Onderwijs

Valkuilen van selectie aan de poort

Selectie aan de poort, daar wordt het onderwijs beter van, zeggen voorstanders. Maar critici wijzen op de valkuilen: zo eenvoudig is het niet om de juiste studenten eruit te pikken.


U bent onvoldoende gemotiveerd. U geeft geen blijk van bijzondere talenten. U hebt geen aanbevelingsbrief meegestuurd. Allemaal redenen om iemand af te wijzen die zich heeft aangemeld voor een opleiding.

Steeds meer opleidingen mogen studenten selecteren. Een nieuwe wet regelt dat opleidingen met iets extra’s – zoals kleinschaligheid en een hoger niveau – vooraf mogen selecteren en meer collegegeld mogen vragen. In juni presenteert VVD-staatssecretaris Halbe Zijlstra plannen die mogelijk nog verder gaan. Hij zal reageren op de commissie-Veerman die adviseerde om het hoger onderwijs selectiever te maken.

Na experimenten in het hoger onderwijs concludeerde de commissie-Ruim baan voor talent in 2007 dat selectie aan de poort op zijn best nuttig is om zwakke studenten buiten de deur te houden, de beste selecteren was een stuk moeilijker.


Bij de bacheloropleiding geneeskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam wordt de helft van de studenten ‘decentraal geselecteerd’. Het gaat om vwo’ers die gemiddeld lager dan een acht voor hun eindexamen haalden en dus eigenlijk zouden moeten loten. Uit de aanmeldingen worden jongeren gepikt die ‘iets extra’s’ meebrengen zoals vrijwilligerswerk, op topsport of musiceren.

De geselecteerde studenten blijken het bijna net zo goed te doen als 8-plussers. Ze vallen zelden uit en studeren goed door. Alleen vielen hun cijfers een beetje tegen: die waren niet hoger dan van de studenten die via loting zijn binnengekomen. Zo werkt het niet altijd. Bij de Universiteit Leiden leidde een proef met selecteren op eindexamencijfers tot een andere slotsom. Studenten met hoge eindexamencijfers deden het gemiddeld beter dan studenten die op grond van hun lagere cijfers zouden zijn afgewezen, maar bij die laatste groep bleken toch ook veel goede studenten te zitten. En die wilde de universiteit niet wegsturen.


Daarom selecteert Leiden niet of nauwelijks. Alleen een kleine groep scholieren mag instromen bij geneeskunde en biomedische wetenschappen, na afronding van een speciale vooropleiding. Verder selecteert Leiden haar beste studenten liever voor het honours programma dat in het tweede jaar begint.

De Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) was altijd al tegen selectie. De winst is simpelweg te onduidelijk om het invoeren van selectie te verantwoorden, vindt voorzitter Sander Breur. “Als er al een effect op de studieprestaties is, kan dat ook te maken hebben met de studievoorlichting die zorgvuldiger is en het selectiegesprek dat plaatsvindt.”


Hij is daarom wel voorstander van ‘matching’-gesprekken die ervoor zorgen dat studenten terechtkomen bij een opleiding die goed bij hen past. “Het voordeel is dat studiekiezers zich serieuzer op zo’n gesprek oriënteren. En als we de uitval van studenten terugdringen, verdienen we de extra kosten snel terug.”


Als opleidingen de juiste student echt op de juiste plek willen krijgen, moeten ze eerst maar eens hun glanzende wervingsfolders naar het oud papier brengen, vindt Breur. Wie goed voorlicht, hoeft volgens de LSVb niet te selecteren.

Volgens Olchert Brouwer is dat geen sterk argument. Brouwer was betrokken bij de oprichting van accreditatieorganisatie NVAO en was bestuursvoorzitter van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten die van oudsher aanmelders schift.


“Met voorlichting bereik je weinig”, zegt hij. “Jongeren hebben er domweg onvoldoende belangstelling voor. Bovendien kan een studie in de praktijk tegenvallen; dat merk je pas als je hem doet. De helft van mijn klasgenoten was na een jaar van opleiding gewisseld omdat ze niet goed over hun keuze hadden nagedacht.”

Daarom is selectie volgens hem wel degelijk een goed idee voor opleidingen die hun capaciteit moeten beperken. “Alles beter dan loten, nietwaar? Studenten moeten het gevoel krijgen dat ze hun eigen toekomst kunnen beïnvloeden.”


Hans Adriaansens pleit voor uitstel van de studiekeuze. Hij was oprichter van het allereerste university college, dat in 1998 de deuren opende in Utrecht en aanvankelijk van alle kanten werd bekritiseerd als elitair en onwenselijk.

Sinds 2004 staat hij aan het hoofd van de Roosevelt Academy in Middelburg. “In Nederland hebben we geen selectie aan de poort”, aldus Adriaansens, “want we hebben helemaal geen echte poort: we hebben honderden kleine poortjes. Hoe kan iemand van zeventien nu weten of hij in de wieg is gelegd voor pakweg sociale geografie of politicologie? Hoe zouden wij iemand kunnen selecteren voor zo’n smalle opleiding?”


Bij university colleges (er zijn er intussen zes) kan dat volgens hem wel: hij selecteert op intelligentie en doorzettingsvermogen, niet op aanleg voor een vakgebied. Zijn studenten krijgen eerst een ‘breed’ onderwijsaanbod en kiezen na hun eerste jaar een major en minor, of een hoofdvak en bijvak.

Dat er elders zoveel studenten uitvallen heeft volgens Adriaansens meer te maken met vroege studiekeuze, dan met intelligentie of gebrek aan enthousiasme. “Op bezoek in Harvard sprak ik een student die bij binnenkomst dacht dat hij letteren wilde studeren, maar in zijn eerste jaar werd gegrepen door astrofysica.       ”

Olchert Brouwer sluit zich bij die redenering aan. “Halverwege de jaren negentig pleitte een commissie die ik voorzat ervoor om het aantal opleidingen in het hbo te beperken tot een stuk of dertig à zestig. Studenten konden dan weloverwogen een afstudeerrichting kiezen. Er is toen niets mee gedaan.” Ook het rapport van de commissie-Veerman brak een lans voor brede bachelorstudies: er zijn nu te veel smalle opleidingen en jongeren moeten te vroeg kiezen.


Een opleiding die studenten selecteert, is nog lang niet klaar. Het onderwijs moet ook op orde zijn, anders krijg je weer een zesjescultuur. “In Nederland heerst de cultuur dat studenten zich niet zo op de studie hoeven te concentreren”, meent Brouwer. “Tallozen raken pas gemotiveerd ná hun studie. Het is enorm moeilijk zoiets om te gooien. Als je opeens veel gaat eisen van studenten, zullen er protesten losbarsten.”

Adriaansens wijst op de universiteit van Oxford. “Oxford heeft 39 colleges, allemaal met een vergelijkbaar studieprogramma. Het ene college kan beter roeien, het andere heeft een Nobelprijswinnaar afgeleverd, en zo hebben ze allemaal iets om trots op te zijn. Maar het belangrijkste is dit: ze hebben geleerd hoe ze massaliteit kleinschalig kunnen organiseren. Dat zouden wij ook moeten doen. We kunnen dat model gewoon overnemen, we hoeven het wiel niet zelf uit te vinden.” 


Selectie aan de TU Delft

Vanaf komend collegejaar geldt een numerus fixus van 450 eerstejaars voor Bouwkunde en 330 voor Industrieel Ontwerpen (IO). Deze studenten worden dit jaar nog via gewogen loting geselecteerd, maar in 2012-2013 deels ook via selectie door de faculteiten zelf.

In dat collegejaar geldt tevens een numerus fixus van 440 eerstejaars voor Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek. Die faculteit wil – als dat juridisch mag – alleen buitenlandse studenten en Nederlandse studenten met een internationaal baccalaureaat selecteren, en wel op basis van opleiding, cijfers, internationale ervaring en achtergrond, motivatie voor de opleiding en motivatie voor de TU.

Bouwkunde en IO willen studenten eerst voorselecteren met een online test. Dat moet duidelijk maken of studenten een idee hebben van wat de studie inhoudt. Waar IO daarna de twijfelgevallen wil uitnodigen voor een aantal testen, wil Bouwkunde juist de beste scholieren uit de voorselectie een kans geven zich te bewijzen. Dat kunnen zij onder meer doen door te laten zien dat zij aanleg hebben voor het ontwerpend of tekenend oplossen van problemen.

Diegenen die buiten de voorselectie vallen, kunnen meedoen aan de gewogen loting. Daarbij spelen cijfers van de middelbare school een doorslaggevende rol. (CvU)

August 1, early afternoon on the Afsluitdijk. On a strip of land situated between the Waddenzee and IJsselmeer, a small, blue Volkswagen drives in a northeasterly direction toward Friesland. Tim Zaman (22) sits in the back with a laptop on his knees. He is studying the gps-tracks on the screen while giving directions to a friend driving the car. Zamans girlfriend films their adventure from the passenger’s seat.

At a small camping site halfway along the thirty kilometre-long dike, they stop the car, get out and try to hitch a ride on one of the moored speedboats. The last text message Zaman received from his onboard computer indicated a splash down position some kilometres south of the dike in the middle of the lake. He promises a boat skipper a full tank of fuel if they succeed in retrieving the payload.

Roaring over the water, with Zaman sitting in front doing the navigation via laptop and iPhone, the skipper scans the water in front of them. Unable to make himself heard over the roar of the engine, Zaman simply waves his arm towards the calculated direction. The skipper sees it first: a whitish block bobbing on the small waves. Once they reach the object, Zaman lifts the aluminium foil covered polystyrene box out of the water, removes the duct tape and peers inside. “It’s dry”, he shouts. “Look! It still works.” A green LED indicates that the onboard computer survived both the impact and the subsequent floating in the water. Zaman grabs one of the cameras from the box and browses through the photos. They’re all green-coloured. Zaman is disappointed, fearing the image chip may have been damaged by the altitude or the fall. The skipper however suggests the camera has been photographing underwater, as recognises the familiar colour of the turbid waters. Frantically, Zaman browses further back in time and finds photos taken from high up in the sky. From 30 kilometres up, the photos look as if they were shot from space. Zaman is ecstatic: his project is a complete success, and a remarkable one at that, considering the total cost of the payload: 220 euros.

For Zaman, the entire project began as a way of doing something fun with his Arduino electronics board, a low-budget programmable microcontroller which can pick up both digital and analogue signals and process the information into an output. As a student teaching assistant for a laboratory course at the faculty of Mechanical, Maritime and Materials Engineering, Zaman was familiar with the so-called Labox, made by the Delft Centre for Systems and Control, which is a versatile box, featuring various input and outputs, that is somewhat larger than a shoebox. When Zaman discovered the tiny Arduino card, which fits in any USB-slot, he immediately wanted to play around with it. After a while, though, the LEDS and bleepers from the starters’ kit started to bore him, so he set in pursuit of a larger project: a box with three hacked, secondhand cameras (horizontal film, photo series and vertical spy-cam). Two gps modules, a radio transmitter and a gsm-phone were all hooked up to the Arduino card and took care of the communications, enabling Zaman to retrieve the camera cards.
Looking back on his successful project, Zaman says: “We learn a lot of things at the university, but this project made me feel I could really do something new.” 

Photos, films and more on www.hollandshoogte.nl

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.