Wetenschap

Wég die lantaarnpaal

De stijve straatlantaarn met zijn kille licht heeft zijn langste tijd gehad. Het roer moet om, de mens moet zich weer happy voelen in donkere dagen. IO-studente Imke van Mil bestudeerde de zin en onzin van lichtarchitectuur . en ontdekte dat het straatbeeld op het punt staat voorgoed te veranderen.

Het is u misschien niet direct opgevallen, maar buiten voltrekt zich een revolutie. Een opstand tegen de straatlantaarn, zou je het kunnen noemen. De opstandelingen zijn met velen, en duiken op steeds meer plaatsen op. Er zijn kunstig gevormde lantaarns. Ingegraven spots, die hun licht enthousiast de lucht in zwiepen. Indirect schijnende lampen die ingebouwd zitten in banken en paaltjes. Lichtgevende trottoirtegels, stoepranden met lichtjes erin.

“Dit wordt steeds groter. Steeds moeilijker tegen te houden”, voorspelt Imke van Mil, die deze week afstudeert bij Industrieel Ontwerpen. “De trend is begonnen bij de hoofdkantoren van de grote bedrijven. En nu zie je dat de massa begint te volgen.” Haar begeleider dr. Piet Westendorp: “Ik vind het fantastisch. Dit is echt een heel nieuwe ontwikkeling.”

Sinds in de zeventiende eeuw in Amsterdam de eerste vaste straatlantaarns werden opgehangen, is er eigenlijk weinig wezenlijks meer veranderd in straatverlichtingsland. Openbare verlichting is er om de weg te vinden, het verkeer veilig te maken en je een veilig gevoel te geven . punt. Natuurlijk: zo hier en daar wordt een karakteristieke burcht of kerk uitgelicht met speciale spots. Maar dat zijn de uitzonderingen, de ‘krenten uit de pap’, zoals Van Mil zegt. Toen er in de jaren negentig opeens aandacht kwam voor geweld op straat, bestonden sommige gemeenten het om hun uitgaanscentra in de weekends te verlichten met bouwlampen. Licht is licht.

Mooi niet, vindt Van Mil. “Er is steeds meer mogelijk. Van bijzondere armaturen tot dynamische verlichting die bijvoorbeeld langzaam van kleur verandert.” En die mogelijkheden, daarvan mogen we best wat meer gebruikmaken, vindt ze. Net zoals in kantoren het accent is verschoven van functioneel tl-licht naar indirecte belichting en sfeervolle bureaulampen, zo zou het ook op straat moeten. “In de architectuur, de kantoorinrichting en in het productontwerp zie je dat men allang niet meer alleen functioneel denkt, maar steeds meer de beleving van de gebruiker laat meetellen. De openbare verlichting is daarin een beetje achtergebleven.”

Lichtrevolutie

Voor haar afstudeerscriptie bestudeerde Van Mil de stille lichtrevolutie, in opdracht van Nuon-dochter Dynamicom, een bedrijf dat onder meer adviezen verstrekt over openbare verlichting. Ook stelde ze een lichtplan op voor ‘Veldhuizen A’, een groezelige woonwijk in Ede, die binnenkort grondig op de schop gaat. Van Mil pleit onder meer voor blauwe lampjes die de belangrijke routes door de woonwijk aangeven, en spots die de bomen belichten.

Het gaat niet alleen om ‘mooi’, vindt Van Mils begeleider Westendorp. “Voor een deel is het natuurlijk feest. Pure pret. Maar de nieuwe generatie straatverlichting kan ook functioneel zijn, zoals je nu ziet bij sommige stoepranden waarin lichtjes zitten. Wat een verbetering van de verkeersveiligheid! Of denk aan de bewegwijzering. Je kunt looproutes aangeven met lichten in het trottoir, zoals nu al op sommige plaatsen gebeurt. Of je kunt wijken een kleur geven. Je zit dan bijvoorbeeld in een rode wijk, met rood verlichte stoepranden, lichtmonumenten in het rood en straatlantaarns die gemarkeerd zijn met rode cirkeltjes. De weg naar zo’n wijk is dan aangegeven met rode bordjes. De politie kan er misschien voor kiezen om zijn bureaus blauw te accentueren. De mogelijkheden zijn legio. En dat het toeneemt, is zeker.”

Van Mil signaleert in haar verslag dat er een nieuw beroep in opkomst is: dat van ‘lichtarchitect’. Of, voor wie het hipper wil: light designer. “Dat woord wordt pas de laatste jaren echt gebruikt”, zegt Van Mil. “Maar let op. We gaan het steeds vaker horen.”

Raiso, Finland

Het is u misschien niet direct opgevallen, maar buiten voltrekt zich een revolutie. Een opstand tegen de straatlantaarn, zou je het kunnen noemen. De opstandelingen zijn met velen, en duiken op steeds meer plaatsen op. Er zijn kunstig gevormde lantaarns. Ingegraven spots, die hun licht enthousiast de lucht in zwiepen. Indirect schijnende lampen die ingebouwd zitten in banken en paaltjes. Lichtgevende trottoirtegels, stoepranden met lichtjes erin.

“Dit wordt steeds groter. Steeds moeilijker tegen te houden”, voorspelt Imke van Mil, die deze week afstudeert bij Industrieel Ontwerpen. “De trend is begonnen bij de hoofdkantoren van de grote bedrijven. En nu zie je dat de massa begint te volgen.” Haar begeleider dr. Piet Westendorp: “Ik vind het fantastisch. Dit is echt een heel nieuwe ontwikkeling.”

Sinds in de zeventiende eeuw in Amsterdam de eerste vaste straatlantaarns werden opgehangen, is er eigenlijk weinig wezenlijks meer veranderd in straatverlichtingsland. Openbare verlichting is er om de weg te vinden, het verkeer veilig te maken en je een veilig gevoel te geven . punt. Natuurlijk: zo hier en daar wordt een karakteristieke burcht of kerk uitgelicht met speciale spots. Maar dat zijn de uitzonderingen, de ‘krenten uit de pap’, zoals Van Mil zegt. Toen er in de jaren negentig opeens aandacht kwam voor geweld op straat, bestonden sommige gemeenten het om hun uitgaanscentra in de weekends te verlichten met bouwlampen. Licht is licht.

Mooi niet, vindt Van Mil. “Er is steeds meer mogelijk. Van bijzondere armaturen tot dynamische verlichting die bijvoorbeeld langzaam van kleur verandert.” En die mogelijkheden, daarvan mogen we best wat meer gebruikmaken, vindt ze. Net zoals in kantoren het accent is verschoven van functioneel tl-licht naar indirecte belichting en sfeervolle bureaulampen, zo zou het ook op straat moeten. “In de architectuur, de kantoorinrichting en in het productontwerp zie je dat men allang niet meer alleen functioneel denkt, maar steeds meer de beleving van de gebruiker laat meetellen. De openbare verlichting is daarin een beetje achtergebleven.”

Lichtrevolutie

Voor haar afstudeerscriptie bestudeerde Van Mil de stille lichtrevolutie, in opdracht van Nuon-dochter Dynamicom, een bedrijf dat onder meer adviezen verstrekt over openbare verlichting. Ook stelde ze een lichtplan op voor ‘Veldhuizen A’, een groezelige woonwijk in Ede, die binnenkort grondig op de schop gaat. Van Mil pleit onder meer voor blauwe lampjes die de belangrijke routes door de woonwijk aangeven, en spots die de bomen belichten.

Het gaat niet alleen om ‘mooi’, vindt Van Mils begeleider Westendorp. “Voor een deel is het natuurlijk feest. Pure pret. Maar de nieuwe generatie straatverlichting kan ook functioneel zijn, zoals je nu ziet bij sommige stoepranden waarin lichtjes zitten. Wat een verbetering van de verkeersveiligheid! Of denk aan de bewegwijzering. Je kunt looproutes aangeven met lichten in het trottoir, zoals nu al op sommige plaatsen gebeurt. Of je kunt wijken een kleur geven. Je zit dan bijvoorbeeld in een rode wijk, met rood verlichte stoepranden, lichtmonumenten in het rood en straatlantaarns die gemarkeerd zijn met rode cirkeltjes. De weg naar zo’n wijk is dan aangegeven met rode bordjes. De politie kan er misschien voor kiezen om zijn bureaus blauw te accentueren. De mogelijkheden zijn legio. En dat het toeneemt, is zeker.”

Van Mil signaleert in haar verslag dat er een nieuw beroep in opkomst is: dat van ‘lichtarchitect’. Of, voor wie het hipper wil: light designer. “Dat woord wordt pas de laatste jaren echt gebruikt”, zegt Van Mil. “Maar let op. We gaan het steeds vaker horen.”

Raiso, Finland

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.