Opinie

Verhoging collegegeld zorgt niet voor versnelling

Staatssecretaris Rutte heeft een voorstel in de Tweede Kamer liggen om het collegegeld voor trage studenten te verdrievoudigen. Maar er is geen enkel pressiemiddel dat een student sneller kan laten studeren, stelt technische-natuurkundestudent Willem Brouwer.

Studenten die meer dan anderhalf jaar uitloop hebben zullen het hoge collegegeldbedrag moeten betalen. Hiermee wil staatssecretaris Rutte de kwaliteit van het onderwijs verbeteren, want, zo stelt hij, de snelle studenten hebben last van de trage studenten en dat heeft zijn invloed op het onderwijs.

Maar alle maatregelen die de regering de afgelopen vijftien jaar heeft doorgevoerd, hebben niet hebben geholpen de snelheid van studenten te verhogen. Ook de verhoging van het collegegeld zal niet helpen. Alleen wanneer we als maatschappij een samenleving willen van mensen die zich blindstaren op hun eigen vakgebied, kunnen de plannen van de staatssecretaris een positief steentje bijdragen.

Rekening houdend met een (aangenomen) gemiddelde inflatie van drie procent, zijn de overheidsuitgaven voor hbo en wo de afgelopen vijftien jaar stabiel gebleven op 4,4 miljard euro. De staatssecretaris zei in het Radio 1-Journaal niet per se te willen bezuinigen. De vraag is echter of studenten, en daarmee een deel de toekomst van denkend en besturend Nederland, er niet op achteruit zijn gegaan.

Wanneer alleen de noodzakelijke uitgaven als collegegeld, kamer, boeken en voeding meegerekend worden, is de gemiddelde wo-student per maand 575 euro kwijt (volgens het Nibud). Kleding, verzekeringen, lidmaatschappen en uitgaansactiviteiten komen daar nog bij. Hier staat een basisstudiefinanciering van 235 euro tegenover. Zonder bijverdiensten of ouderhulp is dit nog geen twintig procent van het bestaansminimum, dat zeventig procent van het minimumloon bedraagt.

De conclusie dat er door studenten bijverdiend moet worden is dus snel getrokken. Veel studenten proberen dat één dag in de week te doen, veelal in het weekend. Maar zoals de meeste mensen graag het weekend vrij zijn, willen studenten dat ook wel. Veel studenten kiezen er dus voor om doordeweeks te werken.

Naast het bijverdienen speelt ook de bredere ontwikkeling die studenten voorstaan een rol. Een vakstudie aan een universiteit is een deel van het studentenleven. Het andere deel speelt zich af in andere disciplines, studentenverenigingen en zelfontwikkeling. Natuurlijk kosten uitgaan en feesten tijd, maar studenten die alleen da’a’r hun tijd aan besteden hebben het ook niet begrepen. De maatschappij (en de regering voorop) zegt dat de student maar gewoon vier of vijf jaar met zijn studie bezig moet zijn en dan klaar moet wezen. Daarbij denkt ze alleen maar aan de financiële aspecten. Zoals ik hiervoor al aangaf zijn het wel de studenten die later het denkend en besturend deel van Nederland vormen. Hoezo kortzichtig als een natuurkundige alleen maar iets van nanotechnologie weet en een geschiedkundige alleen maar iets over Nederland in de periode 1929-1934?

Bredere ontwikkeling dan de eigen specialisatie is nodig. Ook de universiteiten pleiten hiervoor, getuige bijvoorbeeld de vergoeding die de TU Delft geeft aan besturen en commissies en de oproep van de rector magnificus van de Universiteit Twente in het Reformatorisch Dagblad van 6 september 2003. Maar voor een bredere ontwikkeling moet wel tijd ingeruimd kunnen worden. Het wordt tijd dat het ministerie zich daar eens druk over maakt.

Bij dit alles komt nog de invoering van het bachelor-mastersysteem. Op onder andere de TU Delft geeft dat wegens speciale regelingen geen serieuze problemen. Op bijvoorbeeld de Universiteit van Leiden wel. Daar mogen studenten niet aan hun masterfase beginnen wanneer niet eerst de bachelorfase is afgerond. Studenten die een vak uit het laatste jaar van hun bachelor niet halen staan sowieso een jaar aan de kant. Zij maken dus extra kans om door de maatregelen van de staatssecretaris (dubbel) getroffen te worden. De spagaat tussen het niet meer kunnen stoppen met studeren vanwege de studieschuld en het niet door kunnen gaan vanwege het collegegeld komt dan wel heel dreigend dichtbij.

De gemiddelde studieduur op de TU Delft ligt de afgelopen vijftien jaar constant 2,5 jaar boven de nominale studieduur. Slechts tien procent van de studenten rondt de studie binnen de gestelde vier of vijf jaar af. Alle veranderingen van het ministerie ten spijt is er dus niets veranderd. Geen beter onderwijs, geen sneller onderwijs, niet meer onderzoek, geen bezuinigingen. Alleen heeft de student het moeilijker gekregen en moet zien rond te komen van 235 euro en een beetje vrije tijd. Aan de Tweede Kamer de kans om daar eens wat aan te doen.

Willem Brouwer, student technische natuurkunde.

Studenten die meer dan anderhalf jaar uitloop hebben zullen het hoge collegegeldbedrag moeten betalen. Hiermee wil staatssecretaris Rutte de kwaliteit van het onderwijs verbeteren, want, zo stelt hij, de snelle studenten hebben last van de trage studenten en dat heeft zijn invloed op het onderwijs.

Maar alle maatregelen die de regering de afgelopen vijftien jaar heeft doorgevoerd, hebben niet hebben geholpen de snelheid van studenten te verhogen. Ook de verhoging van het collegegeld zal niet helpen. Alleen wanneer we als maatschappij een samenleving willen van mensen die zich blindstaren op hun eigen vakgebied, kunnen de plannen van de staatssecretaris een positief steentje bijdragen.

Rekening houdend met een (aangenomen) gemiddelde inflatie van drie procent, zijn de overheidsuitgaven voor hbo en wo de afgelopen vijftien jaar stabiel gebleven op 4,4 miljard euro. De staatssecretaris zei in het Radio 1-Journaal niet per se te willen bezuinigen. De vraag is echter of studenten, en daarmee een deel de toekomst van denkend en besturend Nederland, er niet op achteruit zijn gegaan.

Wanneer alleen de noodzakelijke uitgaven als collegegeld, kamer, boeken en voeding meegerekend worden, is de gemiddelde wo-student per maand 575 euro kwijt (volgens het Nibud). Kleding, verzekeringen, lidmaatschappen en uitgaansactiviteiten komen daar nog bij. Hier staat een basisstudiefinanciering van 235 euro tegenover. Zonder bijverdiensten of ouderhulp is dit nog geen twintig procent van het bestaansminimum, dat zeventig procent van het minimumloon bedraagt.

De conclusie dat er door studenten bijverdiend moet worden is dus snel getrokken. Veel studenten proberen dat één dag in de week te doen, veelal in het weekend. Maar zoals de meeste mensen graag het weekend vrij zijn, willen studenten dat ook wel. Veel studenten kiezen er dus voor om doordeweeks te werken.

Naast het bijverdienen speelt ook de bredere ontwikkeling die studenten voorstaan een rol. Een vakstudie aan een universiteit is een deel van het studentenleven. Het andere deel speelt zich af in andere disciplines, studentenverenigingen en zelfontwikkeling. Natuurlijk kosten uitgaan en feesten tijd, maar studenten die alleen da’a’r hun tijd aan besteden hebben het ook niet begrepen. De maatschappij (en de regering voorop) zegt dat de student maar gewoon vier of vijf jaar met zijn studie bezig moet zijn en dan klaar moet wezen. Daarbij denkt ze alleen maar aan de financiële aspecten. Zoals ik hiervoor al aangaf zijn het wel de studenten die later het denkend en besturend deel van Nederland vormen. Hoezo kortzichtig als een natuurkundige alleen maar iets van nanotechnologie weet en een geschiedkundige alleen maar iets over Nederland in de periode 1929-1934?

Bredere ontwikkeling dan de eigen specialisatie is nodig. Ook de universiteiten pleiten hiervoor, getuige bijvoorbeeld de vergoeding die de TU Delft geeft aan besturen en commissies en de oproep van de rector magnificus van de Universiteit Twente in het Reformatorisch Dagblad van 6 september 2003. Maar voor een bredere ontwikkeling moet wel tijd ingeruimd kunnen worden. Het wordt tijd dat het ministerie zich daar eens druk over maakt.

Bij dit alles komt nog de invoering van het bachelor-mastersysteem. Op onder andere de TU Delft geeft dat wegens speciale regelingen geen serieuze problemen. Op bijvoorbeeld de Universiteit van Leiden wel. Daar mogen studenten niet aan hun masterfase beginnen wanneer niet eerst de bachelorfase is afgerond. Studenten die een vak uit het laatste jaar van hun bachelor niet halen staan sowieso een jaar aan de kant. Zij maken dus extra kans om door de maatregelen van de staatssecretaris (dubbel) getroffen te worden. De spagaat tussen het niet meer kunnen stoppen met studeren vanwege de studieschuld en het niet door kunnen gaan vanwege het collegegeld komt dan wel heel dreigend dichtbij.

De gemiddelde studieduur op de TU Delft ligt de afgelopen vijftien jaar constant 2,5 jaar boven de nominale studieduur. Slechts tien procent van de studenten rondt de studie binnen de gestelde vier of vijf jaar af. Alle veranderingen van het ministerie ten spijt is er dus niets veranderd. Geen beter onderwijs, geen sneller onderwijs, niet meer onderzoek, geen bezuinigingen. Alleen heeft de student het moeilijker gekregen en moet zien rond te komen van 235 euro en een beetje vrije tijd. Aan de Tweede Kamer de kans om daar eens wat aan te doen.

Willem Brouwer, student technische natuurkunde.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.