Campus

Vliegende briefjes en stroopwafels

TU-colleges saai? Stan en Sander sluipen binnen en doen verslag. Onaangekondigd, onbevangen, ongefundeerd.Afritsbroek, T-shirt van Paris Métro en een casual outdooroverhemd.

In de vensterbank een petje om zijn hoofd tegen de elementen te beschermen. Drie pennen steken uit zijn borstzakje, het bewijs dat hij geen verdwaalde toerist is.

Maandagochtend, kwart voor elf, technische natuurkunde. Eens moesten we eraan geloven. Vastbesloten om ten minste een deel van een natuurkundecollege te begrijpen, en vooral om onszelf hierin niet teleur te stellen, zijn we aangeschoven bij een bescheiden bachelorvakje: wiskunde 1C. Maar lopend door de gangen heeft ons zelfvertrouwen al klappen gekregen. Het is hier levensgevaarlijk. Overal waarschuwen stickers voor de catastrofale gevolgen die het betreden van de verkeerde kamer kan hebben. Er is zelfs een speciale sticker om schoonmakers buiten te houden.

Bij binnenkomst is zaal E nog vrijwel leeg, afgezien van de achterste collegebank. Hier heeft een rij eerstejaars zich met flesjes cola, mobiele telefoons en i-pods verschanst alsof ze op schoolreis gaan. Nieuwsgierig gaan we voor hen zitten. Terwijl dr. Klaas P. Hart heen en weer ijsbeert, druppelt de rest van de studenten binnen. Allemaal pakken ze een loodzwaar boek uit hun tas, met de opdruk: ‘Calculus’. We wisselen een angstige blik uit. Dit gaat jaren duren.

Na een korte mededeling over het tentamen van vorige week begint het simpelste college dat we ooit hebben gevolgd. Na een halfuurtje vallen we allebei tegelijk in slaap. Het doel van Hart vandaag is de aanwezigen uit te leggen hoe men vectoren op kan tellen. De eerste 45 minuten doet hij dat voor vectoren in een vlak, na de pauze opnieuw drie kwartier voor vectoren in de ruimte. Er zijn geen sheets, slides of dia’s, en ook geen filmpjes. Alsof het een echte middelbare-schoolles wiskunde is, gebruikt Hart alleen het bord, wat hij met grote letters vol kalkt.

De zaal is niet geïmponeerd. Een deel van de aanwezigen slaat druk aan het kletsen, sms-en, of stroopwafels eten. Af en toe vliegen buiten Harts aandacht om briefjes door de zaal, vooral richting de dames voor ons. Begrijpelijk, het is tenslotte lente. De mannen op de achterbank hebben het helemaal gehad. Vastberaden Hart op eigen terrein te verslaan, verslapt hun aandacht geen moment. Elke opmerking van de prof wordt breeduit bediscussieerd, en op vragen die worden gesteld, volgt consequent een bijdehand maar terecht antwoord.

Hart gaat door. Met schorre stem maakt hij de tijd vol. Zijn mimiek is onovertroffen. Als hij een moeilijk woord gebruikt, articuleert zijn hele lichaam mee. Zoals bijvoorbeeld bij het woord ‘inwendig’, wat er ineens ook echt inwendig uitziet. Eigenlijk lijkt Hart ons wel een aardige man. Het onderwerp, het stralende weer en het publiek zitten vandaag alleen een beetje tegen. Tijd om de pijpen af te ritsen en de wijde wereld in te gaan.

Stan en Sander

(Foto: Stan en Sander)

TU-colleges saai? Stan en Sander sluipen binnen en doen verslag. Onaangekondigd, onbevangen, ongefundeerd.

Afritsbroek, T-shirt van Paris Métro en een casual outdooroverhemd. In de vensterbank een petje om zijn hoofd tegen de elementen te beschermen. Drie pennen steken uit zijn borstzakje, het bewijs dat hij geen verdwaalde toerist is.

Maandagochtend, kwart voor elf, technische natuurkunde. Eens moesten we eraan geloven. Vastbesloten om ten minste een deel van een natuurkundecollege te begrijpen, en vooral om onszelf hierin niet teleur te stellen, zijn we aangeschoven bij een bescheiden bachelorvakje: wiskunde 1C. Maar lopend door de gangen heeft ons zelfvertrouwen al klappen gekregen. Het is hier levensgevaarlijk. Overal waarschuwen stickers voor de catastrofale gevolgen die het betreden van de verkeerde kamer kan hebben. Er is zelfs een speciale sticker om schoonmakers buiten te houden.

Bij binnenkomst is zaal E nog vrijwel leeg, afgezien van de achterste collegebank. Hier heeft een rij eerstejaars zich met flesjes cola, mobiele telefoons en i-pods verschanst alsof ze op schoolreis gaan. Nieuwsgierig gaan we voor hen zitten. Terwijl dr. Klaas P. Hart heen en weer ijsbeert, druppelt de rest van de studenten binnen. Allemaal pakken ze een loodzwaar boek uit hun tas, met de opdruk: ‘Calculus’. We wisselen een angstige blik uit. Dit gaat jaren duren.

Na een korte mededeling over het tentamen van vorige week begint het simpelste college dat we ooit hebben gevolgd. Na een halfuurtje vallen we allebei tegelijk in slaap. Het doel van Hart vandaag is de aanwezigen uit te leggen hoe men vectoren op kan tellen. De eerste 45 minuten doet hij dat voor vectoren in een vlak, na de pauze opnieuw drie kwartier voor vectoren in de ruimte. Er zijn geen sheets, slides of dia’s, en ook geen filmpjes. Alsof het een echte middelbare-schoolles wiskunde is, gebruikt Hart alleen het bord, wat hij met grote letters vol kalkt.

De zaal is niet geïmponeerd. Een deel van de aanwezigen slaat druk aan het kletsen, sms-en, of stroopwafels eten. Af en toe vliegen buiten Harts aandacht om briefjes door de zaal, vooral richting de dames voor ons. Begrijpelijk, het is tenslotte lente. De mannen op de achterbank hebben het helemaal gehad. Vastberaden Hart op eigen terrein te verslaan, verslapt hun aandacht geen moment. Elke opmerking van de prof wordt breeduit bediscussieerd, en op vragen die worden gesteld, volgt consequent een bijdehand maar terecht antwoord.

Hart gaat door. Met schorre stem maakt hij de tijd vol. Zijn mimiek is onovertroffen. Als hij een moeilijk woord gebruikt, articuleert zijn hele lichaam mee. Zoals bijvoorbeeld bij het woord ‘inwendig’, wat er ineens ook echt inwendig uitziet. Eigenlijk lijkt Hart ons wel een aardige man. Het onderwerp, het stralende weer en het publiek zitten vandaag alleen een beetje tegen. Tijd om de pijpen af te ritsen en de wijde wereld in te gaan.

Stan en Sander

(Foto: Stan en Sander)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.