Opinie

Wel verkiezingen, maar geen politiek

Verkiezingen horen bij politiek. Studentenraadverkiezingen daarentegen hebben niets meer met politiek te maken. Tot 1997 bevonden studenten en TU-medewerkers zich gezamenlijk in het centrum van de universitaire democratie: de universiteitsraad.

Omdat de universiteit door dit machtsblok weinig doelmatig kon worden bestuurd, werd de bestuursstructuur door de overheid hervormd.

Voor Delft betekende dit dat de studenten, los van het personeel, een eigen studentenraad kregen, met slechts instemmingsrecht op een beperkt aantal zaken, die hen direct raken. Over andere zaken kregen de studenten een adviserende stem. De partijen in de studentenraad, Oras en AAG, hebben nu zes jaar de tijd gehad om invulling te geven aan deze nieuwe positie.

De meest opvallende ontwikkeling is dat Oras en AAG in die zes jaar in grote mate naar elkaar toe zijn gegroeid. AAG schrijft in haar verkiezingsfolder dat de meest gestelde vraag tijdens de verkiezingscampagne is wat de verschillen tussen de partijen zijn. AAG probeert hier vervolgens antwoord op te geven, maar slaagt er niet in om dit op een overtuigende manier te doen.

Zo meldt AAG bijvoorbeeld dat Oras niet principieel tegen het bindend studieadvies is en zij wel. Bij navraag blijkt het iets genuanceerder te zijn: Oras is ook tegen. Weliswaar niet principieel, maar ‘gewoon’ tegen. Verder beweert AAG dat Oras geneigd is om wat eerder in te stemmen met voorstellen van het college van bestuur en dat AAG graag wacht totdat ze antwoord heeft op al haar vragen. De verschillen zitten duidelijk in de nuances, zoals de fractievoorzitters in het interview van Delta 16 zelf ook aangeven. Op inhoud en in werkwijze zijn ze niet noemenswaardig. Het enige verschil dat nog wel overeind blijft, is het cultuurverschil. Corps- en Virgiel-leden vind je op de Oras-lijst en niet op de AAG-lijst.

Dat Oras en AAG naar elkaar zijn opgeschoven, is goed te verklaren. Voor AAG heeft het electoraal in ieder geval gunstig uitgepakt. Zelf geven de partijen aan dat het verdwijnen van de verschillen aantoont dat ze allebei goed luisteren naar de student. Dit is een juiste analyse, omdat de partijen zich hoofdzakelijk zijn gaan bezighouden met belangenbehartiging en niet meer met de TU-politiek en het TU-bestuur.

Zo heeft AAG een website ingericht waar je met klachten over te laat nagekeken tentamens terechtkunt en heeft Oras een site waar je tweedehands boeken kunt verhandelen. Verder delen AAG en Oras de visie dat docenten goed gekwalificeerd moeten zijn en vinden ze goede studiebegeleiding belangrijk. Over dit soort concrete punten is het logisch dat er geen verschillen in standpunten bestaan. Het is prima in het belang van de student, maar het heeft niets meer te maken met de visie en het langetermijnbeleid van de universiteit: de werkelijke TU-politiek.

Strijd

Waarschijnlijk houden de leden van de studentenraad zich wel met deze politiek bezig, maar vindt de discussie erover plaats achter de schermen. Een verklaring hiervoor ligt wellicht in het gegeven dat de studentenraad continu strijd moet leveren om serieus te worden genomen. In de tijd van de universiteitsraad waren studenten er zeker van dat ze invloed hadden (de u-raad beschikte over budgetrecht). Nu mogen ze op veel punten blij zijn dat er naar ze wordt geluisterd. Uit angst om te worden genegeerd, zal een studentenraadpartij de goede relatie met de bestuurders niet snel op het spel zetten.

In plaats van ze openlijk aan te vallen, proberen ze liever op een ‘constructieve’ manier er het beste van te maken.

Deze ontwikkeling is verdedigbaar in het licht van de nieuwe positie die de studentenraad heeft. Jammer is wel dat het voor de levendigheid en de aantrekkingskracht van de studentenpolitiek een doodlopende weg is. Een voorde hand liggend alternatief is dat de studentenraadpartijen weer het voortouw gaan nemen in het politieke debat binnen de TU. Maar dat is zeker niet voldoende om de studentenpolitiek weer op te laten leven.

Zo zal in de eerste plaats het democratisch bestel eens onder de loep moeten worden genomen. Stemmen heeft op dit moment namelijk te weinig effect op wat de studentenraad doet: er zijn elf kandidaten voor tien zetels en de studentenbelangen worden ongeacht de uitslag op vrijwel dezelfde manier behartigd. Voor de geloofwaardigheid van de studentenpolitiek zal eerst hier iets aan moeten veranderen. Dan kunnen we in de toekomst nog steeds verkiezingen houden, maar dan gaan ze wel over politiek.

De auteur studeert technische natuurkunde aan de TU Delft

Tot 1997 bevonden studenten en TU-medewerkers zich gezamenlijk in het centrum van de universitaire democratie: de universiteitsraad. Omdat de universiteit door dit machtsblok weinig doelmatig kon worden bestuurd, werd de bestuursstructuur door de overheid hervormd.

Voor Delft betekende dit dat de studenten, los van het personeel, een eigen studentenraad kregen, met slechts instemmingsrecht op een beperkt aantal zaken, die hen direct raken. Over andere zaken kregen de studenten een adviserende stem. De partijen in de studentenraad, Oras en AAG, hebben nu zes jaar de tijd gehad om invulling te geven aan deze nieuwe positie.

De meest opvallende ontwikkeling is dat Oras en AAG in die zes jaar in grote mate naar elkaar toe zijn gegroeid. AAG schrijft in haar verkiezingsfolder dat de meest gestelde vraag tijdens de verkiezingscampagne is wat de verschillen tussen de partijen zijn. AAG probeert hier vervolgens antwoord op te geven, maar slaagt er niet in om dit op een overtuigende manier te doen.

Zo meldt AAG bijvoorbeeld dat Oras niet principieel tegen het bindend studieadvies is en zij wel. Bij navraag blijkt het iets genuanceerder te zijn: Oras is ook tegen. Weliswaar niet principieel, maar ‘gewoon’ tegen. Verder beweert AAG dat Oras geneigd is om wat eerder in te stemmen met voorstellen van het college van bestuur en dat AAG graag wacht totdat ze antwoord heeft op al haar vragen. De verschillen zitten duidelijk in de nuances, zoals de fractievoorzitters in het interview van Delta 16 zelf ook aangeven. Op inhoud en in werkwijze zijn ze niet noemenswaardig. Het enige verschil dat nog wel overeind blijft, is het cultuurverschil. Corps- en Virgiel-leden vind je op de Oras-lijst en niet op de AAG-lijst.

Dat Oras en AAG naar elkaar zijn opgeschoven, is goed te verklaren. Voor AAG heeft het electoraal in ieder geval gunstig uitgepakt. Zelf geven de partijen aan dat het verdwijnen van de verschillen aantoont dat ze allebei goed luisteren naar de student. Dit is een juiste analyse, omdat de partijen zich hoofdzakelijk zijn gaan bezighouden met belangenbehartiging en niet meer met de TU-politiek en het TU-bestuur.

Zo heeft AAG een website ingericht waar je met klachten over te laat nagekeken tentamens terechtkunt en heeft Oras een site waar je tweedehands boeken kunt verhandelen. Verder delen AAG en Oras de visie dat docenten goed gekwalificeerd moeten zijn en vinden ze goede studiebegeleiding belangrijk. Over dit soort concrete punten is het logisch dat er geen verschillen in standpunten bestaan. Het is prima in het belang van de student, maar het heeft niets meer te maken met de visie en het langetermijnbeleid van de universiteit: de werkelijke TU-politiek.

Strijd

Waarschijnlijk houden de leden van de studentenraad zich wel met deze politiek bezig, maar vindt de discussie erover plaats achter de schermen. Een verklaring hiervoor ligt wellicht in het gegeven dat de studentenraad continu strijd moet leveren om serieus te worden genomen. In de tijd van de universiteitsraad waren studenten er zeker van dat ze invloed hadden (de u-raad beschikte over budgetrecht). Nu mogen ze op veel punten blij zijn dat er naar ze wordt geluisterd. Uit angst om te worden genegeerd, zal een studentenraadpartij de goede relatie met de bestuurders niet snel op het spel zetten.

In plaats van ze openlijk aan te vallen, proberen ze liever op een ‘constructieve’ manier er het beste van te maken.

Deze ontwikkeling is verdedigbaar in het licht van de nieuwe positie die de studentenraad heeft. Jammer is wel dat het voor de levendigheid en de aantrekkingskracht van de studentenpolitiek een doodlopende weg is. Een voorde hand liggend alternatief is dat de studentenraadpartijen weer het voortouw gaan nemen in het politieke debat binnen de TU. Maar dat is zeker niet voldoende om de studentenpolitiek weer op te laten leven.

Zo zal in de eerste plaats het democratisch bestel eens onder de loep moeten worden genomen. Stemmen heeft op dit moment namelijk te weinig effect op wat de studentenraad doet: er zijn elf kandidaten voor tien zetels en de studentenbelangen worden ongeacht de uitslag op vrijwel dezelfde manier behartigd. Voor de geloofwaardigheid van de studentenpolitiek zal eerst hier iets aan moeten veranderen. Dan kunnen we in de toekomst nog steeds verkiezingen houden, maar dan gaan ze wel over politiek.

De auteur studeert technische natuurkunde aan de TU Delft

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.