Onderwijs

Wie wil waterwonen?

Deltawerken, polders, de Afsluitdijk – Nederlanders gaan vaak prat op hun inventiviteit als het om water gaat. Waterwoningen en drijvende wijken passen mooi in dit plaatje. Maar de inburgering van de waterwoning heeft heel wat voeten in de aarde.

De organisatoren van het Nationaal Congres Waterwonen kunnen tevreden zijn: het schip, waarop het congres gehouden wordt, zit vol en de opvarenden lijken het erover eens: waterwonen heeft de toekomst. “Iedereen vindt de plannen op het gebied van waterwonen leuk. Omdat het zo goed past bij Nederland. Omdat het met water te maken heeft. Omdat het te maken heeft met klimaatverandering. Maar in de praktijk wordt er nauwelijks iets mee gedaan”, zegt Ties Rijcken, initiatiefnemer van het Climate Adaptation Lab aan de TU en medeorganisator van het congres, dat op 23 april plaatsvond. Hij is blij met de grote belangstelling voor het thema, maar moet er ook een beetje om lachen: “De term ‘waterwonen’ spreekt kennelijk tot de verbeelding. Drie jaar geleden hebben we ook een congres georganiseerd over dit onderwerp, onder de noemer ‘waterberging en woningbouw’. Daar kwamen nauwelijks mensen op af.”

Met de term waterwonen worden allerlei vormen van wonen op of aan het water bedoeld. Het gaat om drijvende woningen, amfibische woningen en terpwoningen. Voordelen zijn er genoeg. Volgens Jeroen Singelenberg van de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) zijn waterwoningen dé oplossing voor het groeiende tekort aan woningbouwlocaties en de toenemende behoefte aan ruimte voor waterberging in de overstromingsgebieden. Drijvende woningen en wijken vormen een aantrekkelijk woonmilieu en in het geval van (extreem) hoge waterstanden kan het gebied worden gebruikt om overtollig water op te slaan.

Hoewel bezoekers van het congres over het algemeen enthousiast zijn over die visie, blijkt al snel dat degenen die het waterwonen in de praktijk willen brengen, tegen heel wat obstakels aanlopen. Een reeks van bureaucratische ‘rode stoplichten’ die innovatieve projecten in de kiem smoren, bijvoorbeeld. Projectontwikkelaars met ‘koudwatervrees’ en twijfelende consumenten die vrezen voor hun rechtszekerheid.

Als Nederland serieus gebruik wil maken van de mogelijkheden die het drijvend bouwen biedt, is er een serieuze mentaliteitsomslag nodig, denken ir. Maarten Kuijper en ir. Bart Roeffen van de Yes!Delft-onderneming Deltasync, een bedrijf dat zich specialiseert in het ontwerpen en realiseren van drijvende gebouwen. Kuijper: “Een groot voordeel van drijvend bouwen is de flexibiliteit van de gebouwen. Een woning wordt geproduceerd op een werf of in een droogdok en wordt vervolgens naar een kavel versleept. Op deze manier kan er snel gebouwd worden en het voorkomt overlast voor de buurt. Ook kun je ervoor kiezen om een gebouw na enkele jaren ergens anders neer te leggen als er een andere bestemming aan de kavels wordt gegeven, bijvoorbeeld omdat de grondprijzen zijn gestegen.”

In plannen voor de ruimtelijke ordening is er, volgens Kuijper, nog te weinig aandacht voor de voordelen van het bouwen op water. “Het lijkt er nu op dat mensen de manier waarop ze op land bouwen één op één naar water vertalen. De mogelijkheden die het water biedt worden nog veel te weinig benut.”
Rechten

Een eerste stap die gezet moet worden om waterwonen op een grotere schaal te realiseren, is het aanpassen van de wet- en regelgeving, die momenteel nog geheel is toegesneden op wonen op het land. Er zijn veel onduidelijkheden over wat de rechten zijn van de bewoners van waterwoningen. Tevens is er in bestemmingsplannen van gemeentes geen rekening mee gehouden dat je ook op water kunt bouwen. Hierdoor zijn er maar weinig watergebieden aangewezen als ‘bouwgrond’.

In het ‘SEV-advies inzake waterwonen’, dat minister Jacqueline Cramer van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tijdens het congres in ontvangst neemt, pleit de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting voor het aanpassen van die wet- en regelgeving. Drijvend en amfibisch wonen zouden volstrekt gelijkwaardig moeten worden aan het wonen op het land, aldus de SEV. Pas dan wordt het echt aantrekkelijk voor investeerders, projectontwikkelaars en bewoners om zich te richten op waterwonen.

Maar met de bouw van waterwoningen en drijvende wijken is de populariteit ervan nog niet gegarandeerd. Zitten mensen eigenlijk wel te wachten op deze spannende en innovatieve waterwoonmilieus?

“Wonen op water heeft lange tijd een negatieve connotatie gehad”, zegt dr. Roland Goetgeluk, senioronderzoeker volkshuisvesting en woningmarkt bij het onderzoeksinstituut OTB van de TU Delft. In opdracht van de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting deed Goetgeluk consumentenonderzoek naar de vraag ‘wie wil waterwonen?’. “Waterwoningen zoals in Vinkeveen werden vroeger gezien als woningen aan de onderkant van de woningmarkt. Water was vies en woonboten waren voor mensen die zich geen gewone woning konden veroorloven. Tegenwoordig wordt wonen op water hoger gewaardeerd. Door nieuwe technieken kunnen betere waterwoningen worden gebouwd. Bovendien is het oppervlaktewater nu ook schoner dan pakweg vijftig jaar geleden. Water is niet meer vies maar fun.”

Hoewel tegenwoordig nauwelijks meer wordt neergekeken op waterwonen, wijzen de resultaten van marktonderzoeken doorgaans uit dat maar weinig mensen zitten te springen om een drijvende woning. Mensen hechten meestal nauwelijks toegevoegde waarde aan de nabijheid van water en hebben liever een bos in de buurt. Water kun je alleen gebruiken om een boot op te leggen, denkt men.
Rust

Goetgeluk ziet de noodzaak om dit beeld te nuanceren. Volgens hem is er wel degelijk markt voor waterwoningen: “Mensen die zich aangetrokken voelen tot waterwonen zijn de waterliefhebbers . watersporters en andere recreanten . en de mensen die eraan gewend zijn om in een waterrijke omgeving te wonen. Zij associëren de nabijheid van water met rust, ruimte, groen, geborgenheid en veiligheid. Bewoners van gemeentes als Gouda en Tiel zijn bijvoorbeeld veel positiever over waterwonen dan bewoners uit waterarme gemeentes. De potentie van de markt is in deze waterrijke gebieden daardoor veel groter dan andere marktonderzoeken doen vermoeden.”

Uit het onderzoek van Goetgeluk blijkt dat de vorm van waterwonen mensen nauwelijks iets uitmaakt. Waterwonen is waterwonen, ongeacht of het huis drijft of op een terp staat. Wel is het essentieel dat de kavels een verbinding met open water hebben. Potentiële waterwoners willen een boot voor de deur hebben, want dat is juist de charme van waterwonen.

Goetgeluk ziet een mooie toekomst voor waterwonen in Nederland. Maar eerst moet de wet- en regelgeving op orde zijn, anders komt er van alle mogelijkheden maar weinig terecht.

www.deltasync.nl

www.sev.nl

www.otb.tudelft.nl

Drijvend bouwen zou in de nabije toekomst wel eens het nieuwe visitekaartje kunnen worden van de TU. Dat hopen tenminste prof.ir. Louis de Quelerij, decaan van Civiele Techniek en Geowetenschappen en prof.ir. Wytze Patijn, decaan van Bouwkunde.

In 2006 wonnen Delftse masterstudenten en promovendi van Deltasync de Internationale DeltaCompetition met hun ontwerp van een drijvende stad, de ‘Floating City’. Dit concept sprak de decanen zo sterk aan, dat ze momenteel de mogelijkheden uitzoeken om een onderzoeksgroep rond dit onderwerp te starten die door de hele TU gedragen wordt.

De Quelerij: “We willen het idee van een drijvende stad als uitgangspunt nemen. Er zijn talrijke deelaspecten die verder uitgewerkt kunnen worden op het gebied van bijvoorbeeld technologie, stedenbouwkunde, vormgeving en besluitvorming. Tijdens een workshop die ik een klein jaar geleden hield rond dit thema, werden de plannen voor het opzetten van een onderzoeksgroep opvallend enthousiast ontvangen door de aanwezige hoogleraren. Er waren vrijwel alleen maar voorstanders; heel anders dan bij de lancering van het superbusproject.”

De Querelij benadrukt wel dat we niet hoeven te verwachten dat er over enkele jaren een nieuwe stad in het IJsselmeer zal drijven. “Je moet het Floating City-concept ruim zien. We willen in eerste instantie toepassingen op kleinere schaal onderzoeken en realiseren.”

Met een mediageniek project als Floating City kan de TU veel publiciteit trekken. Maar voordat het zover is, moet nog bepaald worden of er binnen de universiteit en onder investeerders genoeg animo voor is. De decanen hopen nog voor de zomer te kunnen beslissen of en op welke schaal het project van start gaat.
Geen natte voeten

Het overstromingsrisico is in Nederland klein. Heel klein. De kans dat Delftenaren dit jaar natte voeten krijgen is één op de tienduizend. Sommige andere Nederlanders lopen een iets groter risico. Mensen die in Gelderland, Overijssel, Noord-Brabant en Limburg in de buurt van de grote rivieren wonen, lopen nog de grootste kans op overstromingen: één op de twaalfhonderdvijftig.

Vanwege het lage overstromingsrisico is het realiseren van waterwoningen het meest interessant in buitendijkse gebieden waar het overstromingsrisico voor gewone woningen te hoog is. Doordat drijvende woningen meestijgen met het waterpeil, blijven de buitendijkse gebieden bruikbaar voor waterberging, maar kunnen ze tegelijkertijd gebruikt worden voor volkshuisvesting.

De organisatoren van het Nationaal Congres Waterwonen kunnen tevreden zijn: het schip, waarop het congres gehouden wordt, zit vol en de opvarenden lijken het erover eens: waterwonen heeft de toekomst. “Iedereen vindt de plannen op het gebied van waterwonen leuk. Omdat het zo goed past bij Nederland. Omdat het met water te maken heeft. Omdat het te maken heeft met klimaatverandering. Maar in de praktijk wordt er nauwelijks iets mee gedaan”, zegt Ties Rijcken, initiatiefnemer van het Climate Adaptation Lab aan de TU en medeorganisator van het congres, dat op 23 april plaatsvond. Hij is blij met de grote belangstelling voor het thema, maar moet er ook een beetje om lachen: “De term ‘waterwonen’ spreekt kennelijk tot de verbeelding. Drie jaar geleden hebben we ook een congres georganiseerd over dit onderwerp, onder de noemer ‘waterberging en woningbouw’. Daar kwamen nauwelijks mensen op af.”

Met de term waterwonen worden allerlei vormen van wonen op of aan het water bedoeld. Het gaat om drijvende woningen, amfibische woningen en terpwoningen. Voordelen zijn er genoeg. Volgens Jeroen Singelenberg van de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) zijn waterwoningen dé oplossing voor het groeiende tekort aan woningbouwlocaties en de toenemende behoefte aan ruimte voor waterberging in de overstromingsgebieden. Drijvende woningen en wijken vormen een aantrekkelijk woonmilieu en in het geval van (extreem) hoge waterstanden kan het gebied worden gebruikt om overtollig water op te slaan.

Hoewel bezoekers van het congres over het algemeen enthousiast zijn over die visie, blijkt al snel dat degenen die het waterwonen in de praktijk willen brengen, tegen heel wat obstakels aanlopen. Een reeks van bureaucratische ‘rode stoplichten’ die innovatieve projecten in de kiem smoren, bijvoorbeeld. Projectontwikkelaars met ‘koudwatervrees’ en twijfelende consumenten die vrezen voor hun rechtszekerheid.

Als Nederland serieus gebruik wil maken van de mogelijkheden die het drijvend bouwen biedt, is er een serieuze mentaliteitsomslag nodig, denken ir. Maarten Kuijper en ir. Bart Roeffen van de Yes!Delft-onderneming Deltasync, een bedrijf dat zich specialiseert in het ontwerpen en realiseren van drijvende gebouwen. Kuijper: “Een groot voordeel van drijvend bouwen is de flexibiliteit van de gebouwen. Een woning wordt geproduceerd op een werf of in een droogdok en wordt vervolgens naar een kavel versleept. Op deze manier kan er snel gebouwd worden en het voorkomt overlast voor de buurt. Ook kun je ervoor kiezen om een gebouw na enkele jaren ergens anders neer te leggen als er een andere bestemming aan de kavels wordt gegeven, bijvoorbeeld omdat de grondprijzen zijn gestegen.”

In plannen voor de ruimtelijke ordening is er, volgens Kuijper, nog te weinig aandacht voor de voordelen van het bouwen op water. “Het lijkt er nu op dat mensen de manier waarop ze op land bouwen één op één naar water vertalen. De mogelijkheden die het water biedt worden nog veel te weinig benut.”
Rechten

Een eerste stap die gezet moet worden om waterwonen op een grotere schaal te realiseren, is het aanpassen van de wet- en regelgeving, die momenteel nog geheel is toegesneden op wonen op het land. Er zijn veel onduidelijkheden over wat de rechten zijn van de bewoners van waterwoningen. Tevens is er in bestemmingsplannen van gemeentes geen rekening mee gehouden dat je ook op water kunt bouwen. Hierdoor zijn er maar weinig watergebieden aangewezen als ‘bouwgrond’.

In het ‘SEV-advies inzake waterwonen’, dat minister Jacqueline Cramer van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tijdens het congres in ontvangst neemt, pleit de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting voor het aanpassen van die wet- en regelgeving. Drijvend en amfibisch wonen zouden volstrekt gelijkwaardig moeten worden aan het wonen op het land, aldus de SEV. Pas dan wordt het echt aantrekkelijk voor investeerders, projectontwikkelaars en bewoners om zich te richten op waterwonen.

Maar met de bouw van waterwoningen en drijvende wijken is de populariteit ervan nog niet gegarandeerd. Zitten mensen eigenlijk wel te wachten op deze spannende en innovatieve waterwoonmilieus?

“Wonen op water heeft lange tijd een negatieve connotatie gehad”, zegt dr. Roland Goetgeluk, senioronderzoeker volkshuisvesting en woningmarkt bij het onderzoeksinstituut OTB van de TU Delft. In opdracht van de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting deed Goetgeluk consumentenonderzoek naar de vraag ‘wie wil waterwonen?’. “Waterwoningen zoals in Vinkeveen werden vroeger gezien als woningen aan de onderkant van de woningmarkt. Water was vies en woonboten waren voor mensen die zich geen gewone woning konden veroorloven. Tegenwoordig wordt wonen op water hoger gewaardeerd. Door nieuwe technieken kunnen betere waterwoningen worden gebouwd. Bovendien is het oppervlaktewater nu ook schoner dan pakweg vijftig jaar geleden. Water is niet meer vies maar fun.”

Hoewel tegenwoordig nauwelijks meer wordt neergekeken op waterwonen, wijzen de resultaten van marktonderzoeken doorgaans uit dat maar weinig mensen zitten te springen om een drijvende woning. Mensen hechten meestal nauwelijks toegevoegde waarde aan de nabijheid van water en hebben liever een bos in de buurt. Water kun je alleen gebruiken om een boot op te leggen, denkt men.
Rust

Goetgeluk ziet de noodzaak om dit beeld te nuanceren. Volgens hem is er wel degelijk markt voor waterwoningen: “Mensen die zich aangetrokken voelen tot waterwonen zijn de waterliefhebbers . watersporters en andere recreanten . en de mensen die eraan gewend zijn om in een waterrijke omgeving te wonen. Zij associëren de nabijheid van water met rust, ruimte, groen, geborgenheid en veiligheid. Bewoners van gemeentes als Gouda en Tiel zijn bijvoorbeeld veel positiever over waterwonen dan bewoners uit waterarme gemeentes. De potentie van de markt is in deze waterrijke gebieden daardoor veel groter dan andere marktonderzoeken doen vermoeden.”

Uit het onderzoek van Goetgeluk blijkt dat de vorm van waterwonen mensen nauwelijks iets uitmaakt. Waterwonen is waterwonen, ongeacht of het huis drijft of op een terp staat. Wel is het essentieel dat de kavels een verbinding met open water hebben. Potentiële waterwoners willen een boot voor de deur hebben, want dat is juist de charme van waterwonen.

Goetgeluk ziet een mooie toekomst voor waterwonen in Nederland. Maar eerst moet de wet- en regelgeving op orde zijn, anders komt er van alle mogelijkheden maar weinig terecht.

www.deltasync.nl

www.sev.nl

www.otb.tudelft.nl

Drijvend bouwen zou in de nabije toekomst wel eens het nieuwe visitekaartje kunnen worden van de TU. Dat hopen tenminste prof.ir. Louis de Quelerij, decaan van Civiele Techniek en Geowetenschappen en prof.ir. Wytze Patijn, decaan van Bouwkunde.

In 2006 wonnen Delftse masterstudenten en promovendi van Deltasync de Internationale DeltaCompetition met hun ontwerp van een drijvende stad, de ‘Floating City’. Dit concept sprak de decanen zo sterk aan, dat ze momenteel de mogelijkheden uitzoeken om een onderzoeksgroep rond dit onderwerp te starten die door de hele TU gedragen wordt.

De Quelerij: “We willen het idee van een drijvende stad als uitgangspunt nemen. Er zijn talrijke deelaspecten die verder uitgewerkt kunnen worden op het gebied van bijvoorbeeld technologie, stedenbouwkunde, vormgeving en besluitvorming. Tijdens een workshop die ik een klein jaar geleden hield rond dit thema, werden de plannen voor het opzetten van een onderzoeksgroep opvallend enthousiast ontvangen door de aanwezige hoogleraren. Er waren vrijwel alleen maar voorstanders; heel anders dan bij de lancering van het superbusproject.”

De Querelij benadrukt wel dat we niet hoeven te verwachten dat er over enkele jaren een nieuwe stad in het IJsselmeer zal drijven. “Je moet het Floating City-concept ruim zien. We willen in eerste instantie toepassingen op kleinere schaal onderzoeken en realiseren.”

Met een mediageniek project als Floating City kan de TU veel publiciteit trekken. Maar voordat het zover is, moet nog bepaald worden of er binnen de universiteit en onder investeerders genoeg animo voor is. De decanen hopen nog voor de zomer te kunnen beslissen of en op welke schaal het project van start gaat.
Geen natte voeten

Het overstromingsrisico is in Nederland klein. Heel klein. De kans dat Delftenaren dit jaar natte voeten krijgen is één op de tienduizend. Sommige andere Nederlanders lopen een iets groter risico. Mensen die in Gelderland, Overijssel, Noord-Brabant en Limburg in de buurt van de grote rivieren wonen, lopen nog de grootste kans op overstromingen: één op de twaalfhonderdvijftig.

Vanwege het lage overstromingsrisico is het realiseren van waterwoningen het meest interessant in buitendijkse gebieden waar het overstromingsrisico voor gewone woningen te hoog is. Doordat drijvende woningen meestijgen met het waterpeil, blijven de buitendijkse gebieden bruikbaar voor waterberging, maar kunnen ze tegelijkertijd gebruikt worden voor volkshuisvesting.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.