Wetenschap

Wind speelt spelletje met Bosbaan

Civielstudente Linda van der Bend onderzocht of een verbreding van de Amsterdamse Bosbaan, de boeiverschillen zou doen afnemen. Dit blijkt nauwelijks het geval.

,,Boeiverschillen zijn tijdsverschillen die ontstaan tussen verschillende banen op een roeibaan door wind, stroming en golven”, aldus civielster Linda van der Bend. De vijfdejaars studeerde vorige week af op het onderwerp ‘Boeiverschillen in de Bosbaan’, de roeibaan in het Amsterdamse Bos. Volgens kenners zijn de boeiverschillen daar zelfs reden voor sommige roeiers om zich bij kwalificatieronden in te houden zodat ze vooral niet in de verkeerde baan terecht komen. De twee snelste roeiers komen automatisch in de banen drie en vier. Onder de langzamere roeiers worden de banen een, twee, vijf en zes verdeeld.

De Bosbaan, in 1936 gegraven als werkverschaffingsproject, was oorspronkelijk 72 meter breed met vijf banen. In 1964 werd de baan voor het EK verbreed van vijf naar zes banen. Inmiddels mogen er geen internationale wedstrijden meer op worden gevaren. Niet alleen door de boeiverschillen, maar ook omdat de baan niet over de vereiste acht banen beschikt.

,,Het probleem van de Bosbaan is dat deze in de west-oost richting ligt en dat de wind in Nederland meestal uit het zuidwesten waait”, aldus Van der Bend. ,,Door de hoek die de wind met de baan maakt en mede door de bomen rond de Bosbaan varieert de wind over de baan. Dit veroorzaakt opstuwing van het water – het water staat aan één kant van de baan hoger dan aan de andere kant. Als de wind over de hele baan gelijk zou zijn, stroomt het water terug via een diepere waterlaag. Op de Bosbaan is dit niet het geval. Op een plaats waar het minder hard waait – bij wind uit het zuidwesten: de zuidzijde, oftewel baan zes – zal het water terugstromen en een tegenstroming veroorzaken. In baan één hebben de roeiers de stroming altijd mee, terwijl op het eind van baan zes de roeiers de stroming tegen hebben.”

De boeiverschillen zijn aangetoond met behulp van een numeriek computermodel voor ondiepe wateren. Het computerprogramma is van het Waterloopkundig Laboratorium in Delft en daar heeft Van der Bend ook haar onderzoek naar de boeiverschillen verricht. ,,Uit eerder onderzoek met kleine drijvertjes is al gebleken dat er een boeiverschil is. Met het computermodel is het mogelijk ook voorspellingen te doen bij veranderingen aan de baan.”

Zo’n verandering was onderdeel van haar afstuderen: De FISA, de internationale roeibond, heeft het voorstel gedaan de Bosbaan te verbreden van zes naar acht banen. Door aan de noordzijde van de baan 26 meter te ontgraven ontstaat een baan van 118 meter breed en 2200 meter lang. Volgens Van der Bend verminderen de boeiverschillen dan met ongeveer twintig procent: ,,Het boeiverschil tussen baan een en baan zes neemt af, maar tussen baan drie en baan acht neemt het juist toe. De stroming wordt verdeeld over een groter oppervlak, de wind heeft daar echter meer grip op.” Door een verbreding van de Bosbaan worden de boeiverschillenwel kleiner, maar het probleem wordt ook verschoven.

Een eerder bedachte oplossing voor het probleem is de hele baan te overkappen, maar volgens prof.dr.ir. G.S. Stelling, lid van de afstudeercommissie, zullen vele Amsterdammers daar niet blij mee zijn: ,,De Bosbaan is ook een goeie karpervijver.”

,,Boeiverschillen zijn tijdsverschillen die ontstaan tussen verschillende banen op een roeibaan door wind, stroming en golven”, aldus civielster Linda van der Bend. De vijfdejaars studeerde vorige week af op het onderwerp ‘Boeiverschillen in de Bosbaan’, de roeibaan in het Amsterdamse Bos. Volgens kenners zijn de boeiverschillen daar zelfs reden voor sommige roeiers om zich bij kwalificatieronden in te houden zodat ze vooral niet in de verkeerde baan terecht komen. De twee snelste roeiers komen automatisch in de banen drie en vier. Onder de langzamere roeiers worden de banen een, twee, vijf en zes verdeeld.

De Bosbaan, in 1936 gegraven als werkverschaffingsproject, was oorspronkelijk 72 meter breed met vijf banen. In 1964 werd de baan voor het EK verbreed van vijf naar zes banen. Inmiddels mogen er geen internationale wedstrijden meer op worden gevaren. Niet alleen door de boeiverschillen, maar ook omdat de baan niet over de vereiste acht banen beschikt.

,,Het probleem van de Bosbaan is dat deze in de west-oost richting ligt en dat de wind in Nederland meestal uit het zuidwesten waait”, aldus Van der Bend. ,,Door de hoek die de wind met de baan maakt en mede door de bomen rond de Bosbaan varieert de wind over de baan. Dit veroorzaakt opstuwing van het water – het water staat aan één kant van de baan hoger dan aan de andere kant. Als de wind over de hele baan gelijk zou zijn, stroomt het water terug via een diepere waterlaag. Op de Bosbaan is dit niet het geval. Op een plaats waar het minder hard waait – bij wind uit het zuidwesten: de zuidzijde, oftewel baan zes – zal het water terugstromen en een tegenstroming veroorzaken. In baan één hebben de roeiers de stroming altijd mee, terwijl op het eind van baan zes de roeiers de stroming tegen hebben.”

De boeiverschillen zijn aangetoond met behulp van een numeriek computermodel voor ondiepe wateren. Het computerprogramma is van het Waterloopkundig Laboratorium in Delft en daar heeft Van der Bend ook haar onderzoek naar de boeiverschillen verricht. ,,Uit eerder onderzoek met kleine drijvertjes is al gebleken dat er een boeiverschil is. Met het computermodel is het mogelijk ook voorspellingen te doen bij veranderingen aan de baan.”

Zo’n verandering was onderdeel van haar afstuderen: De FISA, de internationale roeibond, heeft het voorstel gedaan de Bosbaan te verbreden van zes naar acht banen. Door aan de noordzijde van de baan 26 meter te ontgraven ontstaat een baan van 118 meter breed en 2200 meter lang. Volgens Van der Bend verminderen de boeiverschillen dan met ongeveer twintig procent: ,,Het boeiverschil tussen baan een en baan zes neemt af, maar tussen baan drie en baan acht neemt het juist toe. De stroming wordt verdeeld over een groter oppervlak, de wind heeft daar echter meer grip op.” Door een verbreding van de Bosbaan worden de boeiverschillenwel kleiner, maar het probleem wordt ook verschoven.

Een eerder bedachte oplossing voor het probleem is de hele baan te overkappen, maar volgens prof.dr.ir. G.S. Stelling, lid van de afstudeercommissie, zullen vele Amsterdammers daar niet blij mee zijn: ,,De Bosbaan is ook een goeie karpervijver.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.