Opinie

Waarom bijt Delta de hand die haar voedt?

De TU wordt al uitgebreid gecontroleerd. Een kritisch universiteitsblad heeft daarom weinig meerwaarde, vindt decaan Luchtvaart- en Ruimtevaarttechnike Theo de Jong.

De TU wordt al uitgebreid gecontroleerd. Een kritisch universiteitsblad heeft daarom weinig meerwaarde, vindt decaan Luchtvaart- en Ruimtevaarttechnike Theo de Jong.

Hoofdredacteur Ariëns heeft mijn aanzet in Delta 7 tot een discussie over de toekomst van een onafhankelijk universiteitsblad aan de TU goed begrepen, maar deze blijkens de geplaatste koppen verminkt. Ik pleit niet voor een beperking van de onafhankelijkheid van Delta. Ik heb glashelder gemaakt dat ik die onafhankelijkheid juist zou willen versterken door het termineren van de financiële relatie tussen universiteit en Delta om het blad daarmee in precies dezelfde positie te brengen als de onafhankelijke pers.

Daar waar Ariëns in zijn reactie een vergelijking trekt tussen universiteiten en gemeenten en concludeert dat het onomstreden is dat gemeenten kritisch door de lokale pers gevolgd moeten worden, blijkt dat we het met elkaar eens zijn. Die lokale pers wordt niet uit de gemeentekas betaald en over deze echt onafhankelijke berichtgeving hoeft dus door gemeenten geen verantwoording richting samenleving te worden afgelegd.

Ik stel niet zonder reden dat een huisorgaan als Delta zich niet de vrijheden kan permitteren die de onafhankelijke pers heeft. Kern van mijn betoog is dat berichtgeving binnen een universiteit in deze tijd moet plaatsvinden vanuit een goed gevoel voor de balans tussen het strategische belang van de organisatie enerzijds en het belang van openheid over de bedrijfsprocessen anderzijds. Ik constateer dat Delta niet over dat gevoel voor de juiste verhouding beschikt. Regelmatig worden grenzen van betamelijke berichtgeving overschreden en door onjuist nieuws wordt schade toegebracht o.a. aan mijn faculteit. Ik heb Ariëns daar onlangs onder verwijzing naar foutieve of tendentieuze berichten discreet op gewezen. Ik zie me nu gedwongen schade openlijk te benoemen. Uitstekende medewerkers werkzaam in ons Engelstalig programma worden geschaad in eer en goede naam door ongenuanceerde en eenzijdige berichtgeving van Delta over de kwaliteit van dit onderwijs. Foutieve berichtgeving over studeerbaarheid van het vierde jaar klinkt door tot buiten de grenzen van de TU (ook in industrie en bedrijfsleven) en schaadt o.a. onze belangen bij de studentenwerving.

Risico’s

Ariëns slaat op een belangrijk punt de plank mis. Hij stelt dat negatieve effecten van Delta-berichtgeving nogal eens worden overschat. Moet ik concluderen dat het gelegitimeerd is om maar raak te schrijven, omdat de impact van Delta niet bijster groot is? Indien de hoofdredacteur zijn blad toekomst wil geven zal hij met een beter verhaal moeten komen. De directe impact van Delta mag dan gering zijn, ik beschik over voorbeelden waaruit blijkt dat de lokale en de landelijke pers gretig willen inhaken op rellerige publicaties in Delta. Als dat eenmaal gebeurt, is niet meer te overzien hoe de onterecht veroorzaakte schade beperkt kan worden. Graag wil ik vanAriëns weten waarom hij moedwillig risico’s neemt en de hand bijt die hem voedt?

Ik ben verantwoordelijk voor de Faculteit L&R en verschillende beoordelingsinstanties spreken mij aan op de kwaliteit van met gemeenschapsgeld geleverde prestaties. Laat er geen misverstand over bestaan dat de beroepsgroep der wetenschappers één van de meest geplaagde professionele groepen in ons land is wat betreft toezicht en controle. Ik noem voor de vuist weg de controle door studenten, gesteund door de universitaire ombudsman (en Knippenberg stelt ons blijkens een Delta-story Amerikaanse toestanden met juridische claims

in het vooruitzicht!), beoordelingen door visitatiecommissies voor onderzoek en onderwijs met de onderwijsinspectie en de minister op de achtergrond, onafhankelijke citatieanalyses, de publieke opinie (HO Keuzegids, Elsevier, etc.), oordelen vanuit de eigen peergroup, interne kwaliteitssystemen van de universiteit die zich bijv. vertalen in toedeling van middelen, en ook nog de bestuurlijke controle op het werk van wetenschappers vanuit het centrale (inclusief RvT) en decentrale niveau van de universiteit.

Ik verschil niet van mening met Ariëns over de noodzaak van controle en toezicht, ook binnen een universiteit. Ik meen echter, gelet op de overdaad aan verantwoording en controle, dat de meerwaarde van een kritisch universiteitsblad vandaag de dag gering is. En zedenprekerij met de Grondwet in de hand, waaraan columnist Zeeman zich bezondigt, is binnen het universitaire speelveld van nu te onnozel voor woorden. Zoals dat ook geldt voor de beelden die Delta oproept van de gesloten TU-cultuur en de geestelijk misvormde ß-wetenschapper.

IJdele mensen

Ariëns, en met hem vele anderen, vindt de universiteit geen bedrijf. Daarmee miskent hij de ontwikkelingen van de jaren ’90 binnen universiteiten. De modernisering van de bestuursorganisatie als gevolg van de Wet MUB was mede een gevolg van de vraag van politiek en samenleving om de universiteiten bedrijfsmatiger te laten opereren. Er gaat veel geld om in het hoger onderwijs. Tegenwoordig wordt van de universiteit value for money op grond van slagvaardig bestuur gevraagd. Ik weet dat niet iedereen daar even gelukkig mee is, maar feit is dat de wetgever het einde heeft ingeluid van de WUBse democratische universiteit van de jaren ’60 en ’70. De MUB geeft een eigentijds kader voor bestuur, verantwoording en controle. Daarmee begint de universitaire managementcultuur aan te sluiten bij die van andere grote arbeidsorganisaties. Dat is maar goed ook, want slagvaardigheid is tevens nodig omdat universiteiten minder afhankelijk (moeten) worden van de rijksbijdrage. Ik stel vast dat de moderne universiteit wel een bedrijf is met kwetsbare afhankelijkheid van verschillende markten.

Ik ben de laatste die zal ontkennen dat er nog genoeg te verbeteren is aan mijn faculteit. Zo vragen de verdere ontwikkeling van ons Engelstalig onderwijs en verbetering van de studeerbaarheid de nodige aandacht van mijn mensen. Ik ben bereid met iedereen die een goede reden heeft een opbouwendgesprek aan te gaan over de kwaliteit van mijn faculteit. Natuurlijk pleit ik niet voor een ‘nieuws-drooglegging’ van de universiteit. Sterker nog: ik wil dat stevige discussies zoals over het onderhavige onderwerp in eigen kring gevoerd kunnen worden. Maar waarom wil de pers (ik wijs op een discutabel artikel in NRC over Delfts onderwijs in Duurzame Ontwikkeling, en naar overschrijfwerk in De Telegraaf over ons Engelstalig programma) nu uitgerekend op het meest kritieke moment in het proces van droom, ambitie tot uiteindelijk realisatie – namelijk het moment dat plannen worden ingevoerd – vernieuwingen gratuit met een paar pennenstreken neerhalen? Het antwoord van deze digitale beta-wetenschapper op de vraag is erg simpel: ik vrees dat redacties in het algemeen bestaan uit ijdele mensen die het persoonlijk scoren tot een beroep hebben gemaakt.

In een kritisch debat mag ook het huisorgaan Delta zijn eigen beperkte rol spelen. Ik vermoed dat de onderwerpen die echt aansluiten bij de nieuwsbehoefte binnen de instelling juist weinig relevantie hebben voor de buitenwacht, omdat het m.i. voornamelijk interne universiteitsproblematiek zal betreffen. Wanneer de redactie van onze universiteitskrant dit onderkent en met voldoende zelfbeheersing de eerder genoemde balans weet te vinden komt het misschien ooit nog goed met De TU-legraaf.

.aut Theo de Jong,

Decaan L&R .

Hoofdredacteur Ariëns heeft mijn aanzet in Delta 7 tot een discussie over de toekomst van een onafhankelijk universiteitsblad aan de TU goed begrepen, maar deze blijkens de geplaatste koppen verminkt. Ik pleit niet voor een beperking van de onafhankelijkheid van Delta. Ik heb glashelder gemaakt dat ik die onafhankelijkheid juist zou willen versterken door het termineren van de financiële relatie tussen universiteit en Delta om het blad daarmee in precies dezelfde positie te brengen als de onafhankelijke pers.



Daar waar Ariëns in zijn reactie een vergelijking trekt tussen universiteiten en gemeenten en concludeert dat het onomstreden is dat gemeenten kritisch door de lokale pers gevolgd moeten worden, blijkt dat we het met elkaar eens zijn. Die lokale pers wordt niet uit de gemeentekas betaald en over deze echt onafhankelijke berichtgeving hoeft dus door gemeenten geen verantwoording richting samenleving te worden afgelegd.



Ik stel niet zonder reden dat een huisorgaan als Delta zich niet de vrijheden kan permitteren die de onafhankelijke pers heeft. Kern van mijn betoog is dat berichtgeving binnen een universiteit in deze tijd moet plaatsvinden vanuit een goed gevoel voor de balans tussen het strategische belang van de organisatie enerzijds en het belang van openheid over de bedrijfsprocessen anderzijds. Ik constateer dat Delta niet over dat gevoel voor de juiste verhouding beschikt. Regelmatig worden grenzen van betamelijke berichtgeving overschreden en door onjuist nieuws wordt schade toegebracht o.a. aan mijn faculteit.


Ik heb Ariëns daar onlangs onder verwijzing naar foutieve of tendentieuze berichten discreet op gewezen. Ik zie me nu gedwongen schade openlijk te benoemen. Uitstekende medewerkers werkzaam in ons Engelstalig programma worden geschaad in eer en goede naam door ongenuanceerde en eenzijdige berichtgeving van Delta over de kwaliteit van dit onderwijs. Foutieve berichtgeving over studeerbaarheid van het vierde jaar klinkt door tot buiten de grenzen van de TU (ook in industrie en bedrijfsleven) en schaadt o.a. onze belangen bij de studentenwerving.



Risico’s

Ariëns slaat op een belangrijk punt de plank mis. Hij stelt dat negatieve effecten van Delta-berichtgeving nogal eens worden overschat. Moet ik concluderen dat het gelegitimeerd is om maar raak te schrijven, omdat de impact van Delta niet bijster groot is? Indien de hoofdredacteur zijn blad toekomst wil geven zal hij met een beter verhaal moeten komen. De directe impact van Delta mag dan gering zijn, ik beschik over voorbeelden waaruit blijkt dat de lokale en de landelijke pers gretig willen inhaken op rellerige publicaties in Delta. Als dat eenmaal gebeurt, is niet meer te overzien hoe de onterecht veroorzaakte schade beperkt kan worden. Graag wil ik vanAriëns weten waarom hij moedwillig risico’s neemt en de hand bijt die hem voedt?



Ik ben verantwoordelijk voor de Faculteit L&R en verschillende beoordelingsinstanties spreken mij aan op de kwaliteit van met gemeenschapsgeld geleverde prestaties. Laat er geen misverstand over bestaan dat de beroepsgroep der wetenschappers één van de meest geplaagde professionele groepen in ons land is wat betreft toezicht en controle. Ik noem voor de vuist weg de controle door studenten, gesteund door de universitaire ombudsman (en Knippenberg stelt ons blijkens een Delta-story Amerikaanse toestanden met juridische claims



in het vooruitzicht!), beoordelingen door visitatiecommissies voor onderzoek en onderwijs met de onderwijsinspectie en de minister op de achtergrond, onafhankelijke citatieanalyses, de publieke opinie (HO Keuzegids, Elsevier, etc.), oordelen vanuit de eigen peergroup, interne kwaliteitssystemen van de universiteit die zich bijv. vertalen in toedeling van middelen, en ook nog de bestuurlijke controle op het werk van wetenschappers vanuit het centrale (inclusief RvT) en decentrale niveau van de universiteit.



Ik verschil niet van mening met Ariëns over de noodzaak van controle en toezicht, ook binnen een universiteit. Ik meen echter, gelet op de overdaad aan verantwoording en controle, dat de meerwaarde van een kritisch universiteitsblad vandaag de dag gering is. En zedenprekerij met de Grondwet in de hand, waaraan columnist Zeeman zich bezondigt, is binnen het universitaire speelveld van nu te onnozel voor woorden. Zoals dat ook geldt voor de beelden die Delta oproept van de gesloten TU-cultuur en de geestelijk misvormde ß-wetenschapper.



IJdele mensen

Ariëns, en met hem vele anderen, vindt de universiteit geen bedrijf. Daarmee miskent hij de ontwikkelingen van de jaren ’90 binnen universiteiten. De modernisering van de bestuursorganisatie als gevolg van de Wet MUB was mede een gevolg van de vraag van politiek en samenleving om de universiteiten bedrijfsmatiger te laten opereren. Er gaat veel geld om in het hoger onderwijs. Tegenwoordig wordt van de universiteit value for money op grond van slagvaardig bestuur gevraagd. Ik weet dat niet iedereen daar even gelukkig mee is, maar feit is dat de wetgever het einde heeft ingeluid van de WUBse democratische universiteit van de jaren ’60 en ’70. De MUB geeft een eigentijds kader voor bestuur, verantwoording en controle. Daarmee begint de universitaire managementcultuur aan te sluiten bij die van andere grote arbeidsorganisaties. Dat is maar goed ook, want slagvaardigheid is tevens nodig omdat universiteiten minder afhankelijk (moeten) worden van de rijksbijdrage. Ik stel vast dat de moderne universiteit wel een bedrijf is met kwetsbare afhankelijkheid van verschillende markten.



Ik ben de laatste die zal ontkennen dat er nog genoeg te verbeteren is aan mijn faculteit. Zo vragen de verdere ontwikkeling van ons Engelstalig onderwijs en verbetering van de studeerbaarheid de nodige aandacht van mijn mensen. Ik ben bereid met iedereen die een goede reden heeft een opbouwendgesprek aan te gaan over de kwaliteit van mijn faculteit. Natuurlijk pleit ik niet voor een ‘nieuws-drooglegging’ van de universiteit. Sterker nog: ik wil dat stevige discussies zoals over het onderhavige onderwerp in eigen kring gevoerd kunnen worden. Maar waarom wil de pers (ik wijs op een discutabel artikel in NRC over Delfts onderwijs in Duurzame Ontwikkeling, en naar overschrijfwerk in De Telegraaf over ons Engelstalig programma) nu uitgerekend op het meest kritieke moment in het proces van droom, ambitie tot uiteindelijk realisatie – namelijk het moment dat plannen worden ingevoerd – vernieuwingen gratuit met een paar pennenstreken neerhalen? Het antwoord van deze digitale beta-wetenschapper op de vraag is erg simpel: ik vrees dat redacties in het algemeen bestaan uit ijdele mensen die het persoonlijk scoren tot een beroep hebben gemaakt.



In een kritisch debat mag ook het huisorgaan Delta zijn eigen beperkte rol spelen. Ik vermoed dat de onderwerpen die echt aansluiten bij de nieuwsbehoefte binnen de instelling juist weinig relevantie hebben voor de buitenwacht, omdat het m.i. voornamelijk interne universiteitsproblematiek zal betreffen. Wanneer de redactie van onze universiteitskrant dit onderkent en met voldoende zelfbeheersing de eerder genoemde balans weet te vinden komt het misschien ooit nog goed met De TU-legraaf.



Theo de Jong, Decaan L&R.


Lees ook: Kromme Communicatie, Delta onafhankelijk en Delfts! en Open gemeenschap vereist onafhankelijk universiteitsblad.


Opinion / Our platform is open to well written and well argued opinion articles written by students and employees of TU Delft. The maximum word count is 700. Email us at delta@tudelft.nl.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.