Wetenschap

‘Veerkracht mag geen excuus zijn om nóg meer te vragen’

Met haar nieuwe benoeming als lid van de Jonge Akademie wil informaticus en pianist Cynthia Liem meer aandacht vragen voor wetenschappelijke reflectie. Wat drijft haar?

Cynthia Liem: “We moeten af van blind publicaties tellen.” (Foto: Sam Rentmeester)

Je wordt 23 maart geïnstalleerd als lid van de Jonge Akademie van de KNAW. Wat neem jij van jezelf mee als lid?
“Het is een heel interessante plek waar jonge wetenschappers die nog niet aan de beslistafels zitten toch kunnen meepraten. Toch invloed kunnen uitoefenen op beleidsmakers. Ik ben voortdurend bezig met reflectie, met de vraag wat het betekent om wetenschapper te zijn. Die blik wil ik ook meenemen in wat ik doe namens de Akademie. Door meer aandacht te vragen voor de nuances achter datagedreven wetenschap bijvoorbeeld.”

Is er in de wereld van kunstmatige intelligentie genoeg aandacht voor die nuances?
“Die aandacht begint, dankzij het maatschappelijke debat over bijvoorbeeld AI (artificial intelligence – red.), op te komen. Maar tegelijkertijd is het vakgebied zo populair dat het hysterisch overvraagd is. Iedereen wil opeens ‘iets met AI’, er is veel concurrentie. Daardoor blijft er soms weinig ruimte over om een stapje terug te doen. Om vragen te stellen waar misschien niet iedereen op zit te wachten. Als ik mij laat leiden door de ‘publish or perish’-cultuur zijn problemen alleen interessant wanneer ik er een nieuw, complexer algoritme voor kan bedenken. Daar kan ik immers over publiceren. Maar als ik het oorspronkelijke, vaak maatschappelijke probleem centraal stel, moet ik vragen stellen als: zijn de data wel geschikt voor een algoritme? Heb ik meer probleemcontext nodig? Móet ik met een nieuw algoritme komen? Of kan ik beter kiezen voor technieken van tien jaar terug, die simpeler maar daardoor ook begrijpelijker zijn?”

Hoe verweef je dit nu zelf in je werk?
“Ik heb een project gedaan met organisatiepsychologen die AI wilden inzetten voor sollicitaties. Dan is het belangrijk welke keuzes je maakt, want de gevaren van discriminatie of historische bias liggen al gauw op de loer. In het verleden hebben bijvoorbeeld weinig vrouwen leidinggevende posities gehad. Als je niet oplet, wordt dan als signaal gesuggereerd dat vrouwen geen geschikte leiders zijn. Tijdens het project viel me op dat mijn psychologiecollega’s en ik echt elkaars jargon en basistechnieken beter moesten leren begrijpen. In plaats van een traditioneel paper te schrijven, heb ik me op die communicatie gericht. Ik heb een aantal educatievere teksten geschreven waarin het gaat over hoe psychologen en AI-deskundigen met elkaar moeten praten.”

‘Van een traditioneel pad zou ik niet gelukkig worden’

Je bent niet alleen informaticus, maar ook afgestudeerd pianist. Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?
“Dat was niet makkelijk. Naast veel overuren draaien om in beide studies succesvol te zijn, heb ik bergen moeten verzetten om überhaupt deze combinatie te mogen doen. De Delftse studieadviseur was tegen. Met twee studies kun je je niet goed op één ding focussen, was het idee. Op het conservatorium liep ik tegen een muur van bureaucratie aan, want daar werden alleen dubbelstudies met Leiden ondersteund. Toen dacht ik: dan doe ik het zelf. Ik ben met individuele docenten over mijn rooster gaan onderhandelen. En met succes. Ook toen ik beide studies achter de rug had, kreeg ik te horen dat ik ooit zal moeten kiezen tussen muziek en informatica. Maar tussen muziek en informatica heb ik nooit wíllen kiezen. Ik heb dat compromis nooit willen aangaan.”

Waar komt dat vandaan, het niet willen kiezen?
“Lastige vraag. Ik denk dat het altijd al in me heeft gezeten. Ik doe graag meerdere dingen tegelijk. Dus ik combineer muziek en informatica op een manier waar ik in geloof. En dat combineren is ongebruikelijk, dus ik heb weinig voorbeelden. Maar van een traditioneel pad, eentje met één enkele focus, zou ik niet gelukkig worden. Ook al zou dat de logischere stap naar een topcarrière zijn, zo’n pad zal ik nooit volgen.”

Het lijkt zo’n tegenstelling, informatica en klassieke muziek.
“Ja, het is harde data tegenover emotie op het eerste gezicht. Maar de manier van denken die ik heb als musicus, gebruik ik ook in mijn wetenschappelijke werk. En omgekeerd. Als informaticus leer je te abstraheren, generaliseren en systematisch te werk te gaan. Dat doe je eigenlijk ook als uitvoerend musicus. Je bent bijvoorbeeld bezig met de vraag: is het voldoende om het zus en zo te spelen? Hoe moet ik deze interpretatie naast die andere leggen? Dat zijn voor mij precies vragen die je ook moet stellen voor verantwoord AI-gebruik.”

Hoe zorg je dat de musicus in jou niet ondergesneeuwd raakt door de informaticus?
“Door duidelijke prioriteiten te stellen. Als pianist geef ik mijn solorepertoire, waarvoor ik traditionele werken uit mijn hoofd zou moeten leren, bijvoorbeeld geen voorrang meer. Ik richt me nu op kamermuziek. Mijn muziekcollega’s zijn gelukkig economisch niet afhankelijk van mij en we zijn selectief in welke aanbiedingen we aannemen. Dat geeft vrijheid en ruimte voor mijn werk als wetenschapper. Maar ook als artiest maakt die selectiviteit mij vrijer. Vrijer om buiten ‘de klassieken’ ook een minder gebruikelijk repertoire te programmeren, met bijvoorbeeld werk van vrij onbekende componisten.”

Hoe kijk jij aan tegen wat corona met de muziekwereld doet?
“Het is heel paradoxaal wat nu gebeurt. Mensen zitten non-stop thuis, mijn concerten zijn gecanceld. Maar als je kijkt hoe mensen reageren op muziek of andere dingen die hen uit hun sleur halen, heb ik het gevoel dat we meer dan ooit beseffen dat we dit nodig hebben. Tegelijk blijven de kunsten het eerste waar op bezuinigd wordt en het laatste dat staatssteun krijgt. Als gevolg daarvan hebben veel musici het bijltje er bij neergegooid. Dat is pijnlijk om te zien. Maar wat ik ook zie, is dat andere muziekcollega’s juist enorm veerkrachtig zijn, en met allerlei nieuwe creatieve initiatieven komen om mensen ook digitaal te bereiken.”

Je had het net over veerkracht. Wat is veerkracht volgens jou?
“Laat ik het even controversieel insteken. We hebben in januari net de Dies-week of resilience gehad. Wat mij dwars zit aan de term ‘veerkracht’, is dat het makkelijk een excuus wordt om te zeggen: ‘Kijk jongens het klapt nog steeds niet, we kunnen nóg meer.’ Veerkracht betekent voor mij juist dat je de ruimte krijgt om dingen anders te doen. Om een stap terug te nemen, na te denken over diepere vragen en die vervolgens mee te nemen in je vakgebied. Het betekent voor mij ook dat je de ruimte krijgt om als het nodig is ‘nee’ te zeggen. Zeggen dat iets niet lukt, wordt vaak als zwakte gezien. Terwijl nee zeggen er juist ook voor zorgt dat je veel wendbaarder bent als het een keer mis gaat.”

Academici hadden het al druk en corona heeft het er niet beter op gemaakt. Is er binnen de wetenschap voldoende ruimte voor veerkracht?
“Covid-19 heeft met name enorme impact op jonge gezinnen. Met zorgtaken erbij word je automatisch minder productief als werknemer. En publiceer je als wetenschapper misschien minder. Gaan we in de toekomst iemand belonen die qua output productiever is geweest? Dat betekent dat je automatisch een bepaald soort levensstijl gaat stimuleren voor hogere wetenschappelijke posities. Dat moeten we niet willen, vind ik.”

Hoe zorgen we ervoor dat de crisis zo min mogelijk gevolgen heeft voor wetenschappelijke carrières?
“Door met zijn allen af te spreken dat we het anders gaan doen. De discussie over alternatieven voor erkennen en waarderen aan de universiteit is al een tijd gaande. Ik hoop dat ik met de Jonge Akademie, maar ook als voorzitter van de facultaire medezeggenschapsraad van EWI, hier actief over kan meedenken. We moeten af van blind publicaties tellen. Niet alleen omdat crisisomstandigheden productiviteit ongelijk beïnvloeden, maar ook omdat de traditionele publicatie niet altijd de meest impactvolle output oplevert voor de maatschappij. We moeten tijd vrijmaken om na te denken over wat we écht belangrijk vinden aan wetenschap en ingenieurschap. En hoe we HR-beleid daar zo duidelijk en concreet mogelijk aan kunnen hangen.”

Compromissen liggen niet in jouw aard, zei je. Blijf je op de universiteit werken als er niets verandert?
“De universiteit van nu richt zich nog te veel op het traditionele beeld van een gespecialiseerde wetenschapper. Dat is inderdaad niet in lijn met mijn eigen ideaalbeeld. Maar ik geloof wel dat het de beste plek voor mij is. Universiteiten zijn publieke instituten, waardoor je zichtbaarder en onafhankelijker bent dan bij bijvoorbeeld een bedrijf. De TU heeft maatschappelijke impact ook als een strategisch thema uitgestippeld. En ik leid de informatici van de toekomst op. Wat wil je nog meer?”

  • Cynthia Liem (1987) is universitair docent bij de Multimedia Computing Group van de TU Delft. Ze richt zich op algoritmes voor perspectiefverbreding in informatiediensten, en methodes om de validiteit van AI-systemen te monitoren.
  • Als kind speelde ze zo goed piano dat ze in 2001 met een beurs van het Prinses Christina Concours naar de juniorenklas kon van het Rotterdams Conservatorium. Hierna volgde een studie aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, waar ze zich specialiseerde in solospel en kamermuziek.
  • Parallel hieraan behaalde Liem in 2009 cum laude haar ingenieursdiploma media en kennistechnologie (technische informatica) aan de TU Delft. In 2015 behaalde ze haar PhD aan dezelfde universiteit.
  • Ze is sinds dit jaar voorzitter van de facultaire medezeggenschapsraad van de faculteit EWI en op 23 maart is ze geïnstalleerd als lid van de Jonge Akademie.
Nieuwsredacteur Annebelle de Bruijn

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

a.m.debruijn@tudelft.nl

Comments are closed.