Campus

Van filosofie tot technische hygiëne

De Faculteit der Wijsbegeerte en Technische Maatschappijwetenschappen (WTM) viert dit jaar haar dertigjarig bestaan. Dat wil zeggen: is dertig jaar zelfstandig.

Want de geschiedenis van de niet-technische vakken aan de TU gaat veel verder terug. Historische schets van een faculteit die altijd haar bestaansrecht heeft moeten verdedigen.

De precieze geboortedatum van een organisatie is vaak arbitrair. Tien jaar geleden werd WTM een aparte faculteit binnen de TU en kreeg zij haar tegenwoordige naam. Maar de faculteit heeft ervoor gekozen een ander punt in de geschiedenis als aanvangsdatum te bestempelen: 1965, het jaar waarin de beide richtingen van de Afdeling der Algemene Wetenschappen (AAW) – wiskunde en het huidige WTM – officieel ‘onderafdeling’ genoemd werden.

In de negentiende eeuw ging de huidige TU door het leven onder de naam Polytechnische School, een niet-universitaire vakopleiding. Dat veranderde in 1905, toen de school een Technische Hogeschool (TH) werd. Omdat de overgang naar universitair onderwijs vereiste dat de school aparte afdelingen kreeg (de voorlopers van de faculteiten), werd er druk nagedacht over de mogelijke invulling.

Dat vakken als weg- en waterbouwkunde of scheikunde een aparte status zouden krijgen, stond buiten kijf. Een probleem vormden de meer algemene (natuur)wetenschappelijke vakken, waarin iedere ingenieur in de propaedeuse werd onderwezen. De toenmalige directeur van de Polytechnische School, ir. J. Kraus, wilde daarnaast, in navolging van de Duitse technische hogescholen, ook een aantal cultuurvakken – zoals filosofie, geschiedenis, en letteren – opnemen in de curricula.

Het bestuur besloot Kraus wat dit laatste betreft zijn zin te geven, op voorwaarde dat er een aparte afdeling zou komen waarin wiskunde, natuurkunde en de niet-technische vakken werden ondergebracht. Zo werd in 1905 de Afdeling der Algemene Wetenschappen geboren. Een afdeling, volledig in dienst van de andere afdelingen, met als enige functie het geven van service-onderwijs.
Angst

Van het ideaal van Kraus kwam weinig terecht. Het niet-technische gedeelte bestond slechts uit recht en economie, vakken met een duidelijk ‘nut’, die ook vóór 1905 al waren gedoceerd. Algemeen-vormende vakken, zoals Kraus eigenlijk gewild had, ontbraken. Wat meespeelde in de terughoudendheid was de angst van het conservatieve TH-bestuur voor het opkomende socialisme. Met de strijdlustige socialist B.H. Pekelharing, die vanaf 1874 het vak staatshuishoudkunde doceerde, had de TH al genoeg luizen in de pels.

In 1909 werd er een leerstoel technische hygiëne aan de twee andere toegevoegd. Maar niet zonder slag of stoot: de eerste kandidaat werd om politieke redenen afgewezen, en daarnaast wilde de TH niet dat het vak sociaal-technische hygiëne werd genoemd, zoals aanvankelijk de bedoeling was.

Mondjesmaat en vaak door middel van privaatdocenten, die voor eigen rekening werkten, drongen in de jaren die volgden enige cultuurvakken tot de TH door. De beroemde Leidse historicus Huizinga doceerde bijvoorbeeld drie jaar lang cultuurfilosofie.

De samenwerking met wis- en natuurkunde binnen de AAW verliep intussen steeds moeizamer. Gesteund door Philips, dat meer fysici nodig had, werd natuurkunde in 1929 zelfstandig. Maar er bleef spanning binnen Algemene Wetenschappen.

Met de crisis braken jaren van bezuinigen aan, en in zulke tijden wijzen de vingers al gauw in de richting van de ‘softe’ vakken. Tot twee maal toe poogden de technische afdelingen tevergeefs de AAW op te heffen en het wiskunde-onderwijs te decentraliseren.
Verzuiling

Na de Tweede Wereldoorlog nam de vraag naar ingenieurs sterk toe. En studenten, ook aan de TH, snakten naar algemene kennis. In 1946 werd Studium Generale opgericht. ,,Dat liep in de jaren veertig en vijftig fantastisch. Vijf-, zeshonderd man op een avond”, vertelt drs. Frida de Jong, docente bij de WTM-sectie Geschiedenis van de Techniek. Maar dit ging natuurlijk buiten het curriculum om. De TH volhardde in haar terughoudendheid ten opzichte van met name de maatschappelijke vakken.

Privaatdocenten bestonden niet meer na de oorlog. De TH wees in eerste instantie een bijzondere leerstoel filosofie af, omdat deze ,,in zeer ver verwijderd verband staat met de techniek en de doelstelling van deze school”. Maar de verzuiling bereikte haar hoogtepunt en overal in het land werden bijzondere hoogleraren wijsbegeerte aangesteld. Ook in Delft kwamen in 1952 een katholieke, een calvinistische en een humanistische leerstoel van de grond.

De positie van de algemene wetenschappen werd er na de oorlog niet duidelijker op. Commissies die zich over de plaats van deze vakken op de TH bogen, kwamen en gingen. Het enige wapenfeit was de voorzichtige introductie van het taalonderwijs eind jaren vijftig. Eindelijk werd er ook een duidelijke term bedacht voor de algemene vakken: voortaan sprak men over maatschappijwetenschappen.

In 1965 kwam er een eind aan de samenwerking tussen wiskunde en de maatschappijvakken in de Afdeling der Algemene Wetenschappen. De Afdeling werd gesplitst in twee onderafdelingen. Wiskunde werd zelfstandig, en wat overbleef werd samengevoegd onder de naam Wijsbegeerte en Maatschappijwetenschappen (W&M).

Hieronder viel een bonte verzameling vakken, die onderling weinig met elkaar te maken hadden. Recht, wijsbegeerte, taalkunde, onderwijskunde en bedrijfswetenschappen bijvoorbeeld. De precieze gang van zaken bij de scheiding van de beide afdelingen is onduidelijk. Maar voor De Jong is het duidelijk hoe de vork eigenlijk in de steel zat: ,,Wiskundeliep weg.” Volgens De Jong dreigde prof. R. Timman, de grote man bij wiskunde, naar Amerika te vertrekken als wiskunde niet zelfstandig zou worden.
Gouden jaren

Hoe verder? Een heterogene groep hoogleraren was tot elkaar veroordeeld. Tweemaandelijks kwamen de docenten in het Haagse Hotel des Indes bijeen om orde in de chaos te scheppen. Dat is nooit helemaal gelukt. Verschillende toekomstscenario’s passeerden de revue; er is zelfs nog even gedacht om van W&M een volwaardige opleiding te maken, die doctorandussen in plaats van ingenieurs af zou leveren.

De nieuwe onderafdeling had in elk geval het tij mee. Na de studentenrevoltes eind jaren zestig kwamen de maatschappijwetenschappen volop in de belangstelling te staan. De gouden jaren voor W&M lagen dan ook in de jaren zeventig. Het aantal aangeboden vakken nam sterk toe; steeds meer docenten werden aangetrokken. ,,W&M was ìn”, vertelt De Jong. ,,Mensen uit de faculteiten met interesse voor onze vakken kwamen naar ons toe om te helpen. Een aantal sociologen bij Bouwkunde bijvoorbeeld.”

De hausse leidde tot wildgroei. In 1980 telde W&M maar liefst acht vakgroepen: bedrijfsleer, economie, recht, filosofie, toegepaste taalkunde, sociologie, psychologische, ergonomische en medische vakken. En een nieuwe vakgroep: wetenschap, technologie en samenleving (WTS). Deze was bedoeld om de versnippering tegen te gaan. Vakken als psychologie en filosofie zouden bij WTS worden ondergebracht. Maar het liep anders: in 1985 werden de vakgroepen inderdaad geconcentreerd, maar het was het pretentieuze WTS dat verdween.

Toen de TH in datzelfde jaar TU werd, promoveerde de onderafdeling tot faculteit. De naam veranderde mee, vanaf nu heette W&M: Faculteit der Wijsbegeerte en Technische Maatschappijwetenschappen (WTM). De Jong: ,,Het is onduidelijk wie besloten heeft om dat ’technische’ in de naam op te nemen. Want wat zijn technische maatschappijwetenschappen? Met techniek in de titel kom je hier verder, zal de gedachte wel geweest zijn.”

DE NIEUWE KOERS VAN WTM

Waken voor beunhazerij

WTM – techneuten halen er hun neus voor op. Voor de vakken die deze faculteit presenteert zijn ze niet naar Delft gekomen. Met tegenzin halen ze de één of twee verplichte studiepunten. Zó was lang de houding bij de collega-faculteiten. WTM heette bestuurlijk zwak te zijn, er was weinig coördinatie en de faculteit voerde een zwak financieel beleid. Volgens dekaan prof.dr. Wim Jochems behoort dat beeld tot het verleden.

Jochems staat sinds twee jaar aan het hoofd van een klein, maar krachtig bestuur. Het roer is omgegaan. Ook WTM denkt tegenwoordig zakelijk en nuchter. Door alleen lief en zorgzaam te zijn, kom je er niet meer. Onderwijsmarketing is hier een gevleugeld woord geworden; actief gaat WTM de boer op om haar vakken te verkopen.

Een voorbeeld van het nieuwe zakelijke denken is de opstelling tegenover Studium Generale en de Wetenschapswinkel, die sinds jaar en dag aan de Kanaalweg gratis huisvesting genieten. Als het aan Jochems ligt duurt dit niet lang meer: ,,We hebben het probleem bij het cvb aangekaart; er moet een keer een oplossing voor komen.”

Er breken belangrijke momenten aan voor WTM. De vijfjarige cursusduur biedt mogelijkheden om meer onderwijs aan de man te brengen. Jochems: ,,Het college van dekanen is van mening dat in het nieuwe vijfjarige programma ten minste zestien studiepunten aan alfa- en gammawetenschappen moet worden besteed. Dat is een substantiële toename in vergelijking met de huidige situatie.”

Maar de tijden dat WTM vanzelfsprekend dit onderwijs leverde, zijn voorbij. Veel faculteiten, worstelend met bezuinigingen, proberen de maatschappijvakken zelf te verzorgen. ,,We moeten waken voor beunhazerij”, vindt Jochems, die vindt dat kwaliteit ook bij de niet-technische vakken prioriteit moet hebben. Die kwaliteit ligt volgens hem bij WTM, en niet ,,bij iemand die in zijn vrije tijd wel eens een boekje over wetenschapsfilosofie gelezen heeft”.

Een andere concurrent van WTM, wat betreft het niet-technisch service-onderwijs, zou de faculteit Technische Bestuurskunde kunnen zijn. Maar volgens Jochems heeft het cvb recentelijk nog eens bekrachtigd dat het klassieke alfa- en gamma-onderwijs door WTM verzorgd dient te worden.

Omdat de faculteit geen aparte studierichting kent, krijgt het geen visitatiecommissie over de vloer. Om de zwakke punten in de eigen organisatie op te sporen heeft de faculteit er echter bij het cvb op aangedrongen toch gevisiteerd te worden. In februari volgend jaar krijgt WTM bezoek van een commissie onder leiding van voormalig rector-magnificus Schenck; weliswaar geen echte VSNU-commissie, maar van vergelijkbaar niveau en werkend met dezelfde richtlijnen.
De dip

Groeigebieden binnen de faculteit vormen de secties bedrijfsleer, economie en filosofie. Dit laatste ondanks hetfeit dat de leerstoel filosofie een aantal jaren geleden werd gehalveerd. Maar volgens Jochems is ,,de dip weer opgevuld”. Dit onder andere omdat de nieuwe hoogleraar zich ook bezighoudt met ethiekonderwijs, dat nu eindelijk van de grond lijkt te komen. Jochems: ,,Bij twee faculteiten zijn we bij wijze van pilot bezig het project uit te testen.” Al worden ze niet door de faculteit gefinancierd, maar door aparte stichtingen, toch rekent Jochems de bijzondere hoogleraren filosofie volledig tot WTM. ,,Ze zijn een deel van de vakgroep en bieden onderwijs dat heel goed bij ons past. Ik denk dat je het geen verzuiling moet noemen. Het zijn instellingen die vanuit een oude traditie zijn gegroeid, iets typisch Nederlands. Maar het zijn geen eilandjes meer, ze communiceren goed met elkaar.”

Algemeen culturele vakken of vakken waar de ingenieur wat aan heeft? In het verleden heeft deze discussie op bescheiden schaal gespeeld. Tegenwoordig lijkt het pleit definitief gewonnen door de techniek. Was er vroeger bijvoorbeeld sprake van filosofie en geschiedenis, nu heten de vakken: filosofie van de techniek en geschiedenis van de techniek. Bij psychologie staan arbeids- en organisatiepsychologie centraal, die takken die zo dicht mogelijk bij de techniek staan.

Heeft de TU Delft de roeping tot algemene culturele vorming definitief opgegeven? Jochems: ,,Delft heeft op het gebied van de techniek heel veel in huis, en ook deze faculteit moet zich daar sterk voor maken. Ons onderwijs en onderzoek zijn onmiddellijk gerelateerd aan de rest van de instelling. Wij geven dus onderwijs in datgene waar ingenieurs direct iets aan hebben, vaardigheden in de beroepspraktijk.”
Geëmotioneerd

WTM haalde de laatste jaren nogal wat geld binnen via de derde geldstroom. Veiligheidskunde en psychologie zijn de grootste kostverdieners. Het baart de faculteit enige zorgen dat dit langzaam terugloopt. De belangrijkste opdrachtgevers zijn departementen en de EU; maar de departementen geven steeds minder opdrachten, terwijl bij de EU de concurrentie steeds groter wordt.

Steen en been klaagt de faculteit over de het gebouw aan de Kanaalweg. ,,Een ramp, een bouwval”, noemt Jochems het. ,,De stenen vallen uit het plafond en de ramen waaien eruit. Pas stond mijn printer nog onder water. De huisvesting is één van de weinige dingen waar de mensen hier nog echt geëmotioneerd van raken.” Een deel van het gebouw is wegens gevaar afgesloten en een aantal medewerkers is verhuisd naar het gebouw aan het De Vries van Heystplantsoen. Een situatie die volgens Jochems de communicatie en coördinatie sterk belemmert.

,,Al vijftien jaar krijgen wij te horen dat er herhuisvestingsplannen zijn, maar iedere keer gaan andere faculteiten voor. Technische Bestuurskunde en het Muzisch Centrum kregen een nieuw pand; nu gaan Lucht- en Ruimtevaart en Elektrotechniek voor. Niemand gelooft hier nog dat het het college ernst is met onze herhuisvesting. Blijkbaar is deze faculteit buitengewoon onbelangrijk.”


Figuur 1 Jochems: Stenen uit het pafond…

Zo vader en moeder

zo zoon en dochter

Iedere TU-student is verplicht om enkele WTM-vakken te volgen. Daar blijft het voor de meesten bij. Er zijn echter studenten die uit eigen beweging daar nog vele vakken aan toevoegen, ook als de keuzeruimte al lang vol zit.

,,Flink te veel”, bevestigt Wieteke ten Horn. ,,Bij Geodesie heb je twaalf punten aan keuzevakken nodig. Naast vijf vakken bij Civiel, heb ik er zeven bij WTM gevolgd. Ik had er wel meer willen doen.” Op het vwo twijfelde Ten Horn of ze een alfa- of bètarichting op zou gaan. Uiteindelijk koos ze voor Geodesie, één van de minder technische richtingen in Delft. Wat ze daar aan algemene vakken tekort kwam, haalde ze bij WTM. ,,Een bèta-studie met wat alfa dus, maar al die vakken waren ook een uitsteltactiek om niet aan het afstuderen te hoeven beginnen.”

Eigenlijk zijn de WTM-vakken Ten Horn met de paplepel ingegoten. Vader (bij psychologie) en moeder (bij geschiedenis) zijn beiden verbonden aan WTM. Ook broer Karel, die materiaalkunde doet, wordt er vaak gesignaleerd. ,,Ik heb één vak bij mijn vader en één bij mijn moeder gevolgd. Het vak van mijn moeder was een literatuurtentamen; bij het vak van mijn vader had ik er rekening mee gehouden van hem les te krijgen, maar het werd een collega.”

,,Omdat je anders zo eng alleen maar technisch doet”, antwoordt Ten Horn op de vraag naar het nut van WTM-vakken. ,,Voor een heleboel technische mensen zou het niet zo verkeerd zijn als meer WTM-vakken verplicht worden gesteld. Anders worden er allemaal techneutjes de markt op gezet.”


Figuur 2 Ten Horn: ,,Een bèta-studie met wat alfa”

De viering

Ter gelegenheid van het dertigjarig bestaan heeft in september al een feest plaatsgevonden voor de medewerkers en oud-medewerkers van de faculteit. ,,Goed bezocht; een man of 275”, verklaart drs. Marion Wiethoff, voorzitster van de commissie die de viering organiseert. Wiethoff is docente bij arbeids- en organisatiepsychologie, en zat in de faculteitsraad.

,,Laten zien wat wij als faculteit betekenen”, is volgens haar de reden voor de viering op uitgebreide schaal, en daarmee doelt ze voornamelijk op een groot opgezet symposium op 1 februari. ‘Van Kennis naar Competentie’ heet het symposium, waarop de vraag centraal staat of de Delftse ingenieur wel voldoende wordt voorbereid op zijn maatschappelijke en economische rol in de toekomst.

Alleen kennis van het vakgebied voldoet niet meer in deze tijd. ,,Ingenieurs zitten niet op een eiland”, haalt Wiethoff een citaat van onderwijsminister Ritzen aan. Sprekers uit het bedrijfsleven, de politiek, TU en studentenwereld, zullen hun zegje doen; gevolgd door een ‘pittige discussie’, geleid door een ,,televisiejournalist die flink kan doorzetten”. Wiethoff heeft de hoop Paul Witteman hiervoor te kunnen strikken.

Verdere activiteiten in verband met de verjaardag van WTM zijn een debat- en essaywedstrijd (sluitingsdatum 15 december) met als thema een soortgelijke problematiek als op het symposium. De animo voor beide wedstrijden is volgens Wiethoff groot. Tastbaar resultaat van dit alles, moet de uitgave van een boek worden, met daarin onder andere de belangrijkste teksten van het symposium en de essay-wedstrijd, naast interviews met (oud-)studenten.

Kees Versluis

,,

De Faculteit der Wijsbegeerte en Technische Maatschappijwetenschappen (WTM) viert dit jaar haar dertigjarig bestaan. Dat wil zeggen: is dertig jaar zelfstandig. Want de geschiedenis van de niet-technische vakken aan de TU gaat veel verder terug. Historische schets van een faculteit die altijd haar bestaansrecht heeft moeten verdedigen.

De precieze geboortedatum van een organisatie is vaak arbitrair. Tien jaar geleden werd WTM een aparte faculteit binnen de TU en kreeg zij haar tegenwoordige naam. Maar de faculteit heeft ervoor gekozen een ander punt in de geschiedenis als aanvangsdatum te bestempelen: 1965, het jaar waarin de beide richtingen van de Afdeling der Algemene Wetenschappen (AAW) – wiskunde en het huidige WTM – officieel ‘onderafdeling’ genoemd werden.

In de negentiende eeuw ging de huidige TU door het leven onder de naam Polytechnische School, een niet-universitaire vakopleiding. Dat veranderde in 1905, toen de school een Technische Hogeschool (TH) werd. Omdat de overgang naar universitair onderwijs vereiste dat de school aparte afdelingen kreeg (de voorlopers van de faculteiten), werd er druk nagedacht over de mogelijke invulling.

Dat vakken als weg- en waterbouwkunde of scheikunde een aparte status zouden krijgen, stond buiten kijf. Een probleem vormden de meer algemene (natuur)wetenschappelijke vakken, waarin iedere ingenieur in de propaedeuse werd onderwezen. De toenmalige directeur van de Polytechnische School, ir. J. Kraus, wilde daarnaast, in navolging van de Duitse technische hogescholen, ook een aantal cultuurvakken – zoals filosofie, geschiedenis, en letteren – opnemen in de curricula.

Het bestuur besloot Kraus wat dit laatste betreft zijn zin te geven, op voorwaarde dat er een aparte afdeling zou komen waarin wiskunde, natuurkunde en de niet-technische vakken werden ondergebracht. Zo werd in 1905 de Afdeling der Algemene Wetenschappen geboren. Een afdeling, volledig in dienst van de andere afdelingen, met als enige functie het geven van service-onderwijs.
Angst

Van het ideaal van Kraus kwam weinig terecht. Het niet-technische gedeelte bestond slechts uit recht en economie, vakken met een duidelijk ‘nut’, die ook vóór 1905 al waren gedoceerd. Algemeen-vormende vakken, zoals Kraus eigenlijk gewild had, ontbraken. Wat meespeelde in de terughoudendheid was de angst van het conservatieve TH-bestuur voor het opkomende socialisme. Met de strijdlustige socialist B.H. Pekelharing, die vanaf 1874 het vak staatshuishoudkunde doceerde, had de TH al genoeg luizen in de pels.

In 1909 werd er een leerstoel technische hygiëne aan de twee andere toegevoegd. Maar niet zonder slag of stoot: de eerste kandidaat werd om politieke redenen afgewezen, en daarnaast wilde de TH niet dat het vak sociaal-technische hygiëne werd genoemd, zoals aanvankelijk de bedoeling was.

Mondjesmaat en vaak door middel van privaatdocenten, die voor eigen rekening werkten, drongen in de jaren die volgden enige cultuurvakken tot de TH door. De beroemde Leidse historicus Huizinga doceerde bijvoorbeeld drie jaar lang cultuurfilosofie.

De samenwerking met wis- en natuurkunde binnen de AAW verliep intussen steeds moeizamer. Gesteund door Philips, dat meer fysici nodig had, werd natuurkunde in 1929 zelfstandig. Maar er bleef spanning binnen Algemene Wetenschappen.

Met de crisis braken jaren van bezuinigen aan, en in zulke tijden wijzen de vingers al gauw in de richting van de ‘softe’ vakken. Tot twee maal toe poogden de technische afdelingen tevergeefs de AAW op te heffen en het wiskunde-onderwijs te decentraliseren.
Verzuiling

Na de Tweede Wereldoorlog nam de vraag naar ingenieurs sterk toe. En studenten, ook aan de TH, snakten naar algemene kennis. In 1946 werd Studium Generale opgericht. ,,Dat liep in de jaren veertig en vijftig fantastisch. Vijf-, zeshonderd man op een avond”, vertelt drs. Frida de Jong, docente bij de WTM-sectie Geschiedenis van de Techniek. Maar dit ging natuurlijk buiten het curriculum om. De TH volhardde in haar terughoudendheid ten opzichte van met name de maatschappelijke vakken.

Privaatdocenten bestonden niet meer na de oorlog. De TH wees in eerste instantie een bijzondere leerstoel filosofie af, omdat deze ,,in zeer ver verwijderd verband staat met de techniek en de doelstelling van deze school”. Maar de verzuiling bereikte haar hoogtepunt en overal in het land werden bijzondere hoogleraren wijsbegeerte aangesteld. Ook in Delft kwamen in 1952 een katholieke, een calvinistische en een humanistische leerstoel van de grond.

De positie van de algemene wetenschappen werd er na de oorlog niet duidelijker op. Commissies die zich over de plaats van deze vakken op de TH bogen, kwamen en gingen. Het enige wapenfeit was de voorzichtige introductie van het taalonderwijs eind jaren vijftig. Eindelijk werd er ook een duidelijke term bedacht voor de algemene vakken: voortaan sprak men over maatschappijwetenschappen.

In 1965 kwam er een eind aan de samenwerking tussen wiskunde en de maatschappijvakken in de Afdeling der Algemene Wetenschappen. De Afdeling werd gesplitst in twee onderafdelingen. Wiskunde werd zelfstandig, en wat overbleef werd samengevoegd onder de naam Wijsbegeerte en Maatschappijwetenschappen (W&M).

Hieronder viel een bonte verzameling vakken, die onderling weinig met elkaar te maken hadden. Recht, wijsbegeerte, taalkunde, onderwijskunde en bedrijfswetenschappen bijvoorbeeld. De precieze gang van zaken bij de scheiding van de beide afdelingen is onduidelijk. Maar voor De Jong is het duidelijk hoe de vork eigenlijk in de steel zat: ,,Wiskundeliep weg.” Volgens De Jong dreigde prof. R. Timman, de grote man bij wiskunde, naar Amerika te vertrekken als wiskunde niet zelfstandig zou worden.
Gouden jaren

Hoe verder? Een heterogene groep hoogleraren was tot elkaar veroordeeld. Tweemaandelijks kwamen de docenten in het Haagse Hotel des Indes bijeen om orde in de chaos te scheppen. Dat is nooit helemaal gelukt. Verschillende toekomstscenario’s passeerden de revue; er is zelfs nog even gedacht om van W&M een volwaardige opleiding te maken, die doctorandussen in plaats van ingenieurs af zou leveren.

De nieuwe onderafdeling had in elk geval het tij mee. Na de studentenrevoltes eind jaren zestig kwamen de maatschappijwetenschappen volop in de belangstelling te staan. De gouden jaren voor W&M lagen dan ook in de jaren zeventig. Het aantal aangeboden vakken nam sterk toe; steeds meer docenten werden aangetrokken. ,,W&M was ìn”, vertelt De Jong. ,,Mensen uit de faculteiten met interesse voor onze vakken kwamen naar ons toe om te helpen. Een aantal sociologen bij Bouwkunde bijvoorbeeld.”

De hausse leidde tot wildgroei. In 1980 telde W&M maar liefst acht vakgroepen: bedrijfsleer, economie, recht, filosofie, toegepaste taalkunde, sociologie, psychologische, ergonomische en medische vakken. En een nieuwe vakgroep: wetenschap, technologie en samenleving (WTS). Deze was bedoeld om de versnippering tegen te gaan. Vakken als psychologie en filosofie zouden bij WTS worden ondergebracht. Maar het liep anders: in 1985 werden de vakgroepen inderdaad geconcentreerd, maar het was het pretentieuze WTS dat verdween.

Toen de TH in datzelfde jaar TU werd, promoveerde de onderafdeling tot faculteit. De naam veranderde mee, vanaf nu heette W&M: Faculteit der Wijsbegeerte en Technische Maatschappijwetenschappen (WTM). De Jong: ,,Het is onduidelijk wie besloten heeft om dat ’technische’ in de naam op te nemen. Want wat zijn technische maatschappijwetenschappen? Met techniek in de titel kom je hier verder, zal de gedachte wel geweest zijn.”

DE NIEUWE KOERS VAN WTM

Waken voor beunhazerij

WTM – techneuten halen er hun neus voor op. Voor de vakken die deze faculteit presenteert zijn ze niet naar Delft gekomen. Met tegenzin halen ze de één of twee verplichte studiepunten. Zó was lang de houding bij de collega-faculteiten. WTM heette bestuurlijk zwak te zijn, er was weinig coördinatie en de faculteit voerde een zwak financieel beleid. Volgens dekaan prof.dr. Wim Jochems behoort dat beeld tot het verleden.

Jochems staat sinds twee jaar aan het hoofd van een klein, maar krachtig bestuur. Het roer is omgegaan. Ook WTM denkt tegenwoordig zakelijk en nuchter. Door alleen lief en zorgzaam te zijn, kom je er niet meer. Onderwijsmarketing is hier een gevleugeld woord geworden; actief gaat WTM de boer op om haar vakken te verkopen.

Een voorbeeld van het nieuwe zakelijke denken is de opstelling tegenover Studium Generale en de Wetenschapswinkel, die sinds jaar en dag aan de Kanaalweg gratis huisvesting genieten. Als het aan Jochems ligt duurt dit niet lang meer: ,,We hebben het probleem bij het cvb aangekaart; er moet een keer een oplossing voor komen.”

Er breken belangrijke momenten aan voor WTM. De vijfjarige cursusduur biedt mogelijkheden om meer onderwijs aan de man te brengen. Jochems: ,,Het college van dekanen is van mening dat in het nieuwe vijfjarige programma ten minste zestien studiepunten aan alfa- en gammawetenschappen moet worden besteed. Dat is een substantiële toename in vergelijking met de huidige situatie.”

Maar de tijden dat WTM vanzelfsprekend dit onderwijs leverde, zijn voorbij. Veel faculteiten, worstelend met bezuinigingen, proberen de maatschappijvakken zelf te verzorgen. ,,We moeten waken voor beunhazerij”, vindt Jochems, die vindt dat kwaliteit ook bij de niet-technische vakken prioriteit moet hebben. Die kwaliteit ligt volgens hem bij WTM, en niet ,,bij iemand die in zijn vrije tijd wel eens een boekje over wetenschapsfilosofie gelezen heeft”.

Een andere concurrent van WTM, wat betreft het niet-technisch service-onderwijs, zou de faculteit Technische Bestuurskunde kunnen zijn. Maar volgens Jochems heeft het cvb recentelijk nog eens bekrachtigd dat het klassieke alfa- en gamma-onderwijs door WTM verzorgd dient te worden.

Omdat de faculteit geen aparte studierichting kent, krijgt het geen visitatiecommissie over de vloer. Om de zwakke punten in de eigen organisatie op te sporen heeft de faculteit er echter bij het cvb op aangedrongen toch gevisiteerd te worden. In februari volgend jaar krijgt WTM bezoek van een commissie onder leiding van voormalig rector-magnificus Schenck; weliswaar geen echte VSNU-commissie, maar van vergelijkbaar niveau en werkend met dezelfde richtlijnen.
De dip

Groeigebieden binnen de faculteit vormen de secties bedrijfsleer, economie en filosofie. Dit laatste ondanks hetfeit dat de leerstoel filosofie een aantal jaren geleden werd gehalveerd. Maar volgens Jochems is ,,de dip weer opgevuld”. Dit onder andere omdat de nieuwe hoogleraar zich ook bezighoudt met ethiekonderwijs, dat nu eindelijk van de grond lijkt te komen. Jochems: ,,Bij twee faculteiten zijn we bij wijze van pilot bezig het project uit te testen.” Al worden ze niet door de faculteit gefinancierd, maar door aparte stichtingen, toch rekent Jochems de bijzondere hoogleraren filosofie volledig tot WTM. ,,Ze zijn een deel van de vakgroep en bieden onderwijs dat heel goed bij ons past. Ik denk dat je het geen verzuiling moet noemen. Het zijn instellingen die vanuit een oude traditie zijn gegroeid, iets typisch Nederlands. Maar het zijn geen eilandjes meer, ze communiceren goed met elkaar.”

Algemeen culturele vakken of vakken waar de ingenieur wat aan heeft? In het verleden heeft deze discussie op bescheiden schaal gespeeld. Tegenwoordig lijkt het pleit definitief gewonnen door de techniek. Was er vroeger bijvoorbeeld sprake van filosofie en geschiedenis, nu heten de vakken: filosofie van de techniek en geschiedenis van de techniek. Bij psychologie staan arbeids- en organisatiepsychologie centraal, die takken die zo dicht mogelijk bij de techniek staan.

Heeft de TU Delft de roeping tot algemene culturele vorming definitief opgegeven? Jochems: ,,Delft heeft op het gebied van de techniek heel veel in huis, en ook deze faculteit moet zich daar sterk voor maken. Ons onderwijs en onderzoek zijn onmiddellijk gerelateerd aan de rest van de instelling. Wij geven dus onderwijs in datgene waar ingenieurs direct iets aan hebben, vaardigheden in de beroepspraktijk.”
Geëmotioneerd

WTM haalde de laatste jaren nogal wat geld binnen via de derde geldstroom. Veiligheidskunde en psychologie zijn de grootste kostverdieners. Het baart de faculteit enige zorgen dat dit langzaam terugloopt. De belangrijkste opdrachtgevers zijn departementen en de EU; maar de departementen geven steeds minder opdrachten, terwijl bij de EU de concurrentie steeds groter wordt.

Steen en been klaagt de faculteit over de het gebouw aan de Kanaalweg. ,,Een ramp, een bouwval”, noemt Jochems het. ,,De stenen vallen uit het plafond en de ramen waaien eruit. Pas stond mijn printer nog onder water. De huisvesting is één van de weinige dingen waar de mensen hier nog echt geëmotioneerd van raken.” Een deel van het gebouw is wegens gevaar afgesloten en een aantal medewerkers is verhuisd naar het gebouw aan het De Vries van Heystplantsoen. Een situatie die volgens Jochems de communicatie en coördinatie sterk belemmert.

,,Al vijftien jaar krijgen wij te horen dat er herhuisvestingsplannen zijn, maar iedere keer gaan andere faculteiten voor. Technische Bestuurskunde en het Muzisch Centrum kregen een nieuw pand; nu gaan Lucht- en Ruimtevaart en Elektrotechniek voor. Niemand gelooft hier nog dat het het college ernst is met onze herhuisvesting. Blijkbaar is deze faculteit buitengewoon onbelangrijk.”


Figuur 1 Jochems: Stenen uit het pafond…

Zo vader en moeder

zo zoon en dochter

Iedere TU-student is verplicht om enkele WTM-vakken te volgen. Daar blijft het voor de meesten bij. Er zijn echter studenten die uit eigen beweging daar nog vele vakken aan toevoegen, ook als de keuzeruimte al lang vol zit.

,,Flink te veel”, bevestigt Wieteke ten Horn. ,,Bij Geodesie heb je twaalf punten aan keuzevakken nodig. Naast vijf vakken bij Civiel, heb ik er zeven bij WTM gevolgd. Ik had er wel meer willen doen.” Op het vwo twijfelde Ten Horn of ze een alfa- of bètarichting op zou gaan. Uiteindelijk koos ze voor Geodesie, één van de minder technische richtingen in Delft. Wat ze daar aan algemene vakken tekort kwam, haalde ze bij WTM. ,,Een bèta-studie met wat alfa dus, maar al die vakken waren ook een uitsteltactiek om niet aan het afstuderen te hoeven beginnen.”

Eigenlijk zijn de WTM-vakken Ten Horn met de paplepel ingegoten. Vader (bij psychologie) en moeder (bij geschiedenis) zijn beiden verbonden aan WTM. Ook broer Karel, die materiaalkunde doet, wordt er vaak gesignaleerd. ,,Ik heb één vak bij mijn vader en één bij mijn moeder gevolgd. Het vak van mijn moeder was een literatuurtentamen; bij het vak van mijn vader had ik er rekening mee gehouden van hem les te krijgen, maar het werd een collega.”

,,Omdat je anders zo eng alleen maar technisch doet”, antwoordt Ten Horn op de vraag naar het nut van WTM-vakken. ,,Voor een heleboel technische mensen zou het niet zo verkeerd zijn als meer WTM-vakken verplicht worden gesteld. Anders worden er allemaal techneutjes de markt op gezet.”


Figuur 2 Ten Horn: ,,Een bèta-studie met wat alfa”

De viering

Ter gelegenheid van het dertigjarig bestaan heeft in september al een feest plaatsgevonden voor de medewerkers en oud-medewerkers van de faculteit. ,,Goed bezocht; een man of 275”, verklaart drs. Marion Wiethoff, voorzitster van de commissie die de viering organiseert. Wiethoff is docente bij arbeids- en organisatiepsychologie, en zat in de faculteitsraad.

,,Laten zien wat wij als faculteit betekenen”, is volgens haar de reden voor de viering op uitgebreide schaal, en daarmee doelt ze voornamelijk op een groot opgezet symposium op 1 februari. ‘Van Kennis naar Competentie’ heet het symposium, waarop de vraag centraal staat of de Delftse ingenieur wel voldoende wordt voorbereid op zijn maatschappelijke en economische rol in de toekomst.

Alleen kennis van het vakgebied voldoet niet meer in deze tijd. ,,Ingenieurs zitten niet op een eiland”, haalt Wiethoff een citaat van onderwijsminister Ritzen aan. Sprekers uit het bedrijfsleven, de politiek, TU en studentenwereld, zullen hun zegje doen; gevolgd door een ‘pittige discussie’, geleid door een ,,televisiejournalist die flink kan doorzetten”. Wiethoff heeft de hoop Paul Witteman hiervoor te kunnen strikken.

Verdere activiteiten in verband met de verjaardag van WTM zijn een debat- en essaywedstrijd (sluitingsdatum 15 december) met als thema een soortgelijke problematiek als op het symposium. De animo voor beide wedstrijden is volgens Wiethoff groot. Tastbaar resultaat van dit alles, moet de uitgave van een boek worden, met daarin onder andere de belangrijkste teksten van het symposium en de essay-wedstrijd, naast interviews met (oud-)studenten.

Kees Versluis

De Faculteit der Wijsbegeerte en Technische Maatschappijwetenschappen (WTM) viert dit jaar haar dertigjarig bestaan. Dat wil zeggen: is dertig jaar zelfstandig. Want de geschiedenis van de niet-technische vakken aan de TU gaat veel verder terug. Historische schets van een faculteit die altijd haar bestaansrecht heeft moeten verdedigen.

De precieze geboortedatum van een organisatie is vaak arbitrair. Tien jaar geleden werd WTM een aparte faculteit binnen de TU en kreeg zij haar tegenwoordige naam. Maar de faculteit heeft ervoor gekozen een ander punt in de geschiedenis als aanvangsdatum te bestempelen: 1965, het jaar waarin de beide richtingen van de Afdeling der Algemene Wetenschappen (AAW) – wiskunde en het huidige WTM – officieel ‘onderafdeling’ genoemd werden.

In de negentiende eeuw ging de huidige TU door het leven onder de naam Polytechnische School, een niet-universitaire vakopleiding. Dat veranderde in 1905, toen de school een Technische Hogeschool (TH) werd. Omdat de overgang naar universitair onderwijs vereiste dat de school aparte afdelingen kreeg (de voorlopers van de faculteiten), werd er druk nagedacht over de mogelijke invulling.

Dat vakken als weg- en waterbouwkunde of scheikunde een aparte status zouden krijgen, stond buiten kijf. Een probleem vormden de meer algemene (natuur)wetenschappelijke vakken, waarin iedere ingenieur in de propaedeuse werd onderwezen. De toenmalige directeur van de Polytechnische School, ir. J. Kraus, wilde daarnaast, in navolging van de Duitse technische hogescholen, ook een aantal cultuurvakken – zoals filosofie, geschiedenis, en letteren – opnemen in de curricula.

Het bestuur besloot Kraus wat dit laatste betreft zijn zin te geven, op voorwaarde dat er een aparte afdeling zou komen waarin wiskunde, natuurkunde en de niet-technische vakken werden ondergebracht. Zo werd in 1905 de Afdeling der Algemene Wetenschappen geboren. Een afdeling, volledig in dienst van de andere afdelingen, met als enige functie het geven van service-onderwijs.
Angst

Van het ideaal van Kraus kwam weinig terecht. Het niet-technische gedeelte bestond slechts uit recht en economie, vakken met een duidelijk ‘nut’, die ook vóór 1905 al waren gedoceerd. Algemeen-vormende vakken, zoals Kraus eigenlijk gewild had, ontbraken. Wat meespeelde in de terughoudendheid was de angst van het conservatieve TH-bestuur voor het opkomende socialisme. Met de strijdlustige socialist B.H. Pekelharing, die vanaf 1874 het vak staatshuishoudkunde doceerde, had de TH al genoeg luizen in de pels.

In 1909 werd er een leerstoel technische hygiëne aan de twee andere toegevoegd. Maar niet zonder slag of stoot: de eerste kandidaat werd om politieke redenen afgewezen, en daarnaast wilde de TH niet dat het vak sociaal-technische hygiëne werd genoemd, zoals aanvankelijk de bedoeling was.

Mondjesmaat en vaak door middel van privaatdocenten, die voor eigen rekening werkten, drongen in de jaren die volgden enige cultuurvakken tot de TH door. De beroemde Leidse historicus Huizinga doceerde bijvoorbeeld drie jaar lang cultuurfilosofie.

De samenwerking met wis- en natuurkunde binnen de AAW verliep intussen steeds moeizamer. Gesteund door Philips, dat meer fysici nodig had, werd natuurkunde in 1929 zelfstandig. Maar er bleef spanning binnen Algemene Wetenschappen.

Met de crisis braken jaren van bezuinigen aan, en in zulke tijden wijzen de vingers al gauw in de richting van de ‘softe’ vakken. Tot twee maal toe poogden de technische afdelingen tevergeefs de AAW op te heffen en het wiskunde-onderwijs te decentraliseren.
Verzuiling

Na de Tweede Wereldoorlog nam de vraag naar ingenieurs sterk toe. En studenten, ook aan de TH, snakten naar algemene kennis. In 1946 werd Studium Generale opgericht. ,,Dat liep in de jaren veertig en vijftig fantastisch. Vijf-, zeshonderd man op een avond”, vertelt drs. Frida de Jong, docente bij de WTM-sectie Geschiedenis van de Techniek. Maar dit ging natuurlijk buiten het curriculum om. De TH volhardde in haar terughoudendheid ten opzichte van met name de maatschappelijke vakken.

Privaatdocenten bestonden niet meer na de oorlog. De TH wees in eerste instantie een bijzondere leerstoel filosofie af, omdat deze ,,in zeer ver verwijderd verband staat met de techniek en de doelstelling van deze school”. Maar de verzuiling bereikte haar hoogtepunt en overal in het land werden bijzondere hoogleraren wijsbegeerte aangesteld. Ook in Delft kwamen in 1952 een katholieke, een calvinistische en een humanistische leerstoel van de grond.

De positie van de algemene wetenschappen werd er na de oorlog niet duidelijker op. Commissies die zich over de plaats van deze vakken op de TH bogen, kwamen en gingen. Het enige wapenfeit was de voorzichtige introductie van het taalonderwijs eind jaren vijftig. Eindelijk werd er ook een duidelijke term bedacht voor de algemene vakken: voortaan sprak men over maatschappijwetenschappen.

In 1965 kwam er een eind aan de samenwerking tussen wiskunde en de maatschappijvakken in de Afdeling der Algemene Wetenschappen. De Afdeling werd gesplitst in twee onderafdelingen. Wiskunde werd zelfstandig, en wat overbleef werd samengevoegd onder de naam Wijsbegeerte en Maatschappijwetenschappen (W&M).

Hieronder viel een bonte verzameling vakken, die onderling weinig met elkaar te maken hadden. Recht, wijsbegeerte, taalkunde, onderwijskunde en bedrijfswetenschappen bijvoorbeeld. De precieze gang van zaken bij de scheiding van de beide afdelingen is onduidelijk. Maar voor De Jong is het duidelijk hoe de vork eigenlijk in de steel zat: ,,Wiskundeliep weg.” Volgens De Jong dreigde prof. R. Timman, de grote man bij wiskunde, naar Amerika te vertrekken als wiskunde niet zelfstandig zou worden.
Gouden jaren

Hoe verder? Een heterogene groep hoogleraren was tot elkaar veroordeeld. Tweemaandelijks kwamen de docenten in het Haagse Hotel des Indes bijeen om orde in de chaos te scheppen. Dat is nooit helemaal gelukt. Verschillende toekomstscenario’s passeerden de revue; er is zelfs nog even gedacht om van W&M een volwaardige opleiding te maken, die doctorandussen in plaats van ingenieurs af zou leveren.

De nieuwe onderafdeling had in elk geval het tij mee. Na de studentenrevoltes eind jaren zestig kwamen de maatschappijwetenschappen volop in de belangstelling te staan. De gouden jaren voor W&M lagen dan ook in de jaren zeventig. Het aantal aangeboden vakken nam sterk toe; steeds meer docenten werden aangetrokken. ,,W&M was ìn”, vertelt De Jong. ,,Mensen uit de faculteiten met interesse voor onze vakken kwamen naar ons toe om te helpen. Een aantal sociologen bij Bouwkunde bijvoorbeeld.”

De hausse leidde tot wildgroei. In 1980 telde W&M maar liefst acht vakgroepen: bedrijfsleer, economie, recht, filosofie, toegepaste taalkunde, sociologie, psychologische, ergonomische en medische vakken. En een nieuwe vakgroep: wetenschap, technologie en samenleving (WTS). Deze was bedoeld om de versnippering tegen te gaan. Vakken als psychologie en filosofie zouden bij WTS worden ondergebracht. Maar het liep anders: in 1985 werden de vakgroepen inderdaad geconcentreerd, maar het was het pretentieuze WTS dat verdween.

Toen de TH in datzelfde jaar TU werd, promoveerde de onderafdeling tot faculteit. De naam veranderde mee, vanaf nu heette W&M: Faculteit der Wijsbegeerte en Technische Maatschappijwetenschappen (WTM). De Jong: ,,Het is onduidelijk wie besloten heeft om dat ’technische’ in de naam op te nemen. Want wat zijn technische maatschappijwetenschappen? Met techniek in de titel kom je hier verder, zal de gedachte wel geweest zijn.”

DE NIEUWE KOERS VAN WTM

Waken voor beunhazerij

WTM – techneuten halen er hun neus voor op. Voor de vakken die deze faculteit presenteert zijn ze niet naar Delft gekomen. Met tegenzin halen ze de één of twee verplichte studiepunten. Zó was lang de houding bij de collega-faculteiten. WTM heette bestuurlijk zwak te zijn, er was weinig coördinatie en de faculteit voerde een zwak financieel beleid. Volgens dekaan prof.dr. Wim Jochems behoort dat beeld tot het verleden.

Jochems staat sinds twee jaar aan het hoofd van een klein, maar krachtig bestuur. Het roer is omgegaan. Ook WTM denkt tegenwoordig zakelijk en nuchter. Door alleen lief en zorgzaam te zijn, kom je er niet meer. Onderwijsmarketing is hier een gevleugeld woord geworden; actief gaat WTM de boer op om haar vakken te verkopen.

Een voorbeeld van het nieuwe zakelijke denken is de opstelling tegenover Studium Generale en de Wetenschapswinkel, die sinds jaar en dag aan de Kanaalweg gratis huisvesting genieten. Als het aan Jochems ligt duurt dit niet lang meer: ,,We hebben het probleem bij het cvb aangekaart; er moet een keer een oplossing voor komen.”

Er breken belangrijke momenten aan voor WTM. De vijfjarige cursusduur biedt mogelijkheden om meer onderwijs aan de man te brengen. Jochems: ,,Het college van dekanen is van mening dat in het nieuwe vijfjarige programma ten minste zestien studiepunten aan alfa- en gammawetenschappen moet worden besteed. Dat is een substantiële toename in vergelijking met de huidige situatie.”

Maar de tijden dat WTM vanzelfsprekend dit onderwijs leverde, zijn voorbij. Veel faculteiten, worstelend met bezuinigingen, proberen de maatschappijvakken zelf te verzorgen. ,,We moeten waken voor beunhazerij”, vindt Jochems, die vindt dat kwaliteit ook bij de niet-technische vakken prioriteit moet hebben. Die kwaliteit ligt volgens hem bij WTM, en niet ,,bij iemand die in zijn vrije tijd wel eens een boekje over wetenschapsfilosofie gelezen heeft”.

Een andere concurrent van WTM, wat betreft het niet-technisch service-onderwijs, zou de faculteit Technische Bestuurskunde kunnen zijn. Maar volgens Jochems heeft het cvb recentelijk nog eens bekrachtigd dat het klassieke alfa- en gamma-onderwijs door WTM verzorgd dient te worden.

Omdat de faculteit geen aparte studierichting kent, krijgt het geen visitatiecommissie over de vloer. Om de zwakke punten in de eigen organisatie op te sporen heeft de faculteit er echter bij het cvb op aangedrongen toch gevisiteerd te worden. In februari volgend jaar krijgt WTM bezoek van een commissie onder leiding van voormalig rector-magnificus Schenck; weliswaar geen echte VSNU-commissie, maar van vergelijkbaar niveau en werkend met dezelfde richtlijnen.
De dip

Groeigebieden binnen de faculteit vormen de secties bedrijfsleer, economie en filosofie. Dit laatste ondanks hetfeit dat de leerstoel filosofie een aantal jaren geleden werd gehalveerd. Maar volgens Jochems is ,,de dip weer opgevuld”. Dit onder andere omdat de nieuwe hoogleraar zich ook bezighoudt met ethiekonderwijs, dat nu eindelijk van de grond lijkt te komen. Jochems: ,,Bij twee faculteiten zijn we bij wijze van pilot bezig het project uit te testen.” Al worden ze niet door de faculteit gefinancierd, maar door aparte stichtingen, toch rekent Jochems de bijzondere hoogleraren filosofie volledig tot WTM. ,,Ze zijn een deel van de vakgroep en bieden onderwijs dat heel goed bij ons past. Ik denk dat je het geen verzuiling moet noemen. Het zijn instellingen die vanuit een oude traditie zijn gegroeid, iets typisch Nederlands. Maar het zijn geen eilandjes meer, ze communiceren goed met elkaar.”

Algemeen culturele vakken of vakken waar de ingenieur wat aan heeft? In het verleden heeft deze discussie op bescheiden schaal gespeeld. Tegenwoordig lijkt het pleit definitief gewonnen door de techniek. Was er vroeger bijvoorbeeld sprake van filosofie en geschiedenis, nu heten de vakken: filosofie van de techniek en geschiedenis van de techniek. Bij psychologie staan arbeids- en organisatiepsychologie centraal, die takken die zo dicht mogelijk bij de techniek staan.

Heeft de TU Delft de roeping tot algemene culturele vorming definitief opgegeven? Jochems: ,,Delft heeft op het gebied van de techniek heel veel in huis, en ook deze faculteit moet zich daar sterk voor maken. Ons onderwijs en onderzoek zijn onmiddellijk gerelateerd aan de rest van de instelling. Wij geven dus onderwijs in datgene waar ingenieurs direct iets aan hebben, vaardigheden in de beroepspraktijk.”
Geëmotioneerd

WTM haalde de laatste jaren nogal wat geld binnen via de derde geldstroom. Veiligheidskunde en psychologie zijn de grootste kostverdieners. Het baart de faculteit enige zorgen dat dit langzaam terugloopt. De belangrijkste opdrachtgevers zijn departementen en de EU; maar de departementen geven steeds minder opdrachten, terwijl bij de EU de concurrentie steeds groter wordt.

Steen en been klaagt de faculteit over de het gebouw aan de Kanaalweg. ,,Een ramp, een bouwval”, noemt Jochems het. ,,De stenen vallen uit het plafond en de ramen waaien eruit. Pas stond mijn printer nog onder water. De huisvesting is één van de weinige dingen waar de mensen hier nog echt geëmotioneerd van raken.” Een deel van het gebouw is wegens gevaar afgesloten en een aantal medewerkers is verhuisd naar het gebouw aan het De Vries van Heystplantsoen. Een situatie die volgens Jochems de communicatie en coördinatie sterk belemmert.

,,Al vijftien jaar krijgen wij te horen dat er herhuisvestingsplannen zijn, maar iedere keer gaan andere faculteiten voor. Technische Bestuurskunde en het Muzisch Centrum kregen een nieuw pand; nu gaan Lucht- en Ruimtevaart en Elektrotechniek voor. Niemand gelooft hier nog dat het het college ernst is met onze herhuisvesting. Blijkbaar is deze faculteit buitengewoon onbelangrijk.”


Figuur 1 Jochems: Stenen uit het pafond…

Zo vader en moeder

zo zoon en dochter

Iedere TU-student is verplicht om enkele WTM-vakken te volgen. Daar blijft het voor de meesten bij. Er zijn echter studenten die uit eigen beweging daar nog vele vakken aan toevoegen, ook als de keuzeruimte al lang vol zit.

,,Flink te veel”, bevestigt Wieteke ten Horn. ,,Bij Geodesie heb je twaalf punten aan keuzevakken nodig. Naast vijf vakken bij Civiel, heb ik er zeven bij WTM gevolgd. Ik had er wel meer willen doen.” Op het vwo twijfelde Ten Horn of ze een alfa- of bètarichting op zou gaan. Uiteindelijk koos ze voor Geodesie, één van de minder technische richtingen in Delft. Wat ze daar aan algemene vakken tekort kwam, haalde ze bij WTM. ,,Een bèta-studie met wat alfa dus, maar al die vakken waren ook een uitsteltactiek om niet aan het afstuderen te hoeven beginnen.”

Eigenlijk zijn de WTM-vakken Ten Horn met de paplepel ingegoten. Vader (bij psychologie) en moeder (bij geschiedenis) zijn beiden verbonden aan WTM. Ook broer Karel, die materiaalkunde doet, wordt er vaak gesignaleerd. ,,Ik heb één vak bij mijn vader en één bij mijn moeder gevolgd. Het vak van mijn moeder was een literatuurtentamen; bij het vak van mijn vader had ik er rekening mee gehouden van hem les te krijgen, maar het werd een collega.”

,,Omdat je anders zo eng alleen maar technisch doet”, antwoordt Ten Horn op de vraag naar het nut van WTM-vakken. ,,Voor een heleboel technische mensen zou het niet zo verkeerd zijn als meer WTM-vakken verplicht worden gesteld. Anders worden er allemaal techneutjes de markt op gezet.”


Figuur 2 Ten Horn: ,,Een bèta-studie met wat alfa”

De viering

Ter gelegenheid van het dertigjarig bestaan heeft in september al een feest plaatsgevonden voor de medewerkers en oud-medewerkers van de faculteit. ,,Goed bezocht; een man of 275”, verklaart drs. Marion Wiethoff, voorzitster van de commissie die de viering organiseert. Wiethoff is docente bij arbeids- en organisatiepsychologie, en zat in de faculteitsraad.

,,Laten zien wat wij als faculteit betekenen”, is volgens haar de reden voor de viering op uitgebreide schaal, en daarmee doelt ze voornamelijk op een groot opgezet symposium op 1 februari. ‘Van Kennis naar Competentie’ heet het symposium, waarop de vraag centraal staat of de Delftse ingenieur wel voldoende wordt voorbereid op zijn maatschappelijke en economische rol in de toekomst.

Alleen kennis van het vakgebied voldoet niet meer in deze tijd. ,,Ingenieurs zitten niet op een eiland”, haalt Wiethoff een citaat van onderwijsminister Ritzen aan. Sprekers uit het bedrijfsleven, de politiek, TU en studentenwereld, zullen hun zegje doen; gevolgd door een ‘pittige discussie’, geleid door een ,,televisiejournalist die flink kan doorzetten”. Wiethoff heeft de hoop Paul Witteman hiervoor te kunnen strikken.

Verdere activiteiten in verband met de verjaardag van WTM zijn een debat- en essaywedstrijd (sluitingsdatum 15 december) met als thema een soortgelijke problematiek als op het symposium. De animo voor beide wedstrijden is volgens Wiethoff groot. Tastbaar resultaat van dit alles, moet de uitgave van een boek worden, met daarin onder andere de belangrijkste teksten van het symposium en de essay-wedstrijd, naast interviews met (oud-)studenten.

Kees Versluis

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.