Campus

‘Waardevrije wetenschap is absurd’

In het Techniek Museum traden Stephen Toulmin en Harry Lintsen vorige week donderdag op om de Delftse gemeenschap filosofisch bij te praten over de interactie tussen techniek en samenleving.

Het werd een post-moderne discussie met veel civiele techniek.


1 Stephen Toulmin: een les in post-modernisme

Wetenschapsfilosoof Stephen Toulmin, in Nederland vooral bekend door Wim Kayzers televisieserie ‘Een schitterend ongeluk’, verontschuldigde zich bij het publiek: hij dacht steeds dat hij in Leiden was. Het is niet zeker of hij het gegrinnik begreep dat daarop door de zaal ging, maar vanwege de grachten lag de associatie voor de hand. En Toulmin is iemand met een zeer sterk associatie-vermogen, bleek tijdens zijn lezing, waarin hij zichzelf voortdurend onderbrak om een nieuwe opkomende gedachte toe te lichten.

Toulmins centrale post-moderne thema, onder meer uitgedragen in zijn boek ‘Kosmopolis’, is dat sociale en politieke omstandigheden van invloed zijn op wetenschappelijke theorieën. Het mechanische wereldbeeld van Newton, bijvoorbeeld, paste goed bij het Engelse politieke systeem en de axiomatische, wiskundige invalshoek van Descartes bij het absolutisme van de Franse koningen. Toulmin: ,,De gedachte dat de wetenschap waardevrij is, is absurd.”

Ter illustratie haalde Toulmin een Japanse vriend van hem aan, de verantwoordelijke voor het kunstmatige eiland in de baai van Osaka, waarop architect Renzo Piano later een vliegveld mocht bouwen: ,,Uiteraard waren er tegen de plannen milieubezwaren gerezen – onder meer over de gevolgen voor de visstand ter plekke. Mijn vriend zag het tegemoet komen aan die bezwaren als inherent aan zijn taak en zijn ontwerp bleek uiteindelijk zelfs goed te zijn voor de visstand. Voor Japanners is het milieu een intrinsiek onderdeel van het werk. Westerse, zeker Amerikaanse ingenieurs hebben daarentegen de neiging om milieu-eisen te zien als zaken die van buitenaf opgelegd worden. Zij zouden het eiland en het vliegveld als doel zien, en het milieu als randvoorwaarde. Maar dat onderscheid is helemaal niet zo vanzelfsprekend.”

Toulmins visie werd ondersteund door Harry Lintsen, hoogleraar geschiedenis van de techniek in Delft en Eindhoven. Hij schetste de ontwikkeling van Rijkswaterstaat. Tot een jaar of twintig geleden was dit een monolitische organisatie met één remedie tegen overstromingen: hoge, brede dijken. In de jaren zeventig sloeg echter het post-modernisme toe: niet langer één zaligmakende theorie, maar verschillende theorieën die waren toegesneden op de situatie. In het geval van Rijkswaterstaat betekende dat onder meer dat het na het hoge water van 1993 en 1995 meerdere alternatieven ter beschikking had. Ook hier groeide de techniek met de maatschappij mee.

,,En zo is het altijd geweest”, vulde Toulmin aan. ,,Dat er lange tijd niet over zaken als ethiek is gepraat, betekentniet dat ze niet bestonden. Het gaat er nu alleen om ze specifieker te maken. Als een bepaalde technische ontwikkeling uit de hand loopt, kun je ook niet puur de ingenieurs de schuld geven – dan ontken je namelijk je eigen verantwoordelijkheid.”

Veel eensgezindheid derhalve, tot een objectivistische student opperde dat de rede, het verstand, toch maar weer de norm moest worden. Lintsen deed nog een poging tot antwoord, maar hij had er zichtbaar moeite mee. Voor een techniek die geen rekening houdt met de mensen die ermee moeten leven, is domweg geen plaats meer, viel van de gezichten achter de tafel af te lezen.

In de serie ‘Mind of Technology’ volgen nog twee lezingen, vanavond door de Duitse systeemkundige Helmar Krupp en maandagavond door chemicus en filosoof Ilya Prigogine.

Christian Jongeneel

In het Techniek Museum traden Stephen Toulmin en Harry Lintsen vorige week donderdag op om de Delftse gemeenschap filosofisch bij te praten over de interactie tussen techniek en samenleving. Het werd een post-moderne discussie met veel civiele techniek.


1 Stephen Toulmin: een les in post-modernisme

Wetenschapsfilosoof Stephen Toulmin, in Nederland vooral bekend door Wim Kayzers televisieserie ‘Een schitterend ongeluk’, verontschuldigde zich bij het publiek: hij dacht steeds dat hij in Leiden was. Het is niet zeker of hij het gegrinnik begreep dat daarop door de zaal ging, maar vanwege de grachten lag de associatie voor de hand. En Toulmin is iemand met een zeer sterk associatie-vermogen, bleek tijdens zijn lezing, waarin hij zichzelf voortdurend onderbrak om een nieuwe opkomende gedachte toe te lichten.

Toulmins centrale post-moderne thema, onder meer uitgedragen in zijn boek ‘Kosmopolis’, is dat sociale en politieke omstandigheden van invloed zijn op wetenschappelijke theorieën. Het mechanische wereldbeeld van Newton, bijvoorbeeld, paste goed bij het Engelse politieke systeem en de axiomatische, wiskundige invalshoek van Descartes bij het absolutisme van de Franse koningen. Toulmin: ,,De gedachte dat de wetenschap waardevrij is, is absurd.”

Ter illustratie haalde Toulmin een Japanse vriend van hem aan, de verantwoordelijke voor het kunstmatige eiland in de baai van Osaka, waarop architect Renzo Piano later een vliegveld mocht bouwen: ,,Uiteraard waren er tegen de plannen milieubezwaren gerezen – onder meer over de gevolgen voor de visstand ter plekke. Mijn vriend zag het tegemoet komen aan die bezwaren als inherent aan zijn taak en zijn ontwerp bleek uiteindelijk zelfs goed te zijn voor de visstand. Voor Japanners is het milieu een intrinsiek onderdeel van het werk. Westerse, zeker Amerikaanse ingenieurs hebben daarentegen de neiging om milieu-eisen te zien als zaken die van buitenaf opgelegd worden. Zij zouden het eiland en het vliegveld als doel zien, en het milieu als randvoorwaarde. Maar dat onderscheid is helemaal niet zo vanzelfsprekend.”

Toulmins visie werd ondersteund door Harry Lintsen, hoogleraar geschiedenis van de techniek in Delft en Eindhoven. Hij schetste de ontwikkeling van Rijkswaterstaat. Tot een jaar of twintig geleden was dit een monolitische organisatie met één remedie tegen overstromingen: hoge, brede dijken. In de jaren zeventig sloeg echter het post-modernisme toe: niet langer één zaligmakende theorie, maar verschillende theorieën die waren toegesneden op de situatie. In het geval van Rijkswaterstaat betekende dat onder meer dat het na het hoge water van 1993 en 1995 meerdere alternatieven ter beschikking had. Ook hier groeide de techniek met de maatschappij mee.

,,En zo is het altijd geweest”, vulde Toulmin aan. ,,Dat er lange tijd niet over zaken als ethiek is gepraat, betekentniet dat ze niet bestonden. Het gaat er nu alleen om ze specifieker te maken. Als een bepaalde technische ontwikkeling uit de hand loopt, kun je ook niet puur de ingenieurs de schuld geven – dan ontken je namelijk je eigen verantwoordelijkheid.”

Veel eensgezindheid derhalve, tot een objectivistische student opperde dat de rede, het verstand, toch maar weer de norm moest worden. Lintsen deed nog een poging tot antwoord, maar hij had er zichtbaar moeite mee. Voor een techniek die geen rekening houdt met de mensen die ermee moeten leven, is domweg geen plaats meer, viel van de gezichten achter de tafel af te lezen.

In de serie ‘Mind of Technology’ volgen nog twee lezingen, vanavond door de Duitse systeemkundige Helmar Krupp en maandagavond door chemicus en filosoof Ilya Prigogine.

Christian Jongeneel

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.