Onderwijs

Wereldburger in Afghanistan

Na haar studie volgde Mary Munnik het geijkte carrièrepad voor een IO’er, totdat een burn-out haar de ogen opende. Sindsdien combineerde ze deeltijdbanen met wat ze echt wil: fotograferen in landen als Maleisië, Syrië en Rusland.

Volgende week start ze een nieuw leven als fotograaf/journalist in Afghanistan.

Mary Munnik is druk bezig met het regelen van de laatste dingen voor haar vertrek. Bij de fotozaak om de hoek haalt ze straks haar nieuwe digitale camera op en bij haar werkgevers rondt ze de werkzaamheden af. Vrienden en bekenden brengt ze, soms met moeite, op de hoogte van haar besluit Nederland te verlaten. “Ik kan eigenlijk niet wachten”, zegt ze.

Half september pas kwam ze terug uit Kabul, waar ze twee maanden gefotografeerd heeft en genoten heeft van het Afghaanse leven. Het besluit om Rotterdam in te ruilen voor de hoofdstad van het door oorlog verwoeste land was snel genomen. Familie en beste vrienden waren niet eens verbaasd. “Die weten inmiddels wel dat dit is wat ik wil”, aldus Munnik. En dat er een negatief reisadvies voor Afghanistan geldt, maakt haar alleen maar enthousiaster. “Daarom ga ik juist daarheen, omdat er wat aan de hand is!”

Ze kan zich opwinden over de negatieve media-aandacht die het land krijgt. “Natuurlijk gaat er veel fout daar, maar er zijn ook zo veel dingen die goed gaan. Ik ben bijvoorbeeld allerlei vrouwen tegengekomen die gewoon een goede baan hadden. Dokters, advocaten, journalisten. Van de medische studenten is veertig procent vrouw en na de verkiezingen moet in de regering op één op de vier zetels een vrouw zitten. Dat zijn dingen waarover we hier nooit iets horen.”

Ze is van plan een boek te schrijven over haar ervaringen, mogelijk gebaseerd op de nieuwsbrieven die ze vrienden en familie zal sturen. Maar ze wil vooral reportages maken over ‘dingen die er echt toe doen’. Met mooie, aangrijpende foto’s en informatieve teksten.
Autozitjes

Dat er in Afghanistan meer dan voldoende onderwerpen voorhanden zijn weet ze zeker. Maar of er ook een markt is voor haar reportages, dat weet ze nog niet. “Ik probeer reportages te maken waar ik zelf tevreden over ben”, zegt ze. Dat ze wellicht om financiële redenen ander werk moet doen, daar zit ze niet mee. “Er zijn bijna drieduizend hulporganisaties en allerlei multinationals. Ik kan vast wel ergens aan de slag”, vertelt de oud-TU’er. “En zelfs als het niet lukt met mijn reportages en ik een paar jaar moet werken voor een hulporganisatie, dan is dat niet erg. Dan heb ik het in ieder geval geprobeerd.”

Echt gebruik maken van haar technische achtergrond en haar ontwerpkennis doet Munnik al enige tijd niet meer. Toch was dat aan het begin van haar loopbaan heel anders. Na haar afstuderen, waarvoor ze een zitvoorziening voor gehandicapte kinderen ontwierp, begon ze bij TNO Automotive als adviseur ergonomie. Ze onderzocht zo’n negentig verschillende autozitjes voor kinderen op handigheid en gebruik. “Achteraf gezien was dat mijn leukste baan. Ik had veel verantwoording, werkte internationaal en mocht zelf presentaties houden voor de opdrachtgevers”, aldus Munnik.

In haar volgende functie, bij TNO Arbeid, deed ze meer en meer aan marketing, wat haar wonderlijk goed beviel. Haar reislustige en avontuurlijke aard plus de interesse voor marketing deden haar solliciteren voor een Europese studiebeurs voor een Junior Executives trainingsprogramma in Japan. Ze kreeg de beurs en vertrok naar Tokio. Anderhalf jaar lang leerde ze van alles over de Japanse cultuur en zakenwereld, bezocht ze talloze bedrijven en volgde ze extra privéles om het Japans meester te worden. “Ik kan nu in Japan aan de universiteit studeren, zo goed spreek ik de taal”, zegt ze trots.

Ondertussen opende TNO Automotive een kantoor in de Japanse hoofdstad, waar Munnik na haar trainingsprogramma als marketingmanager kon beginnen. Ze bezocht klanten, organiseerde beurzen en produceerde folders en brochures in het Japans. “Maar ik heb ook veel tijd besteed aan het uitzoeken van de database”, vertelt ze. Soms waren er binnen een bedrijf bijvoorbeeld meer contactpersonen, die onderling niet met elkaar communiceerden. Waar we in Nederland liever één contactpersoon per bedrijf hebben, zet je in Japan dan allebei de mensen in je database. Munnik: “Dat betekent ook dat je dus meerdere sales presentaties bij hetzelfde bedrijf geeft.”

Op enig moment besloot TNO de werkzaamheden in Japan op een laag pitje te zetten, omdat het bedrijf zich wilde concentreren op Europa. Hoewel Japan haar goed beviel, keerde ze daarom na drie jaar Tokio terug naar Nederland. “Sindsdien heb ik me nooit meer echt thuis gevoeld in Nederland. Ik ben een beetje wereldburger geworden”, aldus Munnik.
Burn-out

Na de vrijheden die ze gewend was bij TNO, kon ze bij haar nieuwe werkgever Canon niet aarden. “Daar was je bij wijze van spreken net verantwoordelijk voor je eigen bureau.” Al snel stapte ze over naar Sony, waar ze als productmanager meer verantwoordelijkheid had, maar toch bleek dat niet de oplossing. “Ik voelde al aankomen dat ik eigenlijk iets heel anders moest gaan doen”, zegt ze nu. Toch werkte ze door en uiteindelijk kreeg ze een fikse burn-out. “Een jaar lang kon ik helemaal niets meer.”

Terwijl ze langzaam bijkwam van haar burn-out, gaf ze zichzelf af en toe de opdracht te fotograferen, iets wat ze altijd al had gedaan maar waar ze nooit serieus mee bezig geweest was. Zo ontdekte ze wat ze met haar leven wilde: fotoreportages maken over landen waar wat aan de hand is. Daarna reisde ze verschillende keren naar het Maleisische Borneo om foto’s te maken. “Ik ging steeds naar dezelfde plek, een houten huis op palen, aan het water in een National Park. Heerlijk.” De reizen resulteerden in twee grote tentoonstellingen en een ongepubliceerd boek. Haar foto’s waren onder andere te zien in het Delftse Nusantara.

Inmiddels wist ze wat ze wilde, maar nog niet hoe. Munnik: “Ik had toch een baan nodig.” Ze begon als freelance fotograaf voor het blad Tattoo Planet en na een jaar als parttime docent marketing bij de opleiding industrieel productontwerpen in Rotterdam. “Het onderwijs leek mij met mijn achtergrond de enige sector waar ik zo aan de slag zou kunnen”, verklaart ze deze stap. Daarnaast kreeg ze werk bij Intent, een organisatie die adviezen geeft aan ondernemers die in hun thuisland een bedrijf willen beginnen. Hier hielp ze voornamelijk Afghanen met het maken van ondernemingsplannen.

Hoewel de drie banen bevielen, wist ze van begin af aan dat het slechts kortetermijnoplossingen waren. De droom bleef roepen. In augustus 2005 vertrok ze voor twee maanden naar Afghanistan om een fotoreportage te maken over het thema ‘opbouw’ voor een tentoonstelling van een fondsenwerver. Al pratend met mensen en foto’s makend van zwaar ondervoede baby’s en andere ellende, realiseerde ze zich iets. “Ik dacht: dit moet ik doen, want dit kan ik. Lang niet iedereen kan en wil zulk werk doen, ik wel.” Koud terug in Rotterdam, besloot ze dan ook definitief voor haar droom te kiezen.

Alles opzeggen en naar een ver land vertrekken begint zo langzamerhand routine voor haar te worden. “Met Japan ging het net zo, toen heb ik ook alles opgezegd, en toen ik naar Maleisië ging ook. Er kan een hoop, als je er maar niet te moeilijk over doet.” Achteraf gezien zegt ze dat alles wat ze tot nu gedaan heeft, hier naartoe geleid heeft. “Ik ga nu helemaal voor wat ik wil.”

www.marymunnik.com

Naam: Mary Munnik

Leeftijd: 38

Studie: industrieel ontwerpen

Afstudeerrichting: productergonomie

Afstudeerjaar: 1991

Woonplaats: Rotterdam

Verliefd/verloofd/getrouwd: verliefd

Loopbaan: adviseur ergonomie en arbeidsomstandigheden bij TNO, marketingmanager bij TNO Automotive in Tokio, senior marketingcoördinator fotografie en video bij Canon, productmanager digitale fotografie bij Sony BPE. Vervolgens freelance fotograaf en journalist, parttime docent marketing bij de opleiding industrieel productontwerpen (IPO) aan de Hogeschool Rotterdam en daarnaast werkzaam bij Intent. Vertrekt per 1 november voor onbepaalde tijd naar Afghanistan als fotograaf/journalist.

(Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)

Mary Munnik is druk bezig met het regelen van de laatste dingen voor haar vertrek. Bij de fotozaak om de hoek haalt ze straks haar nieuwe digitale camera op en bij haar werkgevers rondt ze de werkzaamheden af. Vrienden en bekenden brengt ze, soms met moeite, op de hoogte van haar besluit Nederland te verlaten. “Ik kan eigenlijk niet wachten”, zegt ze.

Half september pas kwam ze terug uit Kabul, waar ze twee maanden gefotografeerd heeft en genoten heeft van het Afghaanse leven. Het besluit om Rotterdam in te ruilen voor de hoofdstad van het door oorlog verwoeste land was snel genomen. Familie en beste vrienden waren niet eens verbaasd. “Die weten inmiddels wel dat dit is wat ik wil”, aldus Munnik. En dat er een negatief reisadvies voor Afghanistan geldt, maakt haar alleen maar enthousiaster. “Daarom ga ik juist daarheen, omdat er wat aan de hand is!”

Ze kan zich opwinden over de negatieve media-aandacht die het land krijgt. “Natuurlijk gaat er veel fout daar, maar er zijn ook zo veel dingen die goed gaan. Ik ben bijvoorbeeld allerlei vrouwen tegengekomen die gewoon een goede baan hadden. Dokters, advocaten, journalisten. Van de medische studenten is veertig procent vrouw en na de verkiezingen moet in de regering op één op de vier zetels een vrouw zitten. Dat zijn dingen waarover we hier nooit iets horen.”

Ze is van plan een boek te schrijven over haar ervaringen, mogelijk gebaseerd op de nieuwsbrieven die ze vrienden en familie zal sturen. Maar ze wil vooral reportages maken over ‘dingen die er echt toe doen’. Met mooie, aangrijpende foto’s en informatieve teksten.
Autozitjes

Dat er in Afghanistan meer dan voldoende onderwerpen voorhanden zijn weet ze zeker. Maar of er ook een markt is voor haar reportages, dat weet ze nog niet. “Ik probeer reportages te maken waar ik zelf tevreden over ben”, zegt ze. Dat ze wellicht om financiële redenen ander werk moet doen, daar zit ze niet mee. “Er zijn bijna drieduizend hulporganisaties en allerlei multinationals. Ik kan vast wel ergens aan de slag”, vertelt de oud-TU’er. “En zelfs als het niet lukt met mijn reportages en ik een paar jaar moet werken voor een hulporganisatie, dan is dat niet erg. Dan heb ik het in ieder geval geprobeerd.”

Echt gebruik maken van haar technische achtergrond en haar ontwerpkennis doet Munnik al enige tijd niet meer. Toch was dat aan het begin van haar loopbaan heel anders. Na haar afstuderen, waarvoor ze een zitvoorziening voor gehandicapte kinderen ontwierp, begon ze bij TNO Automotive als adviseur ergonomie. Ze onderzocht zo’n negentig verschillende autozitjes voor kinderen op handigheid en gebruik. “Achteraf gezien was dat mijn leukste baan. Ik had veel verantwoording, werkte internationaal en mocht zelf presentaties houden voor de opdrachtgevers”, aldus Munnik.

In haar volgende functie, bij TNO Arbeid, deed ze meer en meer aan marketing, wat haar wonderlijk goed beviel. Haar reislustige en avontuurlijke aard plus de interesse voor marketing deden haar solliciteren voor een Europese studiebeurs voor een Junior Executives trainingsprogramma in Japan. Ze kreeg de beurs en vertrok naar Tokio. Anderhalf jaar lang leerde ze van alles over de Japanse cultuur en zakenwereld, bezocht ze talloze bedrijven en volgde ze extra privéles om het Japans meester te worden. “Ik kan nu in Japan aan de universiteit studeren, zo goed spreek ik de taal”, zegt ze trots.

Ondertussen opende TNO Automotive een kantoor in de Japanse hoofdstad, waar Munnik na haar trainingsprogramma als marketingmanager kon beginnen. Ze bezocht klanten, organiseerde beurzen en produceerde folders en brochures in het Japans. “Maar ik heb ook veel tijd besteed aan het uitzoeken van de database”, vertelt ze. Soms waren er binnen een bedrijf bijvoorbeeld meer contactpersonen, die onderling niet met elkaar communiceerden. Waar we in Nederland liever één contactpersoon per bedrijf hebben, zet je in Japan dan allebei de mensen in je database. Munnik: “Dat betekent ook dat je dus meerdere sales presentaties bij hetzelfde bedrijf geeft.”

Op enig moment besloot TNO de werkzaamheden in Japan op een laag pitje te zetten, omdat het bedrijf zich wilde concentreren op Europa. Hoewel Japan haar goed beviel, keerde ze daarom na drie jaar Tokio terug naar Nederland. “Sindsdien heb ik me nooit meer echt thuis gevoeld in Nederland. Ik ben een beetje wereldburger geworden”, aldus Munnik.
Burn-out

Na de vrijheden die ze gewend was bij TNO, kon ze bij haar nieuwe werkgever Canon niet aarden. “Daar was je bij wijze van spreken net verantwoordelijk voor je eigen bureau.” Al snel stapte ze over naar Sony, waar ze als productmanager meer verantwoordelijkheid had, maar toch bleek dat niet de oplossing. “Ik voelde al aankomen dat ik eigenlijk iets heel anders moest gaan doen”, zegt ze nu. Toch werkte ze door en uiteindelijk kreeg ze een fikse burn-out. “Een jaar lang kon ik helemaal niets meer.”

Terwijl ze langzaam bijkwam van haar burn-out, gaf ze zichzelf af en toe de opdracht te fotograferen, iets wat ze altijd al had gedaan maar waar ze nooit serieus mee bezig geweest was. Zo ontdekte ze wat ze met haar leven wilde: fotoreportages maken over landen waar wat aan de hand is. Daarna reisde ze verschillende keren naar het Maleisische Borneo om foto’s te maken. “Ik ging steeds naar dezelfde plek, een houten huis op palen, aan het water in een National Park. Heerlijk.” De reizen resulteerden in twee grote tentoonstellingen en een ongepubliceerd boek. Haar foto’s waren onder andere te zien in het Delftse Nusantara.

Inmiddels wist ze wat ze wilde, maar nog niet hoe. Munnik: “Ik had toch een baan nodig.” Ze begon als freelance fotograaf voor het blad Tattoo Planet en na een jaar als parttime docent marketing bij de opleiding industrieel productontwerpen in Rotterdam. “Het onderwijs leek mij met mijn achtergrond de enige sector waar ik zo aan de slag zou kunnen”, verklaart ze deze stap. Daarnaast kreeg ze werk bij Intent, een organisatie die adviezen geeft aan ondernemers die in hun thuisland een bedrijf willen beginnen. Hier hielp ze voornamelijk Afghanen met het maken van ondernemingsplannen.

Hoewel de drie banen bevielen, wist ze van begin af aan dat het slechts kortetermijnoplossingen waren. De droom bleef roepen. In augustus 2005 vertrok ze voor twee maanden naar Afghanistan om een fotoreportage te maken over het thema ‘opbouw’ voor een tentoonstelling van een fondsenwerver. Al pratend met mensen en foto’s makend van zwaar ondervoede baby’s en andere ellende, realiseerde ze zich iets. “Ik dacht: dit moet ik doen, want dit kan ik. Lang niet iedereen kan en wil zulk werk doen, ik wel.” Koud terug in Rotterdam, besloot ze dan ook definitief voor haar droom te kiezen.

Alles opzeggen en naar een ver land vertrekken begint zo langzamerhand routine voor haar te worden. “Met Japan ging het net zo, toen heb ik ook alles opgezegd, en toen ik naar Maleisië ging ook. Er kan een hoop, als je er maar niet te moeilijk over doet.” Achteraf gezien zegt ze dat alles wat ze tot nu gedaan heeft, hier naartoe geleid heeft. “Ik ga nu helemaal voor wat ik wil.”

www.marymunnik.com

Naam: Mary Munnik

Leeftijd: 38

Studie: industrieel ontwerpen

Afstudeerrichting: productergonomie

Afstudeerjaar: 1991

Woonplaats: Rotterdam

Verliefd/verloofd/getrouwd: verliefd

Loopbaan: adviseur ergonomie en arbeidsomstandigheden bij TNO, marketingmanager bij TNO Automotive in Tokio, senior marketingcoördinator fotografie en video bij Canon, productmanager digitale fotografie bij Sony BPE. Vervolgens freelance fotograaf en journalist, parttime docent marketing bij de opleiding industrieel productontwerpen (IPO) aan de Hogeschool Rotterdam en daarnaast werkzaam bij Intent. Vertrekt per 1 november voor onbepaalde tijd naar Afghanistan als fotograaf/journalist.

(Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.