Campus

Waanwetenschap als achterhoedegevecht

In het boek ‘Waanwetenschap’ maakte emeritus-hoogleraar natuurkunde N.G. van Kampen zich weinig subtiel boos over pseudo-wetenschappelijke onzin die de mensheid over zich uitgestort krijgt.

Vijf collega’s schreven een commentaar waarin voor nuances wel plaats is.

Nico van Kampen, hoogleraar natuurkunde in ruste, is een boze man. Onwillekeurig moet je daarbij meteen al denken aan de tierende leraar Duits van Wim de Bie. Van Kampen is namelijk ook boos op de huidige tijd, waarin geen respect meer bestaat voor de logica en de wetenschap. Daarom schreef hij anderhalf jaar geleden een boekje, ‘Waanwetenschap’, waarin hij ongezouten de vloer aanveegde met onwetenschappelijke onzin, zoals die te berde wordt gebracht door filosofen, gelovigen, politici, sociologen, journalisten en andere onverlaten die het niet zo nauw nemen met het gezond verstand.

Helaas kreeg Van Kampen (inmiddels 82 jaar oud, waardoor een jongere generatie hem niet meer kent als een van de groten van zijn tijd) niet zo heel veel handen op elkaar voor zijn boek. Dat komt ongetwijfeld doordat hij weliswaar veel boude beweringen doet en mensen te kijk zet, maar niet de rust bezit om daar veel overtuigingskracht aan toe te voegen. Als je wild om je heen slaat, ervaren mensen je niet als iemand met redelijke standpunten.
Hobbelig

Daarom is het goed dat een vijftal jongere collega’s de moeite heeft genomen om een vervolg te schrijven, ‘Commentaar op waanwetenschap’ genaamd, waarin ze zowel de sterke als de zwakke kanten van het oorspronkelijke werk belichten.

Vincent Icke, hoogleraar bij de Leidse Sterrenwacht en columnist voor NRC Handelsblad, verwoordt het het kortst in zijn essay, dat heel mooi ‘Het uur der wrake’ heet: ,,Mijn ontzag voor Van Kampen wordt niet verminderd door de hobbelige kwaliteit van zijn boutade.”

Floris Takens, hoogleraar wiskunde in Groningen, wijst Van Kampen er bijvoorbeeld op dat hij de grote fysicus Arthur Eddington een veeg uit de pan geeft op grond van een verkeerd citaat. Als hij de moeite had genomen de bron te controleren, had hij geweten dat Eddington helemaal niet pretendeerde het exacte aantal elektronen in het heelal te kennen, maar slechts wilde beweren dat het aantal ervan constant is. Tsja, zo doe je als boze wetenschapper je eigen zaak natuurlijk geen goed.

De degelijkste bijdrage komt van Dennis Dieks, hoogleraar grondslagen van de natuurkunde aan de Universiteit Utrecht. Dieks heeft echt de moeite genomen zich in de denkwijze van Van Kampen te verdiepen. En zijn conclusie is niet mals: de oude reus maakt zich zelf schuldig aan misleiding, door zijn eigen normen tot algehele wetenschappelijke standaard te verheffen.
Achteraf

Bovendien is hij af en toe echt onredelijk, bijvoorbeeld als hij Aristoteles verwijten maakt, zonder rekening te houden met het feit dat de Griek 2400 jaar geleden leefde. Terecht merkt Dieks op dat je iets pas onwetenschappelijk kunt noemen, als het buiten het systematische kader valt dat destijds overeenkwam met de toen bekende feiten. Je achteraf vrolijk maken is wel erg gemakkelijk.

Al lezend in het pamflet en zeker in het oorspronkelijke boek, bekruipt de lezer steeds meer het gevoel dat hij getuige is van een achterhoedegevecht. Niet dat er vandaag de dag geen waanwetenschap te bestrijden valt, maar de manier waarop van Kampen dat doet, heeft een hoog gehalte van hulpeloosheid en daardoor onbedoeld iets komisch. Collega’s schieten hem respectvol te hulp met nuanceringen, maar het mag niet baten.

Je zou willen dat Dieks en Icke de excercitie van Van Kampen over zouden doen, maar dan met overtuigender middelen en met iets meer oog voor het gegeven dat wetenschappers ook mensen zijn en ontdekkingen lang niet altijd uit puur logische processen voortkomen.

Om met Goethe te spreken: ,,Das Wahre, mit dem Göttlichen identisch, lässt sich niemals von uns direkt erkennen: wir schauen es nur im Abglanz, im Beispiel, im Symbol, in einzelnen und verwandten Erscheinungen; wir werden es gewahr als unbegreifliches Leben und können dem Wunsch nicht entsagen, es dennoch zu begreifen.”

X Dennis Dieks en anderen, Commentaar op ‘Waanwetenschap’. Epsilon Uitgaven, 2003, pp. 60, 6,00 euro.

N.G. van Kampen, Waanwetenschap. Epsilon Uitgaven, 2002, pp.162, 16,00 euro.

In het boek ‘Waanwetenschap’ maakte emeritus-hoogleraar natuurkunde N.G. van Kampen zich weinig subtiel boos over pseudo-wetenschappelijke onzin die de mensheid over zich uitgestort krijgt. Vijf collega’s schreven een commentaar waarin voor nuances wel plaats is.

Nico van Kampen, hoogleraar natuurkunde in ruste, is een boze man. Onwillekeurig moet je daarbij meteen al denken aan de tierende leraar Duits van Wim de Bie. Van Kampen is namelijk ook boos op de huidige tijd, waarin geen respect meer bestaat voor de logica en de wetenschap. Daarom schreef hij anderhalf jaar geleden een boekje, ‘Waanwetenschap’, waarin hij ongezouten de vloer aanveegde met onwetenschappelijke onzin, zoals die te berde wordt gebracht door filosofen, gelovigen, politici, sociologen, journalisten en andere onverlaten die het niet zo nauw nemen met het gezond verstand.

Helaas kreeg Van Kampen (inmiddels 82 jaar oud, waardoor een jongere generatie hem niet meer kent als een van de groten van zijn tijd) niet zo heel veel handen op elkaar voor zijn boek. Dat komt ongetwijfeld doordat hij weliswaar veel boude beweringen doet en mensen te kijk zet, maar niet de rust bezit om daar veel overtuigingskracht aan toe te voegen. Als je wild om je heen slaat, ervaren mensen je niet als iemand met redelijke standpunten.
Hobbelig

Daarom is het goed dat een vijftal jongere collega’s de moeite heeft genomen om een vervolg te schrijven, ‘Commentaar op waanwetenschap’ genaamd, waarin ze zowel de sterke als de zwakke kanten van het oorspronkelijke werk belichten.

Vincent Icke, hoogleraar bij de Leidse Sterrenwacht en columnist voor NRC Handelsblad, verwoordt het het kortst in zijn essay, dat heel mooi ‘Het uur der wrake’ heet: ,,Mijn ontzag voor Van Kampen wordt niet verminderd door de hobbelige kwaliteit van zijn boutade.”

Floris Takens, hoogleraar wiskunde in Groningen, wijst Van Kampen er bijvoorbeeld op dat hij de grote fysicus Arthur Eddington een veeg uit de pan geeft op grond van een verkeerd citaat. Als hij de moeite had genomen de bron te controleren, had hij geweten dat Eddington helemaal niet pretendeerde het exacte aantal elektronen in het heelal te kennen, maar slechts wilde beweren dat het aantal ervan constant is. Tsja, zo doe je als boze wetenschapper je eigen zaak natuurlijk geen goed.

De degelijkste bijdrage komt van Dennis Dieks, hoogleraar grondslagen van de natuurkunde aan de Universiteit Utrecht. Dieks heeft echt de moeite genomen zich in de denkwijze van Van Kampen te verdiepen. En zijn conclusie is niet mals: de oude reus maakt zich zelf schuldig aan misleiding, door zijn eigen normen tot algehele wetenschappelijke standaard te verheffen.
Achteraf

Bovendien is hij af en toe echt onredelijk, bijvoorbeeld als hij Aristoteles verwijten maakt, zonder rekening te houden met het feit dat de Griek 2400 jaar geleden leefde. Terecht merkt Dieks op dat je iets pas onwetenschappelijk kunt noemen, als het buiten het systematische kader valt dat destijds overeenkwam met de toen bekende feiten. Je achteraf vrolijk maken is wel erg gemakkelijk.

Al lezend in het pamflet en zeker in het oorspronkelijke boek, bekruipt de lezer steeds meer het gevoel dat hij getuige is van een achterhoedegevecht. Niet dat er vandaag de dag geen waanwetenschap te bestrijden valt, maar de manier waarop van Kampen dat doet, heeft een hoog gehalte van hulpeloosheid en daardoor onbedoeld iets komisch. Collega’s schieten hem respectvol te hulp met nuanceringen, maar het mag niet baten.

Je zou willen dat Dieks en Icke de excercitie van Van Kampen over zouden doen, maar dan met overtuigender middelen en met iets meer oog voor het gegeven dat wetenschappers ook mensen zijn en ontdekkingen lang niet altijd uit puur logische processen voortkomen.

Om met Goethe te spreken: ,,Das Wahre, mit dem Göttlichen identisch, lässt sich niemals von uns direkt erkennen: wir schauen es nur im Abglanz, im Beispiel, im Symbol, in einzelnen und verwandten Erscheinungen; wir werden es gewahr als unbegreifliches Leben und können dem Wunsch nicht entsagen, es dennoch zu begreifen.”

X Dennis Dieks en anderen, Commentaar op ‘Waanwetenschap’. Epsilon Uitgaven, 2003, pp. 60, 6,00 euro.

N.G. van Kampen, Waanwetenschap. Epsilon Uitgaven, 2002, pp.162, 16,00 euro.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.