Onderwijs

Van driehoeksmeting tot satelliet

Als zelfstandige studie bestaat geodesie niet meer in Delft, maar het vakgebied is er niet minder belangrijk op geworden, gegeven bijvoorbeeld de miljarden die de EU in de Galileo-satellieten pompt. Het boek ‘Geodesie’ biedt een mooi overzicht.

Werk aan de winkel voor Delftse geodesie

‘Geodesie; de aarde verdeeld en verbeeld, berekend en getekend’ is uitgegeven ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van de Nederlandse Commissie voor Geodesie, ooit opgericht om Nederland nauwkeurig in kaart te brengen. Tegenwoordig is de commissie als onderdeel van de Knaw een overlegorgaan tussen wetenschappers en die rijksdiensten die iets met geodesie van doen hebben, zoals Rijkswaterstaat en het kadaster.

Het boek komt uit de koker van de Stichting Historie der Techniek en de Walburg Pers, dus over de kwaliteit van tekst, illustraties en vormgeving hoeven we het niet te hebben. Die is hoog.

Natuurlijk is er een inleidend hoofdstuk waarin Erathostenes van Cyrene, Mercator, Snellius en zelfs Blackadder figureren om wat feiten over de oertijd van de geodesie op een rijtje te zetten, maar het boek komt snel ter zake over de oprichting van de commissie. In 1878 waren twee hoogleraren bezig met het opmeten van Nederland. Prof.dr. F.J. Stamkart (what’s in a name) hield zich bezig met de horizontale opmeting, en prof.dr. L. Cohen Stuart met de verticale. Toen de eerste maar niet wilde opschieten en de tweede overleed, greep de minister in. De commissie, toen nog met de naam Graadmeting en Waterpassen, was een feit.

De daaropvolgende hoofdstukken zijn, zoals gebruikelijk in de hedendaagse geschiedschrijving, niet chronologisch maar thematisch geordend. Eerst krijgt de lezer een algemeen stukje geologie voorgeschoteld. Daarna volgen de meetmethoden en cartografie, het vastleggen van grondgebruik, plaatsbepaling en navigatie, en andere toepassingen van de geodesie, allemaal toegespitst op Nederland.

Voor de geodeet zelf is dit misschien een logische indeling, maar voor de leek gaan de onderwerpen wel een beetje door elkaar lopen. Daar staat tegenover dat de auteurs erg hun best doen om de geschiedenis ook voor buitenstaanders tot aantrekkelijke leeskost te maken.

De TU Delft en haar voorgangers spelen logischerwijs een belangrijke rol in het boek. Toch had het weinig gescheeld of Delft was geodesie in 1918 definitief kwijtgeraakt aan Wageningen. De noodzaak van ruilverkavelingen maakte dat de overheid het wenselijk vond geodesie te integreren met kennis van de landbouw. Pas in 1935 keerde de geodesie terug in Delft, hoewel het vak ook in Wageningen op de curricula bleef staan.

De Delftse geodesie had internationaal zo’n goede reputatie, dat oud-premier prof.dr.ir. W. Schermerhorn in 1949 door de Verenigde Naties uitgenodigd werd om een internationaal traningscentrum (itc) voor luchtkartering op te zetten. Het instituut, gevestigd aan de Kanaalweg, groeide al snel uit zijn voegen, waarna het verhuisde naar Enschede in verband met het beleid om rijksdiensten te spreiden over het land. Delft was weer een stukje geodesie kwijt.

Dat was allemaal nog voordat het vak zijn belangrijkste revolutie van de twintigste eeuw maakte, de opkomst van de ruimtevaart. Tot dan toe was het altijd onmogelijk geweest grote stukken aarde echt te overzien. Satellieten sleurden het vakgebied een nieuw tijdperk in. Daardoor werd het . om maar eens wat te noemen . mogelijk om ook afstanden over zee uiterst nauwkeurig te meten. Delft kon, mede dankzij de andere expertises die op de universiteit aanwezig waren, internationaal blijven meedraaien.

Je zou verwachten dat de auteurs treuren bij de constatering dat geodesie in Delft vorig jaar als zelfstandige studie werd opgeheven en dat de onderzoekers zich over drie faculteiten verspreidden. Maar nee, in een tijdperk waarin de Europese Unie miljarden euro’s uittrekt voor een eigen reeks satellieten voor plaatsbepaling, om maar niet afhankelijk te zijn van het Amerikaanse gps, past geen droefenis om de teloorgang van de geodesie.

Dus sluit het boek af met de optimistische constatering dat er nog een heleboel niet bekend is over de aarde. Werk aan de winkel.

Eric Berkers en anderen, ‘Geodesie; de aarde verdeeld en verbeeld, berekend en getekend’. Walburg Pers, 2004, pp. 204, 39,50 euro.

Het had weinig gescheeld of Delft was geodesie in 1918 definitief kwijtgeraakt aan Wageningen

Werk aan de winkel voor Delftse geodesie

‘Geodesie; de aarde verdeeld en verbeeld, berekend en getekend’ is uitgegeven ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van de Nederlandse Commissie voor Geodesie, ooit opgericht om Nederland nauwkeurig in kaart te brengen. Tegenwoordig is de commissie als onderdeel van de Knaw een overlegorgaan tussen wetenschappers en die rijksdiensten die iets met geodesie van doen hebben, zoals Rijkswaterstaat en het kadaster.

Het boek komt uit de koker van de Stichting Historie der Techniek en de Walburg Pers, dus over de kwaliteit van tekst, illustraties en vormgeving hoeven we het niet te hebben. Die is hoog.

Natuurlijk is er een inleidend hoofdstuk waarin Erathostenes van Cyrene, Mercator, Snellius en zelfs Blackadder figureren om wat feiten over de oertijd van de geodesie op een rijtje te zetten, maar het boek komt snel ter zake over de oprichting van de commissie. In 1878 waren twee hoogleraren bezig met het opmeten van Nederland. Prof.dr. F.J. Stamkart (what’s in a name) hield zich bezig met de horizontale opmeting, en prof.dr. L. Cohen Stuart met de verticale. Toen de eerste maar niet wilde opschieten en de tweede overleed, greep de minister in. De commissie, toen nog met de naam Graadmeting en Waterpassen, was een feit.

De daaropvolgende hoofdstukken zijn, zoals gebruikelijk in de hedendaagse geschiedschrijving, niet chronologisch maar thematisch geordend. Eerst krijgt de lezer een algemeen stukje geologie voorgeschoteld. Daarna volgen de meetmethoden en cartografie, het vastleggen van grondgebruik, plaatsbepaling en navigatie, en andere toepassingen van de geodesie, allemaal toegespitst op Nederland.

Voor de geodeet zelf is dit misschien een logische indeling, maar voor de leek gaan de onderwerpen wel een beetje door elkaar lopen. Daar staat tegenover dat de auteurs erg hun best doen om de geschiedenis ook voor buitenstaanders tot aantrekkelijke leeskost te maken.

De TU Delft en haar voorgangers spelen logischerwijs een belangrijke rol in het boek. Toch had het weinig gescheeld of Delft was geodesie in 1918 definitief kwijtgeraakt aan Wageningen. De noodzaak van ruilverkavelingen maakte dat de overheid het wenselijk vond geodesie te integreren met kennis van de landbouw. Pas in 1935 keerde de geodesie terug in Delft, hoewel het vak ook in Wageningen op de curricula bleef staan.

De Delftse geodesie had internationaal zo’n goede reputatie, dat oud-premier prof.dr.ir. W. Schermerhorn in 1949 door de Verenigde Naties uitgenodigd werd om een internationaal traningscentrum (itc) voor luchtkartering op te zetten. Het instituut, gevestigd aan de Kanaalweg, groeide al snel uit zijn voegen, waarna het verhuisde naar Enschede in verband met het beleid om rijksdiensten te spreiden over het land. Delft was weer een stukje geodesie kwijt.

Dat was allemaal nog voordat het vak zijn belangrijkste revolutie van de twintigste eeuw maakte, de opkomst van de ruimtevaart. Tot dan toe was het altijd onmogelijk geweest grote stukken aarde echt te overzien. Satellieten sleurden het vakgebied een nieuw tijdperk in. Daardoor werd het . om maar eens wat te noemen . mogelijk om ook afstanden over zee uiterst nauwkeurig te meten. Delft kon, mede dankzij de andere expertises die op de universiteit aanwezig waren, internationaal blijven meedraaien.

Je zou verwachten dat de auteurs treuren bij de constatering dat geodesie in Delft vorig jaar als zelfstandige studie werd opgeheven en dat de onderzoekers zich over drie faculteiten verspreidden. Maar nee, in een tijdperk waarin de Europese Unie miljarden euro’s uittrekt voor een eigen reeks satellieten voor plaatsbepaling, om maar niet afhankelijk te zijn van het Amerikaanse gps, past geen droefenis om de teloorgang van de geodesie.

Dus sluit het boek af met de optimistische constatering dat er nog een heleboel niet bekend is over de aarde. Werk aan de winkel.

Eric Berkers en anderen, ‘Geodesie; de aarde verdeeld en verbeeld, berekend en getekend’. Walburg Pers, 2004, pp. 204, 39,50 euro.

Het had weinig gescheeld of Delft was geodesie in 1918 definitief kwijtgeraakt aan Wageningen

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.