Campus

Veertig-procentsdip slechts tijdelijk, hoopt Werktuigbouw

Als de prognoses aan de hand van de vooraanmeldingscijfers uitkomen, zal de studierichting werktuigbouwkunde het komende studiejaar 94 eerstejaars minder verwelkomen dan dit jaar.

Deze onverwachte terugval van 39 procent komt voor de faculteit als een donderslag bij heldere hemel. ,,De grap is dat de daling in het aantal eerstejaars vorig jaar juist stabiliseerde”, verzucht dekaan prof.ir. J. Klein Woud. Over het belang van voorlichting en een aantrekkelijk, studeerbaar curriculum.

Het blijft gissen naar een verklaring voor de afname van de populariteit van de Delftse werktuigbouw-richting. Aan een structurele krimp van het aantal eindexamenkandidaten kan het in ieder geval niet liggen. Klein Woud: ,,Vanaf 1993 tot het jaar 2000 stijgt het aantal vwo-ers langzaam van 28-duizend tot dertigduizend.” Deze cijfers impliceren een groei van het aantal eerstejaars, ,,er van uitgaande dat het keuzepatroon gelijk blijft”, zegt secretaris-beheerder ir. W. van Horssen.

Met de interesse voor technische studies gaat het blijkbaar de verkeerde kant op. ,,Techniek staat een beetje op de tocht”, denkt Klein Woud. ,,Maar dat verklaart niet wat er bij ons gebeurt.” Daarmee duidt hij op de aanmeldingscijfers van de technische universiteiten in Twente en Eindhoven, waar het veel minder slecht gaat met werktuigbouwkunde dan in Delft. Terwijl hier de eerstejaarspopulatie werktuigbouwers met 39 procent slinkt, verliezen dezelfde faculteiten in Twente en Eindhoven respectievelijk slechts acht en elf procent aan nieuwe aanwas. Klein Woud trekt de conclusie: ,,We hebben marktaandeel verloren. Dat is tot heden toe nog niet gebeurd.”
Leeuwarden

Hoe verklaart de dekaan dat verlies aan marktaandeel? Klein Woud: ,,Een belangrijke oorzaak is het publiciteitsbeleid vanuit de TU’s. We hebben de indruk dat Twente veel betere pr voert dan wij. Men doet daar heel veel aan public relations. In Delft zijn de laatste jaren weliswaar goede plannen ontwikkeld, maar die moeten nog worden gerealiseerd.”

De bekendheid van de TU is volgens Van Horssen een taak die de Diec (Dienst Interne en Externe Communicatie) intensiever moet uitvoeren. ,,De Diec moet er voor zorgen dat de pers wordt bereikt. Ik zie werktuigbouwkunde te weinig in de media. Daar moet de TU geld voor beschikbaar maken.”

Dekaan Klein Woud vindt dat de pr van zijn eigen faculteit al op het goede spoor is. ,,Sinds anderhalf jaar hebben we een pr-medewerkster in dienst. Verder hebben we een pool van studenten die middelbare scholen bezoeken. Tenslotte is er een adressenbestand opgezet waarin potentiële werktuigbouwers worden geregistreerd.” Echter, deze actiepunten werpen pas vruchten af op de langere termijn.

Onderwijsadviseur ir. A. Slavenburg ziet de wijziging in hetpr-beleid van de faculteit iets radicaler: ,,Beleid verbeterd? Er ís nu tenminste beleid. Dat was tot twee jaar geleden wel anders. Dat ging nog heel ad hoc. Je stapte eens in de trein naar Leeuwarden of zo, om daar werktuigbouwkunde aan twintig scholieren te verkopen. Dat kan nu niet meer en ik denk dat dat goed is. We hebben nu tenminste een aanpak.”
Woensdag vrij

De nieuwe aanpak komt blijkbaar te laat om de negatieve publiciteit te bestrijden die het laatste jaar rond de TU, en werktuigbouwkunde in het bijzonder, is ontstaan. Zo komt de TU Delft er in de Keuzegids Hoger Onderwijs bekaaid vanaf. ,,Tot onze verbazing rolde daaruit dat Enschede een betere studentenstad is dan Delft”, vertelt Klein Woud. ,,Ook de Twentse werktuigbouw-richting wordt door de gids aantrekkelijker en beter gevonden dan de onze.”

In november vorig jaar kwam daar nog de studenten-special van Elsevier overheen, waarin werktuigbouwkunde in Delft het aflegt tegen Twente en Eindhoven. Klein Woud en Van Horssen zijn er van overtuigd dat deze uitkomst ,,ongetwijfeld door onze collega’s in Twente en Eindhoven is gebruikt.”

De vraag rijst of er niet een kern van waarheid schuilt in de berichtgeving van Elsevier. Klein Woud vindt de kritiek inderdaad niet geheel onterecht. ,,Hier in Delft hebben we moeite met het geven van persoonlijke aandacht aan studenten. Tot voor kort hadden we een curriculum dat moeilijk te doen was. Dat is nu veranderd.”

Slavenburg nuanceert: ,,Ik wil niet zeggen dat het oude curriculum niet studeerbaar was, maar het was inderdaad niet gemakkelijk.” De verbetering van de studeerbaarheid van het werktuigbouw-programma is volgens Slavenburg een proces dat jaren geleden is opgestart. ,,De aandacht voor het onderwijs is op de faculteit de laatste tien jaar enorm toegenomen. Dat moest gewoon.” De onderwijsadviseur schroomt niet om ook de hand in eigen boezem te steken. ,,We hebben gedaan alsof wij wisten hoe studenten moesten studeren. Belachelijk, dat idee van een normstudent. Daar heb ik zelf ook aan meegedaan hoor, maar gelukkig komen we daar nu van terug.”

Door het aantal contacturen te verkleinen hebben de studenten in het nieuwe, vijfjarige curriculum veel meer vrijheid dan voorheen. Klein Woud: ,,Eerstejaars hebben nu nog maar vier ochtenden college en twee practicummiddagen per week. De woensdag hebben ze vrij om zelfstandig te studeren. We zijn ervan overtuigd dat we nu een studeerbaar programma aanbieden.”
Ontwerpoefeningen

Of eerstejaars inderdaad iedere woensdag braaf gaan studeren, betwijfelt Slavenburg. ,,Dan gaan ze vakken vullen, denk ik. Bijverdienen. Om dat te voorkomen, moet de faculteit aantrekkelijk worden zodat studenten op hun vrije woensdag hier naar toekomen om te studeren. Het gebouw moet een studeergebouw worden. Maar als je hier rondloopt, waar kan je hier zelfstandig studeren?”

Ook Klein Woud ziet in dat eerstejaars niet altijd uit zichzelf in de boeken duiken. ,,In dat kader hebben we eenstructureel probleem in Delft. Er lijkt hier minder bereidheid te zijn om tijdens de onderwijsperiode te studeren dan elders. Dat is volgens mij een soort cultuur.” Gelukkig heeft de dekaan hier een passende oplossing voor. ,,We gaan binnenkort professionele mentoren inzetten voor de studiebegeleiding. Dat zijn dus geen ouderejaarsstudenten, maar stafleden.”

Verder wordt er volgens de dekaan hard gewerkt aan een herziening van de ontwerpoefeningen in de lagere jaren. ,,De oude oefeningen waren niet concreet genoeg. In de nieuwe vorm moeten ontwerpoefeningen een integratie tussen de vakken bewerkstelligen. Eerst een conceptueel ontwerp, dan een detailontwerp en het tenslotte zelf maken. We hebben dat nu voor het eerst in het tweede studiejaar uitgeprobeerd en de studenten vinden het verdomd leuk.”

Zulke tastbare onderwijsonderdelen hadden al lang geleden ingevoerd moeten worden, meent Slavenburg. ,,Het is haast niet denkbaar dat je het vak werktuigbouwkunde kunt geven zonder dat je studenten iets laat dóén.” Beheerder Van Horssen ziet ook een andere positieve kant. ,,Van die concrete oefeningen kun je gebruik maken bij de voorlichting. Laat de ontwerpresultaten maar zien aan middelbare scholieren: ‘dit is nu werktuigbouw’.”

Toch loopt Delft op dit punt achter op de andere universitaire werktuigbouw-richtingen. Worden geïntegreerde ontwerpoefeningen voor eerstejaars hier op zijn vroegst in september 1995 ingevoerd, in Twente en Eindhoven werken de studenten er nu al mee. Dat Delft daar nu ook mee komt, is ,,geen garantie voor het terugkeren van eerstejaars”, denkt Slavenburg. ,,Studenten kiezen niet voor Twente of Eindhoven vanwege zogenaamd probleem-gestuurd onderwijs.”
Eenmalig

Het is een samenspel van factoren, menen Klein Woud en Van Horssen, die de keuze van de aankomende studenten bepaalt. ,,De voorlichting is erg belangrijk”, meent Van Horssen. ,,Maar die kan pas goed zijn als je inderdaad een aantrekkelijke en studeerbare studie hebt.”

Omdat de faculteit dat nu voor elkaar heeft, is het volgens de bestuurders slechts een kwestie van tijd voordat de studentenaantallen weer aantrekken. Van Horssen: ,,We moeten het nieuwe programma in de voorlichting naar buiten dragen. We mikken dan op 4- en 5-vwo-ers. Het komt zo wel weer goed. Dit gat moet haast wel incidenteel zijn.” Daar is Slavenburg niet helemaal gerust over. ,,Die eenmaligheid, dat is een hoopvolle blik op de toekomst.”

In zijn functie als secretaris-beheerder heeft Van Horssen weinig anders dan hoop om aan vast te houden. Als de krimp van werktuigbouwkunde doorzet, komt de faculteit namelijk in financiële problemen. ,,Zo’n teruggang in studenten werkt door op de inkomsten van de faculteit”, verklaart Van Horssen. ,,Als het eenmalig is, dan is het nog op te vangen.” Gelukkig was een reorganisatie van de faculteit al in volle gang; in het nieuwe formatieplan zou het aantal voltijdse arbeidsplaatsen (fte’s) al dalen.

Verder kan de ineenstorting van de studentenaantallen gevolgen hebben voor de herhuisvestingsplannen van de faculteit Werktuigbouw/Maritieme Techniek. Deze plannen gaan volgensSlavenburg, die het als universiteitsraadslid van Demokratisch Beleid kan weten, uit van een jaarlijkse instroom van driehonderd eerstejaars; twee keer zo veel als het aantal aanmelders dit jaar.

Met de vingers gekruist wacht de faculteit af wat de toekomst brengt. Wat er precies fout is gegaan, komt niet boven water. ,,Het is ook niet na te gaan, het blijft de keuze van het individu”, denkt Slavenbrug. ,,Waarom sommigen dat schakelaartje van Delft naar Eindhoven of Twente hebben omgezet, weet niemand.” (R.L.)

Van de 482 scholieren die zich landelijk hebben aangemeld voor de studierichting werktuigbouw (stand op 5 april 1995), willen er 144 naar Delft. Net zoveel willen er naar Eindhoven. Twente is beduidend populairder: 194 vooraanmelders.

In totaal daalde het aantal aankomende studenten werktuigbouw ten opzichte van vorig jaar met 21 procent. In Twente is de teruggang 8, in Eindhoven 11, en in Delft 39 procent.

Alle TU-studies opgeteld is de afname van aangemelde eerstejaars 17 procent. In Eindhoven is het 23, in Twente 19 en in Delft 12 procent.

Robin Lopulalan


dekaan Klein Woud: ,,We hebben de indruk dat Twente veel betere pr voert dan wij. Men doet daar heel veel aan public relations. In Delft zijn de laatste jaren weliswaar goede plannen ontwikkeld, maar die moeten nog worden gerealiseerd”


Onderwijsadviseur Slavenburg: ,,We hebben gedaan alsof wij wisten hoe studenten moesten studeren. Belachelijk, dat idee van een normstudent. Daar heb ik zelf ook aan meegedaan hoor, maar gelukkig komen we daar nu van terug”


Beheerder Van Horssen: ,,We moeten het nieuwe studieprogramma in de voorlichting naar buiten dragen. Het komt zo wel weer goed. Dit gat moet haast wel incidenteel zijn”

,,,

Als de prognoses aan de hand van de vooraanmeldingscijfers uitkomen, zal de studierichting werktuigbouwkunde het komende studiejaar 94 eerstejaars minder verwelkomen dan dit jaar. Deze onverwachte terugval van 39 procent komt voor de faculteit als een donderslag bij heldere hemel. ,,De grap is dat de daling in het aantal eerstejaars vorig jaar juist stabiliseerde”, verzucht dekaan prof.ir. J. Klein Woud. Over het belang van voorlichting en een aantrekkelijk, studeerbaar curriculum.

Het blijft gissen naar een verklaring voor de afname van de populariteit van de Delftse werktuigbouw-richting. Aan een structurele krimp van het aantal eindexamenkandidaten kan het in ieder geval niet liggen. Klein Woud: ,,Vanaf 1993 tot het jaar 2000 stijgt het aantal vwo-ers langzaam van 28-duizend tot dertigduizend.” Deze cijfers impliceren een groei van het aantal eerstejaars, ,,er van uitgaande dat het keuzepatroon gelijk blijft”, zegt secretaris-beheerder ir. W. van Horssen.

Met de interesse voor technische studies gaat het blijkbaar de verkeerde kant op. ,,Techniek staat een beetje op de tocht”, denkt Klein Woud. ,,Maar dat verklaart niet wat er bij ons gebeurt.” Daarmee duidt hij op de aanmeldingscijfers van de technische universiteiten in Twente en Eindhoven, waar het veel minder slecht gaat met werktuigbouwkunde dan in Delft. Terwijl hier de eerstejaarspopulatie werktuigbouwers met 39 procent slinkt, verliezen dezelfde faculteiten in Twente en Eindhoven respectievelijk slechts acht en elf procent aan nieuwe aanwas. Klein Woud trekt de conclusie: ,,We hebben marktaandeel verloren. Dat is tot heden toe nog niet gebeurd.”
Leeuwarden

Hoe verklaart de dekaan dat verlies aan marktaandeel? Klein Woud: ,,Een belangrijke oorzaak is het publiciteitsbeleid vanuit de TU’s. We hebben de indruk dat Twente veel betere pr voert dan wij. Men doet daar heel veel aan public relations. In Delft zijn de laatste jaren weliswaar goede plannen ontwikkeld, maar die moeten nog worden gerealiseerd.”

De bekendheid van de TU is volgens Van Horssen een taak die de Diec (Dienst Interne en Externe Communicatie) intensiever moet uitvoeren. ,,De Diec moet er voor zorgen dat de pers wordt bereikt. Ik zie werktuigbouwkunde te weinig in de media. Daar moet de TU geld voor beschikbaar maken.”

Dekaan Klein Woud vindt dat de pr van zijn eigen faculteit al op het goede spoor is. ,,Sinds anderhalf jaar hebben we een pr-medewerkster in dienst. Verder hebben we een pool van studenten die middelbare scholen bezoeken. Tenslotte is er een adressenbestand opgezet waarin potentiële werktuigbouwers worden geregistreerd.” Echter, deze actiepunten werpen pas vruchten af op de langere termijn.

Onderwijsadviseur ir. A. Slavenburg ziet de wijziging in hetpr-beleid van de faculteit iets radicaler: ,,Beleid verbeterd? Er ís nu tenminste beleid. Dat was tot twee jaar geleden wel anders. Dat ging nog heel ad hoc. Je stapte eens in de trein naar Leeuwarden of zo, om daar werktuigbouwkunde aan twintig scholieren te verkopen. Dat kan nu niet meer en ik denk dat dat goed is. We hebben nu tenminste een aanpak.”
Woensdag vrij

De nieuwe aanpak komt blijkbaar te laat om de negatieve publiciteit te bestrijden die het laatste jaar rond de TU, en werktuigbouwkunde in het bijzonder, is ontstaan. Zo komt de TU Delft er in de Keuzegids Hoger Onderwijs bekaaid vanaf. ,,Tot onze verbazing rolde daaruit dat Enschede een betere studentenstad is dan Delft”, vertelt Klein Woud. ,,Ook de Twentse werktuigbouw-richting wordt door de gids aantrekkelijker en beter gevonden dan de onze.”

In november vorig jaar kwam daar nog de studenten-special van Elsevier overheen, waarin werktuigbouwkunde in Delft het aflegt tegen Twente en Eindhoven. Klein Woud en Van Horssen zijn er van overtuigd dat deze uitkomst ,,ongetwijfeld door onze collega’s in Twente en Eindhoven is gebruikt.”

De vraag rijst of er niet een kern van waarheid schuilt in de berichtgeving van Elsevier. Klein Woud vindt de kritiek inderdaad niet geheel onterecht. ,,Hier in Delft hebben we moeite met het geven van persoonlijke aandacht aan studenten. Tot voor kort hadden we een curriculum dat moeilijk te doen was. Dat is nu veranderd.”

Slavenburg nuanceert: ,,Ik wil niet zeggen dat het oude curriculum niet studeerbaar was, maar het was inderdaad niet gemakkelijk.” De verbetering van de studeerbaarheid van het werktuigbouw-programma is volgens Slavenburg een proces dat jaren geleden is opgestart. ,,De aandacht voor het onderwijs is op de faculteit de laatste tien jaar enorm toegenomen. Dat moest gewoon.” De onderwijsadviseur schroomt niet om ook de hand in eigen boezem te steken. ,,We hebben gedaan alsof wij wisten hoe studenten moesten studeren. Belachelijk, dat idee van een normstudent. Daar heb ik zelf ook aan meegedaan hoor, maar gelukkig komen we daar nu van terug.”

Door het aantal contacturen te verkleinen hebben de studenten in het nieuwe, vijfjarige curriculum veel meer vrijheid dan voorheen. Klein Woud: ,,Eerstejaars hebben nu nog maar vier ochtenden college en twee practicummiddagen per week. De woensdag hebben ze vrij om zelfstandig te studeren. We zijn ervan overtuigd dat we nu een studeerbaar programma aanbieden.”
Ontwerpoefeningen

Of eerstejaars inderdaad iedere woensdag braaf gaan studeren, betwijfelt Slavenburg. ,,Dan gaan ze vakken vullen, denk ik. Bijverdienen. Om dat te voorkomen, moet de faculteit aantrekkelijk worden zodat studenten op hun vrije woensdag hier naar toekomen om te studeren. Het gebouw moet een studeergebouw worden. Maar als je hier rondloopt, waar kan je hier zelfstandig studeren?”

Ook Klein Woud ziet in dat eerstejaars niet altijd uit zichzelf in de boeken duiken. ,,In dat kader hebben we eenstructureel probleem in Delft. Er lijkt hier minder bereidheid te zijn om tijdens de onderwijsperiode te studeren dan elders. Dat is volgens mij een soort cultuur.” Gelukkig heeft de dekaan hier een passende oplossing voor. ,,We gaan binnenkort professionele mentoren inzetten voor de studiebegeleiding. Dat zijn dus geen ouderejaarsstudenten, maar stafleden.”

Verder wordt er volgens de dekaan hard gewerkt aan een herziening van de ontwerpoefeningen in de lagere jaren. ,,De oude oefeningen waren niet concreet genoeg. In de nieuwe vorm moeten ontwerpoefeningen een integratie tussen de vakken bewerkstelligen. Eerst een conceptueel ontwerp, dan een detailontwerp en het tenslotte zelf maken. We hebben dat nu voor het eerst in het tweede studiejaar uitgeprobeerd en de studenten vinden het verdomd leuk.”

Zulke tastbare onderwijsonderdelen hadden al lang geleden ingevoerd moeten worden, meent Slavenburg. ,,Het is haast niet denkbaar dat je het vak werktuigbouwkunde kunt geven zonder dat je studenten iets laat dóén.” Beheerder Van Horssen ziet ook een andere positieve kant. ,,Van die concrete oefeningen kun je gebruik maken bij de voorlichting. Laat de ontwerpresultaten maar zien aan middelbare scholieren: ‘dit is nu werktuigbouw’.”

Toch loopt Delft op dit punt achter op de andere universitaire werktuigbouw-richtingen. Worden geïntegreerde ontwerpoefeningen voor eerstejaars hier op zijn vroegst in september 1995 ingevoerd, in Twente en Eindhoven werken de studenten er nu al mee. Dat Delft daar nu ook mee komt, is ,,geen garantie voor het terugkeren van eerstejaars”, denkt Slavenburg. ,,Studenten kiezen niet voor Twente of Eindhoven vanwege zogenaamd probleem-gestuurd onderwijs.”
Eenmalig

Het is een samenspel van factoren, menen Klein Woud en Van Horssen, die de keuze van de aankomende studenten bepaalt. ,,De voorlichting is erg belangrijk”, meent Van Horssen. ,,Maar die kan pas goed zijn als je inderdaad een aantrekkelijke en studeerbare studie hebt.”

Omdat de faculteit dat nu voor elkaar heeft, is het volgens de bestuurders slechts een kwestie van tijd voordat de studentenaantallen weer aantrekken. Van Horssen: ,,We moeten het nieuwe programma in de voorlichting naar buiten dragen. We mikken dan op 4- en 5-vwo-ers. Het komt zo wel weer goed. Dit gat moet haast wel incidenteel zijn.” Daar is Slavenburg niet helemaal gerust over. ,,Die eenmaligheid, dat is een hoopvolle blik op de toekomst.”

In zijn functie als secretaris-beheerder heeft Van Horssen weinig anders dan hoop om aan vast te houden. Als de krimp van werktuigbouwkunde doorzet, komt de faculteit namelijk in financiële problemen. ,,Zo’n teruggang in studenten werkt door op de inkomsten van de faculteit”, verklaart Van Horssen. ,,Als het eenmalig is, dan is het nog op te vangen.” Gelukkig was een reorganisatie van de faculteit al in volle gang; in het nieuwe formatieplan zou het aantal voltijdse arbeidsplaatsen (fte’s) al dalen.

Verder kan de ineenstorting van de studentenaantallen gevolgen hebben voor de herhuisvestingsplannen van de faculteit Werktuigbouw/Maritieme Techniek. Deze plannen gaan volgensSlavenburg, die het als universiteitsraadslid van Demokratisch Beleid kan weten, uit van een jaarlijkse instroom van driehonderd eerstejaars; twee keer zo veel als het aantal aanmelders dit jaar.

Met de vingers gekruist wacht de faculteit af wat de toekomst brengt. Wat er precies fout is gegaan, komt niet boven water. ,,Het is ook niet na te gaan, het blijft de keuze van het individu”, denkt Slavenbrug. ,,Waarom sommigen dat schakelaartje van Delft naar Eindhoven of Twente hebben omgezet, weet niemand.” (R.L.)

Van de 482 scholieren die zich landelijk hebben aangemeld voor de studierichting werktuigbouw (stand op 5 april 1995), willen er 144 naar Delft. Net zoveel willen er naar Eindhoven. Twente is beduidend populairder: 194 vooraanmelders.

In totaal daalde het aantal aankomende studenten werktuigbouw ten opzichte van vorig jaar met 21 procent. In Twente is de teruggang 8, in Eindhoven 11, en in Delft 39 procent.

Alle TU-studies opgeteld is de afname van aangemelde eerstejaars 17 procent. In Eindhoven is het 23, in Twente 19 en in Delft 12 procent.

Robin Lopulalan


dekaan Klein Woud: ,,We hebben de indruk dat Twente veel betere pr voert dan wij. Men doet daar heel veel aan public relations. In Delft zijn de laatste jaren weliswaar goede plannen ontwikkeld, maar die moeten nog worden gerealiseerd”


Onderwijsadviseur Slavenburg: ,,We hebben gedaan alsof wij wisten hoe studenten moesten studeren. Belachelijk, dat idee van een normstudent. Daar heb ik zelf ook aan meegedaan hoor, maar gelukkig komen we daar nu van terug”


Beheerder Van Horssen: ,,We moeten het nieuwe studieprogramma in de voorlichting naar buiten dragen. Het komt zo wel weer goed. Dit gat moet haast wel incidenteel zijn”

Als de prognoses aan de hand van de vooraanmeldingscijfers uitkomen, zal de studierichting werktuigbouwkunde het komende studiejaar 94 eerstejaars minder verwelkomen dan dit jaar. Deze onverwachte terugval van 39 procent komt voor de faculteit als een donderslag bij heldere hemel. ,,De grap is dat de daling in het aantal eerstejaars vorig jaar juist stabiliseerde”, verzucht dekaan prof.ir. J. Klein Woud. Over het belang van voorlichting en een aantrekkelijk, studeerbaar curriculum.

Het blijft gissen naar een verklaring voor de afname van de populariteit van de Delftse werktuigbouw-richting. Aan een structurele krimp van het aantal eindexamenkandidaten kan het in ieder geval niet liggen. Klein Woud: ,,Vanaf 1993 tot het jaar 2000 stijgt het aantal vwo-ers langzaam van 28-duizend tot dertigduizend.” Deze cijfers impliceren een groei van het aantal eerstejaars, ,,er van uitgaande dat het keuzepatroon gelijk blijft”, zegt secretaris-beheerder ir. W. van Horssen.

Met de interesse voor technische studies gaat het blijkbaar de verkeerde kant op. ,,Techniek staat een beetje op de tocht”, denkt Klein Woud. ,,Maar dat verklaart niet wat er bij ons gebeurt.” Daarmee duidt hij op de aanmeldingscijfers van de technische universiteiten in Twente en Eindhoven, waar het veel minder slecht gaat met werktuigbouwkunde dan in Delft. Terwijl hier de eerstejaarspopulatie werktuigbouwers met 39 procent slinkt, verliezen dezelfde faculteiten in Twente en Eindhoven respectievelijk slechts acht en elf procent aan nieuwe aanwas. Klein Woud trekt de conclusie: ,,We hebben marktaandeel verloren. Dat is tot heden toe nog niet gebeurd.”
Leeuwarden

Hoe verklaart de dekaan dat verlies aan marktaandeel? Klein Woud: ,,Een belangrijke oorzaak is het publiciteitsbeleid vanuit de TU’s. We hebben de indruk dat Twente veel betere pr voert dan wij. Men doet daar heel veel aan public relations. In Delft zijn de laatste jaren weliswaar goede plannen ontwikkeld, maar die moeten nog worden gerealiseerd.”

De bekendheid van de TU is volgens Van Horssen een taak die de Diec (Dienst Interne en Externe Communicatie) intensiever moet uitvoeren. ,,De Diec moet er voor zorgen dat de pers wordt bereikt. Ik zie werktuigbouwkunde te weinig in de media. Daar moet de TU geld voor beschikbaar maken.”

Dekaan Klein Woud vindt dat de pr van zijn eigen faculteit al op het goede spoor is. ,,Sinds anderhalf jaar hebben we een pr-medewerkster in dienst. Verder hebben we een pool van studenten die middelbare scholen bezoeken. Tenslotte is er een adressenbestand opgezet waarin potentiële werktuigbouwers worden geregistreerd.” Echter, deze actiepunten werpen pas vruchten af op de langere termijn.

Onderwijsadviseur ir. A. Slavenburg ziet de wijziging in hetpr-beleid van de faculteit iets radicaler: ,,Beleid verbeterd? Er ís nu tenminste beleid. Dat was tot twee jaar geleden wel anders. Dat ging nog heel ad hoc. Je stapte eens in de trein naar Leeuwarden of zo, om daar werktuigbouwkunde aan twintig scholieren te verkopen. Dat kan nu niet meer en ik denk dat dat goed is. We hebben nu tenminste een aanpak.”
Woensdag vrij

De nieuwe aanpak komt blijkbaar te laat om de negatieve publiciteit te bestrijden die het laatste jaar rond de TU, en werktuigbouwkunde in het bijzonder, is ontstaan. Zo komt de TU Delft er in de Keuzegids Hoger Onderwijs bekaaid vanaf. ,,Tot onze verbazing rolde daaruit dat Enschede een betere studentenstad is dan Delft”, vertelt Klein Woud. ,,Ook de Twentse werktuigbouw-richting wordt door de gids aantrekkelijker en beter gevonden dan de onze.”

In november vorig jaar kwam daar nog de studenten-special van Elsevier overheen, waarin werktuigbouwkunde in Delft het aflegt tegen Twente en Eindhoven. Klein Woud en Van Horssen zijn er van overtuigd dat deze uitkomst ,,ongetwijfeld door onze collega’s in Twente en Eindhoven is gebruikt.”

De vraag rijst of er niet een kern van waarheid schuilt in de berichtgeving van Elsevier. Klein Woud vindt de kritiek inderdaad niet geheel onterecht. ,,Hier in Delft hebben we moeite met het geven van persoonlijke aandacht aan studenten. Tot voor kort hadden we een curriculum dat moeilijk te doen was. Dat is nu veranderd.”

Slavenburg nuanceert: ,,Ik wil niet zeggen dat het oude curriculum niet studeerbaar was, maar het was inderdaad niet gemakkelijk.” De verbetering van de studeerbaarheid van het werktuigbouw-programma is volgens Slavenburg een proces dat jaren geleden is opgestart. ,,De aandacht voor het onderwijs is op de faculteit de laatste tien jaar enorm toegenomen. Dat moest gewoon.” De onderwijsadviseur schroomt niet om ook de hand in eigen boezem te steken. ,,We hebben gedaan alsof wij wisten hoe studenten moesten studeren. Belachelijk, dat idee van een normstudent. Daar heb ik zelf ook aan meegedaan hoor, maar gelukkig komen we daar nu van terug.”

Door het aantal contacturen te verkleinen hebben de studenten in het nieuwe, vijfjarige curriculum veel meer vrijheid dan voorheen. Klein Woud: ,,Eerstejaars hebben nu nog maar vier ochtenden college en twee practicummiddagen per week. De woensdag hebben ze vrij om zelfstandig te studeren. We zijn ervan overtuigd dat we nu een studeerbaar programma aanbieden.”
Ontwerpoefeningen

Of eerstejaars inderdaad iedere woensdag braaf gaan studeren, betwijfelt Slavenburg. ,,Dan gaan ze vakken vullen, denk ik. Bijverdienen. Om dat te voorkomen, moet de faculteit aantrekkelijk worden zodat studenten op hun vrije woensdag hier naar toekomen om te studeren. Het gebouw moet een studeergebouw worden. Maar als je hier rondloopt, waar kan je hier zelfstandig studeren?”

Ook Klein Woud ziet in dat eerstejaars niet altijd uit zichzelf in de boeken duiken. ,,In dat kader hebben we eenstructureel probleem in Delft. Er lijkt hier minder bereidheid te zijn om tijdens de onderwijsperiode te studeren dan elders. Dat is volgens mij een soort cultuur.” Gelukkig heeft de dekaan hier een passende oplossing voor. ,,We gaan binnenkort professionele mentoren inzetten voor de studiebegeleiding. Dat zijn dus geen ouderejaarsstudenten, maar stafleden.”

Verder wordt er volgens de dekaan hard gewerkt aan een herziening van de ontwerpoefeningen in de lagere jaren. ,,De oude oefeningen waren niet concreet genoeg. In de nieuwe vorm moeten ontwerpoefeningen een integratie tussen de vakken bewerkstelligen. Eerst een conceptueel ontwerp, dan een detailontwerp en het tenslotte zelf maken. We hebben dat nu voor het eerst in het tweede studiejaar uitgeprobeerd en de studenten vinden het verdomd leuk.”

Zulke tastbare onderwijsonderdelen hadden al lang geleden ingevoerd moeten worden, meent Slavenburg. ,,Het is haast niet denkbaar dat je het vak werktuigbouwkunde kunt geven zonder dat je studenten iets laat dóén.” Beheerder Van Horssen ziet ook een andere positieve kant. ,,Van die concrete oefeningen kun je gebruik maken bij de voorlichting. Laat de ontwerpresultaten maar zien aan middelbare scholieren: ‘dit is nu werktuigbouw’.”

Toch loopt Delft op dit punt achter op de andere universitaire werktuigbouw-richtingen. Worden geïntegreerde ontwerpoefeningen voor eerstejaars hier op zijn vroegst in september 1995 ingevoerd, in Twente en Eindhoven werken de studenten er nu al mee. Dat Delft daar nu ook mee komt, is ,,geen garantie voor het terugkeren van eerstejaars”, denkt Slavenburg. ,,Studenten kiezen niet voor Twente of Eindhoven vanwege zogenaamd probleem-gestuurd onderwijs.”
Eenmalig

Het is een samenspel van factoren, menen Klein Woud en Van Horssen, die de keuze van de aankomende studenten bepaalt. ,,De voorlichting is erg belangrijk”, meent Van Horssen. ,,Maar die kan pas goed zijn als je inderdaad een aantrekkelijke en studeerbare studie hebt.”

Omdat de faculteit dat nu voor elkaar heeft, is het volgens de bestuurders slechts een kwestie van tijd voordat de studentenaantallen weer aantrekken. Van Horssen: ,,We moeten het nieuwe programma in de voorlichting naar buiten dragen. We mikken dan op 4- en 5-vwo-ers. Het komt zo wel weer goed. Dit gat moet haast wel incidenteel zijn.” Daar is Slavenburg niet helemaal gerust over. ,,Die eenmaligheid, dat is een hoopvolle blik op de toekomst.”

In zijn functie als secretaris-beheerder heeft Van Horssen weinig anders dan hoop om aan vast te houden. Als de krimp van werktuigbouwkunde doorzet, komt de faculteit namelijk in financiële problemen. ,,Zo’n teruggang in studenten werkt door op de inkomsten van de faculteit”, verklaart Van Horssen. ,,Als het eenmalig is, dan is het nog op te vangen.” Gelukkig was een reorganisatie van de faculteit al in volle gang; in het nieuwe formatieplan zou het aantal voltijdse arbeidsplaatsen (fte’s) al dalen.

Verder kan de ineenstorting van de studentenaantallen gevolgen hebben voor de herhuisvestingsplannen van de faculteit Werktuigbouw/Maritieme Techniek. Deze plannen gaan volgensSlavenburg, die het als universiteitsraadslid van Demokratisch Beleid kan weten, uit van een jaarlijkse instroom van driehonderd eerstejaars; twee keer zo veel als het aantal aanmelders dit jaar.

Met de vingers gekruist wacht de faculteit af wat de toekomst brengt. Wat er precies fout is gegaan, komt niet boven water. ,,Het is ook niet na te gaan, het blijft de keuze van het individu”, denkt Slavenbrug. ,,Waarom sommigen dat schakelaartje van Delft naar Eindhoven of Twente hebben omgezet, weet niemand.” (R.L.)

Van de 482 scholieren die zich landelijk hebben aangemeld voor de studierichting werktuigbouw (stand op 5 april 1995), willen er 144 naar Delft. Net zoveel willen er naar Eindhoven. Twente is beduidend populairder: 194 vooraanmelders.

In totaal daalde het aantal aankomende studenten werktuigbouw ten opzichte van vorig jaar met 21 procent. In Twente is de teruggang 8, in Eindhoven 11, en in Delft 39 procent.

Alle TU-studies opgeteld is de afname van aangemelde eerstejaars 17 procent. In Eindhoven is het 23, in Twente 19 en in Delft 12 procent.

Robin Lopulalan


dekaan Klein Woud: ,,We hebben de indruk dat Twente veel betere pr voert dan wij. Men doet daar heel veel aan public relations. In Delft zijn de laatste jaren weliswaar goede plannen ontwikkeld, maar die moeten nog worden gerealiseerd”


Onderwijsadviseur Slavenburg: ,,We hebben gedaan alsof wij wisten hoe studenten moesten studeren. Belachelijk, dat idee van een normstudent. Daar heb ik zelf ook aan meegedaan hoor, maar gelukkig komen we daar nu van terug”


Beheerder Van Horssen: ,,We moeten het nieuwe studieprogramma in de voorlichting naar buiten dragen. Het komt zo wel weer goed. Dit gat moet haast wel incidenteel zijn”