Wetenschap

Wetenschappers beoordelen: ‘Het moet gaan om kwaliteit, niet om kwantiteit’

Wetenschappers worden teveel afgerekend op publicaties, en te weinig op bijdragen aan onderwijs en valorisatie, stelt een TU-onderzoekscommissie geleid door Ena Voûte.

Lesgeven moet beter gewaardeerd worden. (Foto: Dalia Madi)

Read in English

Onderwijs en valorisatie zijn de ondergeschoven kindjes van de universiteiten in Nederland. Dat concludeerde de Vereniging van Universiteiten (VSNU) in 2019 in het rapport ‘Ruimte voor ieders talent’. Het rapport vormde het startschot voor een herbezinning. Universiteiten onderzoeken sindsdien hoe ze de drie kerntaken – onderzoek, onderwijs en valorisatie –  beter in balans kunnen brengen. Bij de TU Delft gebeurt dat onder leiding van Ena Voûte, decaan van Industrieel Ontwerpen. Haar commissie Erkennen & Waarderen publiceerde vorige week het rapport TU Delft Recognition & Rewards Perspective 2021 – 2024.

Met welke problemen worstelen universiteiten bij de beoordeling van wetenschappers?
“Een belangrijk probleem is de werkdruk onder wetenschappers. Die is al jaren te hoog. Lesgeven en onderwijsmateriaal ontwikkelen kost veel tijd en wordt ondergewaardeerd. Wetenschappers doen dat naast hun onderzoek. Als we de waardering ervoor gelijktrekken met die voor onderzoek kunnen wetenschappers met veel affiniteit met onderwijs en didactiek het zich permitteren om daar meer tijd in te steken. Anderen kunnen zich dan meer op onderzoek toeleggen.”

Kunnen medewerkers zich dan meer specialiseren?
“Inderdaad. Onderwijs is een van de kerntaken van de universiteit, naast onderzoek en valorisatie. Dus het is zaak dat we dat goed op orde hebben. Dat betekent ook dat er in het onderwijs meer innovatie mogelijk is en dat we onderzoekers kunnen ondersteunen bij het verbeteren van hun didactische vaardigheden.”

‘Postdocs worden voor alsmaar kortere periodes aangenomen’

U heeft de afgelopen maanden tientallen gesprekken gevoerd met TU-medewerkers (met name onderzoekers) om problemen te inventariseren en ideeën op te doen. Een opvallende uitkomst was dat er meer aandacht moet komen voor de ontwikkeling van postdocs. Kunt u dat toelichten?
“Postdocs krijgen te weinig mogelijkheden om zich te ontwikkelen. Ze worden voor alsmaar kortere periodes aangenomen. Soms krijgen ze contracten voor minder dan twee jaar. Dat maakt het lastig om ze in te zetten voor onderwijs en de begeleiding van promovendi. Terwijl postdocs dat vaak wel willen. We moeten dus kijken of we ze langer in dienst kunnen nemen.”

Het bevorderen van open science staat ook op de wensenlijst. Waarom is dat belangrijk bij het beoordelen van wetenschappers?
“De focus moet niet meer liggen op kwantiteit maar op kwaliteit van onderzoek. Kwaliteit impliceert ook dat je data toegankelijk maakt voor anderen. En het hangt samen met de wijze waarop je je onderzoek verbindt aan onderwijs en aan valorisatie. We moeten een grote cultuurverandering in gang zetten.”

Bent u niet bang dat onderzoekers die later in het buitenland aan de slag willen hier huiverig tegenover staan?
“Het is gewaagd om voorop te lopen in deze veranderingen, dat klopt. Tegelijkertijd is dit wel een cultuurverandering die ook elders in de wereld plaatsvindt.”

Hoe gaan jullie nu verder?
“We werken op allerlei fronten aan dit bouwwerk. We hebben beleidsinstrumenten die kunnen helpen, denk bijvoorbeeld aan de R&O (het functionerings- en beoordelingssysteem van de TU Delft – red), het leiderschapsprofiel en de graduate school. Die houden we tegen het licht. En alle faculteiten hebben loopbaancommissies die van elkaar kunnen leren. Ze kunnen best proven practices met elkaar delen voor het stimuleren van carrièremogelijkheden met andere zwaartepunten dan alleen onderzoek. Een lacune in het beleid tot nu toe is de wijze waarop we de kerntaak valorisatie op een hoger plan krijgen. Dat moeten we grotendeels nog uitwerken. We moeten er als universiteit voor zorgen dat wetenschappelijke kennis meer ten goede komt aan de samenleving. Op dat gebied kunnen we veel doen.”

Ena Voûte: “We moeten er als universiteit voor zorgen dat wetenschappelijke kennis meer ten goede komt aan de samenleving.” (Foto: TU Delft)

 

Onderwijs en valorisatie zijn de ondergeschoven kindjes van de universiteiten in Nederland. Dat concludeerde de Vereniging van Universiteiten (VSNU) in 2019 in het rapport ‘Ruimte voor ieders talent’. Het rapport vormde het startschot voor een herbezinning. Universiteiten onderzoeken sindsdien hoe ze de drie kerntaken – onderzoek, onderwijs en valorisatie –  beter in balans kunnen brengen. Bij de TU Delft gebeurt dat onder leiding van Ena Voûte, decaan van Industrieel Ontwerpen. Haar commissie Erkennen & Waarderen publiceerde vorige week het rapport TU Delft Recognition & Rewards Perspective 2021 – 2024.

Met welke problemen worstelen universiteiten bij de beoordeling van wetenschappers?
“Een belangrijk probleem is de werkdruk onder wetenschappers. Die is al jaren te hoog. Lesgeven en onderwijsmateriaal ontwikkelen kost veel tijd en wordt ondergewaardeerd. Wetenschappers doen dat naast hun onderzoek. Als we de waardering ervoor gelijktrekken met die voor onderzoek kunnen wetenschappers met veel affiniteit met onderwijs en didactiek het zich permitteren om daar meer tijd in te steken. Anderen kunnen zich dan meer op onderzoek toeleggen.”

Kunnen medewerkers zich dan meer specialiseren?
“Inderdaad. Onderwijs is een van de kerntaken van de universiteit, naast onderzoek en valorisatie. Dus het is zaak dat we dat goed op orde hebben. Dat betekent ook dat er in het onderwijs meer innovatie mogelijk is en dat we onderzoekers kunnen ondersteunen bij het verbeteren van hun didactische vaardigheden.”

‘Postdocs worden voor alsmaar kortere periodes aangenomen’

U heeft de afgelopen maanden tientallen gesprekken gevoerd met TU-medewerkers (met name onderzoekers) om problemen te inventariseren en ideeën op te doen. Een opvallende uitkomst was dat er meer aandacht moet komen voor de ontwikkeling van postdocs. Kunt u dat toelichten?
“Postdocs krijgen te weinig mogelijkheden om zich te ontwikkelen. Ze worden voor alsmaar kortere periodes aangenomen. Soms krijgen ze contracten voor minder dan twee jaar. Dat maakt het lastig om ze in te zetten voor onderwijs en de begeleiding van promovendi. Terwijl postdocs dat vaak wel willen. We moeten dus kijken of we ze langer in dienst kunnen nemen.”

Het bevorderen van open science staat ook op de wensenlijst. Waarom is dat belangrijk bij het beoordelen van wetenschappers?
“De focus moet niet meer liggen op kwantiteit maar op kwaliteit van onderzoek. Kwaliteit impliceert ook dat je data toegankelijk maakt voor anderen. En het hangt samen met de wijze waarop je je onderzoek verbindt aan onderwijs en aan valorisatie. We moeten een grote cultuurverandering in gang zetten.”

Bent u niet bang dat onderzoekers die later in het buitenland aan de slag willen hier huiverig tegenover staan?
“Het is gewaagd om voorop te lopen in deze veranderingen, dat klopt. Tegelijkertijd is dit wel een cultuurverandering die ook elders in de wereld plaatsvindt.”

Hoe gaan jullie nu verder?
“We werken op allerlei fronten aan dit bouwwerk. We hebben beleidsinstrumenten die kunnen helpen, denk bijvoorbeeld aan de R&O (het functionerings- en beoordelingssysteem van de TU Delft – red), het leiderschapsprofiel en de graduate school. Die houden we tegen het licht. En alle faculteiten hebben loopbaancommissies die van elkaar kunnen leren. Ze kunnen best proven practices met elkaar delen voor het stimuleren van carrièremogelijkheden met andere zwaartepunten dan alleen onderzoek. Een lacune in het beleid tot nu toe is de wijze waarop we de kerntaak valorisatie op een hoger plan krijgen. Dat moeten we grotendeels nog uitwerken. We moeten er als universiteit voor zorgen dat wetenschappelijke kennis meer ten goede komt aan de samenleving. Op dat gebied kunnen we veel doen.”

Redacteur Tomas van Dijk

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

tomas.vandijk@tudelft.nl

Comments are closed.