Onderwijs

"Wat weten gamma’s van biotechnologie

Met een speciaal voor hem georganiseerd symposium neemt dr. Hans Bonnet afscheid van de TU Delft. Na 41 jaar. De chemicus zette zich in om techneuten in spe op de faculteit Technische Natuurwetenschappen ook te onderwijzen in de alfa- en gammavakken.

“Chemici moeten aan chemici vertellen dat ze geen rotzooi moeten maken.”

Waarom is een vak als ‘chemie en samenleving’ zo belangrijk?

“In de jaren zeventig kwamen studenten in Nederland in opstand omdat opleidingen vooral het belang van de industrie dienden. Milieuvervuiling begon toen op te vallen, bijvoorbeeld in Noord-Groningen. Je kon daar bijna lopen over de kanalen door het afval dat er werd geloosd. Iets later, want Delft was altijd wat conservatief, kwam men ook in Delft in opstand. We hebben toen een vak opgezet dat aandacht heeft voor de gevolgen van scheikundige technologie op de maatschappij en andersom. Dat vak draait nu 31 jaar.”

Zat de conservatieve TU wel te wachten op uw vak?

“Niet meteen. Maar als je studenten er niet mee confronteert, staan ze later te kijken hoe de jongens van Greenpeace met dikke stalen kabels aan het toegangshek hangen. Om dat soort gehannes te voorkomen, is zo’n vak goed. Het toenmalige faculteitsbestuur, (fluistert:) waar ik toevallig in zat, zag gelukkig het belang in.”

Volgens dr.ir. Saul Lemkowitz, met wie u 31 jaar samenwerkte aan ‘chemie en samenleving’, vond de TU het in eerste instantie borrelpraat.

“Tuurlijk vonden velen het borrelpraat. En natuurlijk hebben we veel moeten knokken om te overleven.”

En nu stopt u met werken en met knokken en dan wordt het vak opgeheven.

“Dat is niet leuk. En dom.”

Is het niet meer nodig?

“Het blijft nodig om je vanaf je eerste jaar van je studie bewust te zijn dat je niet in een ivoren toren leeft als technoloog. Onderzoek kost geld, dus je moet keuzes maken. Kies je voor de winst van het bedrijf of moeten mensen die het eigenlijk niet kunnen betalen ook lol hebben van wat je ontwikkelt? Neem malaria. Als malaria niet in ontwikkelingslanden, maar in Nederland volksvijand nummer één zou zijn, zouden we van alles op touw zetten om het weg te krijgen. Welke keuzes studenten later maken, is hun verantwoordelijkheid, maar ze moeten zich wel bewust zijn da’t ze keuzes maken.”

Zitten technische studenten te wachten op deze grote, vage vragen?

“Nee. Maar achteraf vertellen ze toch vaak dat ze het leuk vonden. En moeilijk. Maar het zijn geen domme jongens en meisjes, een beetje hersengymnastiek mag wel.”

U bent begonnen als onderzoeker in de microbiologie.

“Tot ongeveer tien jaar geleden, toen ben ik gestopt met onderzoek doen. Ik maakte wiskundige modellen van giststofjes. Ik gaf ook college in mijn vakgebied. Zo heb ik met veel plezier generaties studenten gezondheidstechniek uitgelegd hoe afvalwaterzuivering, bijvoorbeeld met oxidatiesloten, werkt.”

En toen maakte u de stap van bèta naar alfa en gamma.

“Ja, je had maatschappelijke vakken bij de toenmalige faculteiten Technische Bestuurskunde en Wijsbegeerte, Techniek en Maatschappij, maar de studenten namen dat niet zo serieus. Wat weten die gamma’s van biotechnologie, was een veelgehoorde opmerking. Chemici moeten aan chemici vertellen waarom ze geen rotzooi mogen en ook niet hoeven te maken. Dat is geen bedreiging, maar een uitdaging. Daardoor leer je beter chemie bedrijven. Vroeger flikkerde men afval in de sloot, nu moet ik betalen om het op te ruimen. Dan moet ik toch zorgen dat ik mijn product maak met minder afval? Of dat ik het afval hergebruik.”

U zette ook het vak ‘duurzaam ondernemen met technologie’ op. Gaan winst en duurzaamheid wel samen?

“Als je kiest voor het snelle gewin, ben je niet duurzaam bezig. Je kunt ook duurzaam produceren, maar je moet je wel beseffen dat je niet in een ruk van een niet-duurzame naar een duurzame wereld kunt.”

Zo’n duurzaam product is duur. Kunnen we daarmee op tegen minder duurzame maar goedkope producten uit China?

“De Chinezen hebben lage arbeidskosten en maling aan milieuwetten. Ze halen ons aan alle kanten in. Om winst te maken, kunnen we arbeidskosten verlagen door alles te mechaniseren. Er is een grapje in de scheikundige wereld over een chemische fabriek waar een hond en een mens werken. De hond is er om te zorgen dat niemand in de fabriek komt en die mens om voor de hond te zorgen. Financieel is dit handig, maar het is aan de technoloog om te zeggen wat de risico’s zijn. We moeten niet concurreren met China op punten waar zij beter in zijn. We moeten andere dingen kiezen en stap voor stap duurzamer worden. Minder energie gebruiken bijvoorbeeld. Nu komt geloof ik 90 procent van de energie die we in Nederland gebruiken, uit fossiele brandstoffen die we halen uit bijvoorbeeld Nigeria en Rusland. Maar die olie en gas zijn ooit ontstaan door geochemische en microbiologische processen uit planten die hun energie kregen uit de zon. Hoeveel zonne-energie hebben wij in Nederland? Op zoveel energie hebben we recht. Maar we gebruiken vele malen meer, zoveel dat ik niet eens ga zeggen hoeveel meer. Dat zou mensen ontmoedigen er iets aan te doen.”

Kunnen we nog wel iets doen?

“We zullen wel moeten, anders is het einde oefening. We hebben zeker een generatie en misschien wel twee nodig. Maar we hebben intellect en wijsheid genoeg. Mensen zitten alleen zo in elkaar dat ze pas iets gaan doen als ze aan de rand van de afgrond wankelen.”

U geeft ook onderwijs bij biotechnologie. Hebt u het met de studenten over knutselen aan mensen?

“O, dat doen we al sinds de eerste medicijnmannen. Ik draag bijvoorbeeld een bril, handig hoor.”

En wanneer gaan we mensen genetisch manipuleren?

“Een mens heeft veel genen. Misschien wordt de kleur van je ogen door één gen bepaald, maar ziektes . en daar gaat het natuurlijk vaak over . worden meestal door veel genen bepaald. Hoe die genen met elkaar interfereren, weten we nog helemaal niet.”

U hebt het over de mogelijkheid. Maar wat vindt u ervan?

“Ik wil niet zeggen dat het doel de middelen heiligt, dat gaat me een stap te ver. Je moet als wetenschapper alleen bedenken dat, hoe goed jouw intenties ook zijn, er altijd een schurk rondloopt die de zaak misbruikt. Met een mes kun je brood snijden, maar ook iemand neersteken. Moet je dat mes dan maar niet uitvinden? Waar het om gaat is goed bedenken waar je mee bezig bent, waar de intrinsieke waarde van de mens zit.”

U bent actief in de kerk, beïnvloedt het geloof uw visie op biotechnologie?

“Natuurlijk. Het geloof is niet een jas die je zondag even aantrekt om naar de kerk te gaan en dan weer op de kapstok hangt als je thuiskomt. Geloof kleurt je hele visie op de wereld.”

Het verbaast me dan toch dat u niet tegen knutselen in de genen bent.

“Je hebt heel dramatische ziektes die erfelijk bepaald zijn. Als je door genetische manipulatie lijden kunt voorkomen zonder allerlei nare bijwerkingen, dan heb ik er geen probleem mee dat te doen.”

Hoe hebt u de discussie over intelligent design gevolgd?

“Die volg ik actief. Ik houd er binnenkort een lezing over. De evolutie is een elegante theorie die met een aantal axioma’s duidelijk maakt hoe het leven is ontstaan. Natuurlijk zitten er gaten in waar een vrachtwagen in kan verdwijnen en kun je hem niet bewijzen met proefjes in een lab. Maar ik veronderstel dat die theorie klopt. Je kunt je verbazen over hoe mooi de schepping in elkaar zit, maar ga nou niet zitten denken dat daar een ontwerp achter zit. Ik geloof dat Darwin gelijk had en dat het een kwestie is van toeval.

En daarmee heb ik, als gelovige, God niet weg verklaard. God vind je niet in het waarom, dat is een causale vraag die je kunt beantwoorden met natuurwetenschappelijke wetten en axioma’s. Ik vind God in de zingeving, het ‘waartoe’. Waartoe ben ik op aarde? Waarom vinden de meesten van ons dat we sociaal en altruïstisch moeten zijn?”

Ziet u uit naar uw pensioen?

“Niet erg, maar ik ben 67, dus al twee jaar over de houdbaarheidsdatum. Ik wil met een knal afscheid nemen, vandaar het symposium. Wat ik leuk vind is dat oud-studenten komen vertellen wat ze aan al die maatschappelijke vakken hebben gehad. Daarna ga ik iets meer doen voor de kerk. Ik zou ook graag met Lemkowitz een boek schrijven over chemie en samenleving. En binnen Zoetermeer wil ik meedenken over het energiebeleid, hoe de gemeente met veel minder energie toch kan draaien.”

(Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)
WIE IS HANS BONNET?

Op zijn afscheidssymposium deze week staat centraal wat in zijn carrière als universitair hoofddocent ook centraal stond: het belang van de alfa- en gammavakken in het bètaonderwijs. Voor de faculteit Technische Natuurwetenschappen (TNW), waar studenten komen om te leren over chemie, biotechnologie en toegepaste natuurkunde, verzorgde hij vakken als ‘chemie en samenleving’, ‘ethiek’, ‘duurzaam ondernemen’ en ‘maatschappelijk verantwoord ontwerpen’.

Zelf studeerde hij in 1965 af als biochemicus in Leiden. Tijdens zijn promotieonderzoek en in de jaren daarna richtte Bonnet zich op het ontwikkelen van mathematische modellen voor gistfysiologie. Maar al vrij snel won de interesse voor het maatschappelijke het van het technisch inhoudelijke onderzoek. Tien jaar geleden stopte hij helemaal met onderzoek doen en legde hij zich toe op het onderwijs. “Maatschappelijke, ethische vakken zijn erg belangrijk in het curriculum. Maar het werkt het beste als het vak mede wordt gegeven door iemand met verstand van de inhoud, van bijvoorbeeld de scheikundige technologie.” Eind augustus kwam ‘duurzaam ondernemen met technologie’ uit, een boek dat hij schreef met dr.ir. Pieter van Mourik (TNW).

Waarom is een vak als ‘chemie en samenleving’ zo belangrijk?

“In de jaren zeventig kwamen studenten in Nederland in opstand omdat opleidingen vooral het belang van de industrie dienden. Milieuvervuiling begon toen op te vallen, bijvoorbeeld in Noord-Groningen. Je kon daar bijna lopen over de kanalen door het afval dat er werd geloosd. Iets later, want Delft was altijd wat conservatief, kwam men ook in Delft in opstand. We hebben toen een vak opgezet dat aandacht heeft voor de gevolgen van scheikundige technologie op de maatschappij en andersom. Dat vak draait nu 31 jaar.”

Zat de conservatieve TU wel te wachten op uw vak?

“Niet meteen. Maar als je studenten er niet mee confronteert, staan ze later te kijken hoe de jongens van Greenpeace met dikke stalen kabels aan het toegangshek hangen. Om dat soort gehannes te voorkomen, is zo’n vak goed. Het toenmalige faculteitsbestuur, (fluistert:) waar ik toevallig in zat, zag gelukkig het belang in.”

Volgens dr.ir. Saul Lemkowitz, met wie u 31 jaar samenwerkte aan ‘chemie en samenleving’, vond de TU het in eerste instantie borrelpraat.

“Tuurlijk vonden velen het borrelpraat. En natuurlijk hebben we veel moeten knokken om te overleven.”

En nu stopt u met werken en met knokken en dan wordt het vak opgeheven.

“Dat is niet leuk. En dom.”

Is het niet meer nodig?

“Het blijft nodig om je vanaf je eerste jaar van je studie bewust te zijn dat je niet in een ivoren toren leeft als technoloog. Onderzoek kost geld, dus je moet keuzes maken. Kies je voor de winst van het bedrijf of moeten mensen die het eigenlijk niet kunnen betalen ook lol hebben van wat je ontwikkelt? Neem malaria. Als malaria niet in ontwikkelingslanden, maar in Nederland volksvijand nummer één zou zijn, zouden we van alles op touw zetten om het weg te krijgen. Welke keuzes studenten later maken, is hun verantwoordelijkheid, maar ze moeten zich wel bewust zijn da’t ze keuzes maken.”

Zitten technische studenten te wachten op deze grote, vage vragen?

“Nee. Maar achteraf vertellen ze toch vaak dat ze het leuk vonden. En moeilijk. Maar het zijn geen domme jongens en meisjes, een beetje hersengymnastiek mag wel.”

U bent begonnen als onderzoeker in de microbiologie.

“Tot ongeveer tien jaar geleden, toen ben ik gestopt met onderzoek doen. Ik maakte wiskundige modellen van giststofjes. Ik gaf ook college in mijn vakgebied. Zo heb ik met veel plezier generaties studenten gezondheidstechniek uitgelegd hoe afvalwaterzuivering, bijvoorbeeld met oxidatiesloten, werkt.”

En toen maakte u de stap van bèta naar alfa en gamma.

“Ja, je had maatschappelijke vakken bij de toenmalige faculteiten Technische Bestuurskunde en Wijsbegeerte, Techniek en Maatschappij, maar de studenten namen dat niet zo serieus. Wat weten die gamma’s van biotechnologie, was een veelgehoorde opmerking. Chemici moeten aan chemici vertellen waarom ze geen rotzooi mogen en ook niet hoeven te maken. Dat is geen bedreiging, maar een uitdaging. Daardoor leer je beter chemie bedrijven. Vroeger flikkerde men afval in de sloot, nu moet ik betalen om het op te ruimen. Dan moet ik toch zorgen dat ik mijn product maak met minder afval? Of dat ik het afval hergebruik.”

U zette ook het vak ‘duurzaam ondernemen met technologie’ op. Gaan winst en duurzaamheid wel samen?

“Als je kiest voor het snelle gewin, ben je niet duurzaam bezig. Je kunt ook duurzaam produceren, maar je moet je wel beseffen dat je niet in een ruk van een niet-duurzame naar een duurzame wereld kunt.”

Zo’n duurzaam product is duur. Kunnen we daarmee op tegen minder duurzame maar goedkope producten uit China?

“De Chinezen hebben lage arbeidskosten en maling aan milieuwetten. Ze halen ons aan alle kanten in. Om winst te maken, kunnen we arbeidskosten verlagen door alles te mechaniseren. Er is een grapje in de scheikundige wereld over een chemische fabriek waar een hond en een mens werken. De hond is er om te zorgen dat niemand in de fabriek komt en die mens om voor de hond te zorgen. Financieel is dit handig, maar het is aan de technoloog om te zeggen wat de risico’s zijn. We moeten niet concurreren met China op punten waar zij beter in zijn. We moeten andere dingen kiezen en stap voor stap duurzamer worden. Minder energie gebruiken bijvoorbeeld. Nu komt geloof ik 90 procent van de energie die we in Nederland gebruiken, uit fossiele brandstoffen die we halen uit bijvoorbeeld Nigeria en Rusland. Maar die olie en gas zijn ooit ontstaan door geochemische en microbiologische processen uit planten die hun energie kregen uit de zon. Hoeveel zonne-energie hebben wij in Nederland? Op zoveel energie hebben we recht. Maar we gebruiken vele malen meer, zoveel dat ik niet eens ga zeggen hoeveel meer. Dat zou mensen ontmoedigen er iets aan te doen.”

Kunnen we nog wel iets doen?

“We zullen wel moeten, anders is het einde oefening. We hebben zeker een generatie en misschien wel twee nodig. Maar we hebben intellect en wijsheid genoeg. Mensen zitten alleen zo in elkaar dat ze pas iets gaan doen als ze aan de rand van de afgrond wankelen.”

U geeft ook onderwijs bij biotechnologie. Hebt u het met de studenten over knutselen aan mensen?

“O, dat doen we al sinds de eerste medicijnmannen. Ik draag bijvoorbeeld een bril, handig hoor.”

En wanneer gaan we mensen genetisch manipuleren?

“Een mens heeft veel genen. Misschien wordt de kleur van je ogen door één gen bepaald, maar ziektes . en daar gaat het natuurlijk vaak over . worden meestal door veel genen bepaald. Hoe die genen met elkaar interfereren, weten we nog helemaal niet.”

U hebt het over de mogelijkheid. Maar wat vindt u ervan?

“Ik wil niet zeggen dat het doel de middelen heiligt, dat gaat me een stap te ver. Je moet als wetenschapper alleen bedenken dat, hoe goed jouw intenties ook zijn, er altijd een schurk rondloopt die de zaak misbruikt. Met een mes kun je brood snijden, maar ook iemand neersteken. Moet je dat mes dan maar niet uitvinden? Waar het om gaat is goed bedenken waar je mee bezig bent, waar de intrinsieke waarde van de mens zit.”

U bent actief in de kerk, beïnvloedt het geloof uw visie op biotechnologie?

“Natuurlijk. Het geloof is niet een jas die je zondag even aantrekt om naar de kerk te gaan en dan weer op de kapstok hangt als je thuiskomt. Geloof kleurt je hele visie op de wereld.”

Het verbaast me dan toch dat u niet tegen knutselen in de genen bent.

“Je hebt heel dramatische ziektes die erfelijk bepaald zijn. Als je door genetische manipulatie lijden kunt voorkomen zonder allerlei nare bijwerkingen, dan heb ik er geen probleem mee dat te doen.”

Hoe hebt u de discussie over intelligent design gevolgd?

“Die volg ik actief. Ik houd er binnenkort een lezing over. De evolutie is een elegante theorie die met een aantal axioma’s duidelijk maakt hoe het leven is ontstaan. Natuurlijk zitten er gaten in waar een vrachtwagen in kan verdwijnen en kun je hem niet bewijzen met proefjes in een lab. Maar ik veronderstel dat die theorie klopt. Je kunt je verbazen over hoe mooi de schepping in elkaar zit, maar ga nou niet zitten denken dat daar een ontwerp achter zit. Ik geloof dat Darwin gelijk had en dat het een kwestie is van toeval.

En daarmee heb ik, als gelovige, God niet weg verklaard. God vind je niet in het waarom, dat is een causale vraag die je kunt beantwoorden met natuurwetenschappelijke wetten en axioma’s. Ik vind God in de zingeving, het ‘waartoe’. Waartoe ben ik op aarde? Waarom vinden de meesten van ons dat we sociaal en altruïstisch moeten zijn?”

Ziet u uit naar uw pensioen?

“Niet erg, maar ik ben 67, dus al twee jaar over de houdbaarheidsdatum. Ik wil met een knal afscheid nemen, vandaar het symposium. Wat ik leuk vind is dat oud-studenten komen vertellen wat ze aan al die maatschappelijke vakken hebben gehad. Daarna ga ik iets meer doen voor de kerk. Ik zou ook graag met Lemkowitz een boek schrijven over chemie en samenleving. En binnen Zoetermeer wil ik meedenken over het energiebeleid, hoe de gemeente met veel minder energie toch kan draaien.”

(Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)
WIE IS HANS BONNET?

Op zijn afscheidssymposium deze week staat centraal wat in zijn carrière als universitair hoofddocent ook centraal stond: het belang van de alfa- en gammavakken in het bètaonderwijs. Voor de faculteit Technische Natuurwetenschappen (TNW), waar studenten komen om te leren over chemie, biotechnologie en toegepaste natuurkunde, verzorgde hij vakken als ‘chemie en samenleving’, ‘ethiek’, ‘duurzaam ondernemen’ en ‘maatschappelijk verantwoord ontwerpen’.

Zelf studeerde hij in 1965 af als biochemicus in Leiden. Tijdens zijn promotieonderzoek en in de jaren daarna richtte Bonnet zich op het ontwikkelen van mathematische modellen voor gistfysiologie. Maar al vrij snel won de interesse voor het maatschappelijke het van het technisch inhoudelijke onderzoek. Tien jaar geleden stopte hij helemaal met onderzoek doen en legde hij zich toe op het onderwijs. “Maatschappelijke, ethische vakken zijn erg belangrijk in het curriculum. Maar het werkt het beste als het vak mede wordt gegeven door iemand met verstand van de inhoud, van bijvoorbeeld de scheikundige technologie.” Eind augustus kwam ‘duurzaam ondernemen met technologie’ uit, een boek dat hij schreef met dr.ir. Pieter van Mourik (TNW).

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.