Opinie

‘Wees voorbereid op een carrière buiten de wetenschap’

Jonge wetenschappers moeten beter worden voorbereid op een carrière buiten de wetenschap. Voor veel promovendi en postdocs is een vaste baan in de wetenschap immers niet weggelegd. Het aandeel tijdelijke aanstellingen neemt alleen maar toe.

n het VSNU-café werd gisteravond met mensen uit het veld gesproken over hoe de ideale academische loopbaan eruit zou moeten zien. Centraal stond de positie van promovendi en postdocs, omdat vooral voor deze jonge wetenschappers een toekomst in de wetenschap onzeker is.

Dat deze groep goede kansen heeft op een baan – al dan niet in de wetenschap – staat in ieder geval vast: uit onderzoek van Rathenau blijkt dat 96 procent van de gepromoveerden binnen vijf jaar werk heeft. Maar slechts 42 procent bemachtigt een vaste aanstelling bij een wetenschappelijk instituut.

Voorzitter Victor de Graaf van Promovendi Netwerk Nederland (PNN) vroeg zich af of er niet te veel promovendi zijn. “Het is krap in de top van de piramide. Zou het niet beter zijn als er meer ruimte komt voor postdocs en wat minder voor promovendi?” Hij kreeg bijval van Willem te Beest, collegelid van de Universiteit Leiden, die benadrukte: “We moeten de promovendi niet voorhouden dat ze allemaal de wetenschap in kunnen. Ik zie het juist als een taak van de universiteiten om hen ook voor te bereiden op een carrière buiten de wetenschap.”

Meerwaarde

Meer gepromoveerden op de arbeidsmarkt, betekent ook dat de maatschappij daarop voorbereid moet worden, zei Marijtje Jongsma, voorzitter van de Vakbond voor wetenschappelijk personeel. “We zullen de markt moeten overtuigen van de skills van gepromoveerden. Nu zie je deze mensen bijvoorbeeld nog niet in het voortgezet onderwijs.” In de zaal werd geopperd dat het goed zou zijn voor hun loopbaanmogelijkheden als promovendi een BKO (basiskwalificatie onderwijs) zouden behalen. “Zolang dat maar geen verplichting wordt”, zei PNN-voorzitter De Graaff. “Maar als mogelijkheid is het zeker interessant.”

Ook de postdocs hebben het niet makkelijk in een tijd waarin de universiteiten steeds meer met tijdelijke contracten werken en hun positie afhankelijk is van het binnenhalen van onderzoeksgeld. Gek genoeg blijkt – opnieuw uit onderzoek van het Rathenau Instituut – dat 44 procent van de 225 geïnterviewde postdocs geen enkele training volgt om zich te ontwikkelen op loopbaangebied, terwijl 85 procent alleen een academische carrière ambieert. Volgens Jongsma is het voor deze groep extra lastig om zich buiten de wetenschap te begeven. “Het zijn ontzettend gespecialiseerde mensen en ze zijn ook al dertigplus.”

Maar hoe lang moeten postdocs in hun tijdelijke aanstellingen blijven hangen? “Niet langer dan drie jaar”, vindt tenure tracker Yvonne Adema van de Erasmus Universiteit. “Als je dan nog geen tenure track positie hebt bemachtigd, zou je moeten concluderen dat je niet goed genoeg bent voor de wetenschap.”

Adema somde de voordelen van het tenure track-systeem op: zo’n aanstelling voor een aantal jaren geeft in elk geval wat rust en duidelijkheid over carrièrestappen. Nadelen zijn er ook: de hoge competitie tussen tenure trackers leidt tot stress en wie tussentijds kinderen krijgt moet de tijd die dat kost zelf weer zien in te halen.

Kritiek

Het aantal wetenschappers met tijdelijke contracten is in tien jaar tijd met een derde gestegen, van 32 procent in 2003 tot 41 in 2013, zegt de VSNU. Ook de helft van de ‘gewone docenten’ en dertig procent van de ‘universitaire docenten’ heeft een tijdelijk contract. Het betreft al met al duizenden wetenschappers. Door de groeiende rol van tijdelijk geld uit Europa en het bedrijfsleven zal deze trend alleen maar toenemen, verwachten de universiteiten. Daarom willen ze ruimte behouden voor flexibele contracten. Vanuit de bonden is er kritiek: tijdelijke contracten leiden tot uitholling van de wetenschap en de werkdruk neemt alleen maar toe.

Dat het loopbaanbeleid aan de universiteiten daarom ter discussie staat moge duidelijk zijn. VSNU-voorzitter Karl Dittrich zei alle ideeën en voorstellen te willen meenemen in de onderhandelingsfase met de bonden en universiteiten. “Vast staat dat het belangrijk is om goed na te denken over een promotie, maar ook over de tijd daarna. Voor zowel promovendi als postdocs geldt dat zij hun eigen verantwoordelijkheid daarin moeten nemen, maar dat de universiteiten heldere kaders moeten scheppen.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.