. Alsof je van een kleine personenauto in een vrachtwagen stapt. Als ik andere studenten met Apaches zag oefenen op oefenveldjes, kon je duidelijk het moment waarnemen waarop de student het overnam van de instructeur. Dan ging de helikopter opeens alle kanten op. Een simulator was er niet: de ervaring van vliegen met een Apache valt niet te simuleren. Op de neus van de helikopter zitten nachtzichtcamera’s en het beeld verschijnt op de vizier van je vliegerhelm, voor je rechteroog. Als je je hoofd beweegt, draait die camera mee. In het begin plakken ze de hele cockpit af, zodat je helemaal bent aangewezen op dat camerasysteem .Na vijftien, twintig uur oefenen heb je het in je vingers.

Het vliegen in een Apache bleek veel leuker dan ik had verwacht. Je vliegt meestal heel laag, een meter boven de boomtoppen zeg maar. Eén van de grote voordelen van de Apache AH-64 is dat je met camera’s de vijand van een paar kilometer afstand ongemerkt kunt observeren. Collega-studenten van toen met wie ik goed bevriend ben gebleven, vliegen nu in Apaches in Afghanistan.”

In 1999 bleek dat je een ernstige hartkwaal hebt. Je kwam op de intensive care terecht en je leven hing aan een zijden draadje.

“Dat was het einde van mijn loopbaan als gevechtspiloot. Defensie bood aan mijn studie op de TU Delft te betalen, op voorwaarde dat ik de eerste vijf jaar na het voltooien van mijn studie voor de Luchtmacht zou werken. Het gaat de laatste tijd weer beter: ik mag nu bijvoorbeeld weer sporten, onder begeleiding. Ik heb zeker slechte periodes gekend. Soms kon ik niet eens de trap oplopen. Ik slik nu zes verschillende medicijnen. Ik zal altijd op moeten letten. Alcohol is bijvoorbeeld uit den boze.”

Ik kan me voorstellen dat het even duurde voordat je op de TU Delft je draai had gevonden.

“In het begin viel de studie luchtvaart- en ruimtevaarttechniek me zwaar, ja. Wat me gered heeft is dat ik hier ontdekt heb hoe boeiend toegepaste wiskunde kan zijn. Dat is vooral de verdienste geweest van de docent die me ook tijdens mijn afstuderen bij technische wiskunde heeft begeleid: Robbert Fokkink. Een geweldig goede docent. Met zijn droge humor en open houding was hij heel anders dan de docenten die ik op de Koninklijke Militaire Academie had meegemaakt.”

Je bent tijdens je studie technische wiskunde in de ban geraakt van de speltheorie, een vorm van toegepaste wiskunde die probeert te modelleren hoe verschillende partijen – met vaak tegengestelde belangen – zich in een bepaalde situatie zullen gedragen.

“Die speltheorie blijkt bruikbaar om het gedrag van terroristische organisaties te voorspellen. Bijvoorbeeld als het gaat om de vraag welke strategie een terroristische cel zal hanteren, om zichzelf zo onzichtbaar mogelijk te maken. Natuurlijk is zo’n model slechts een benadering van de werkelijkheid, maar juist in combinatie met sociologische en politieke inzichten over terrorisme kan de speltheorie goede diensten bewijzen. In de Verenigde Staten heb ik stage gelopen bij een onderzoeksinstituut dat in opdracht van het Pentagon research doet op dit gebied.

In Nederland is het gebruik van toegepaste wiskunde als wapen in de terrorismebestrijding nog betrekkelijk nieuw. Ik zou dit onderzoek graag voortzetten, en ik weet dat er op verschillende Nederlandse universiteiten belangstelling voor bestaat. Maar het geld zal voor het grootste deel van het ministerie van defensie moeten komen en dat is nog niet zo eenvoudig. Defensie heeft al jaren te maken met zware bezuinigingen. Zelfs als je een aantal sleutelfiguren binnen de terrorismebestrijding er van hebt weten te overtuigen dat je onderzoek voor Nederland zeer interessant kan zijn, blijkt het nog lastig om binnen Defensie een potje vrij te maken. Ik hoop dat het gaat lukken. Terrorismebestrijding is een belangrijk thema. Het zou toch vreemd zijn als ze deze kans lieten liggen.”

(Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)
WIE IS ROY LINDELAUF?

Als één van de eerste studenten op de TU Delft maakte Roy Lindelauf (1976) gebruik van de gelegenheid om twee masters te combineren. Deze maand voltooide hij een master kansberekening en statistiek en een master aerospace engineering. Ook bij die tweede master is het vooral het gebruik van toegepaste wiskunde dat hem fascineert. “Ik heb een wiskundig kansrekenmodel opgezet om een bepaald roestfenomeen bij vliegtuigen te analyseren. Ik ben cum laude afgestudeerd bij Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek, hoorde ik afgelopen vrijdag.”

Lindelauf deed na het vwo een opleiding tot piloot bij de Koninklijke Luchtmacht. Een deel van zijn training volgde hij in de Verenigde Staten, waar hij met de Apache AH-64 leerde vliegen. Hij diende bij het 301 Squadron, maar koos om gezondheidsredenen in 2000 voor een studie aan de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek. Lindelauf woont met zijn vriendin in Etten-Leur.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.