Opinie

Vakbonden horen niet thuis in ondernemingsraad

De aanwezigheid van vakbonden in de ondernemingsraad leidt tot marginalisering van de or, vindt ir. Jaap Klooster.

Het zou daarom beter zijn als de bonden zich niet meer direct met de or bemoeien.

Een klein stukje geschiedenis. Officieel begint de historie van de medezeggenschap via een gekozen or in 1950 als de eerste Wet op de Ondernemingsraden (WOR) wordt aangenomen. Feitelijke medezeggenschap bestond toen al op een aantal plaatsen; op sommige plaatsen zelfs al heel lang (in Delft had de fabrikant J.C.van Marken al in 1878 bij de Gist een medezeggenschapsorgaan ingesteld). Bij de wet van 1950 hielden de vakbonden een dikke vinger in de pap, om niet te zeggen dat ze de pap geheel voor zichzelf opeisten: alleen leden van erkende vakbonden konden gekozen worden in een or.

De twee decennia daarna worden gekenmerkt door een wisselende houding van de vakbonden tegenover de or: de ene keer heet de or een fopspeen, de nadere keer wordt de or gebruikt voor vakbondsacties. In twee etappes, bij de wetswijzigingen van 1971 en 1979, krijgt de or een serieuze status.

De vakbonden hebben zich altijd sterk met de or bemoeid, maar veel enthousiasme hebben ze er nooit voor getoond. Vrees voor verlies van macht heeft daarbij duidelijk een grote rol gespeeld. Toch hebben vakbonden en or een zo verschillende rol gekregen dat een wat minder krampachtige houding beide ten goede zou komen.

De or is een orgaan binnen de onderneming ten behoeve van overleg van de ondernemer met de vertegenwoordiging van de in de onderneming werkzame personen. Dit overleg wordt gevoerd ‘in het belang van het goed functioneren van de onderneming in al haar doelstellingen’ (art. 2 van de WOR).

Vakbonden zijn organisaties buiten de onderneming die met de ondernemer onderhandelen over (primaire) arbeidsvoorwaarden, lonen en sociale regelingen bij reorganisaties. De verschillen zijn duidelijk: de or overlegt en kan bij verschil van mening een beroep doen op de rechter; vakbonden onderhandelen en stellen daarbij eisen, eventueel ondersteund door acties of stakingen.
Geen inbreng

Dat vakbonden onderhandelen over primaire arbeidsvoorwaarden en lonen lijkt een goede zaak: de ondernemer moet onderhandelen met onafhankelijke organisaties. Daarbij zijn dit zaken die het belang van de enkele onderneming meestal te boven gaan en landelijke coördinatie vereisen. Maar de organisatie van de onderneming en secundaire arbeidsvoorwaarden (werktijden, verlofregelingen, beoordelingen, Arbo-zaken en dergelijke) kunnen in deze tijd uitstekend door de medewerkers zelf behartigd worden; daar hebben ze geen externe toezichthouder in de vorm van een vakbond voor nodig. Uiteraard kunnen de bonden hierbij wel hun kennis van zaken ter beschikking stellen via trainingen en cursussen. En bij het algemeen beleid van de onderneming (onderwijs en onderzoek bij de TU) hebben devakbonden helemaal geen specifieke kennis of inbreng.

Natuurlijk komen or en vakbonden elkaar regelmatig tegen, met name bij reorganisaties. Maar ook hierbij zijn de rollen verschillend: de vakbonden zullen vooral moeten zorgen voor een goed sociaal plan, de or moet er vooral voor zorgen dat de reorganisatie op zich goed is voor de onderneming (de TU) en niet te veel wordt ingegeven door moderne trends en kretologie als privatisering en kerntaken. Or en vakbonden zouden elkaar op dit gebied juist uitstekend kunnen aanvullen, maar dan wel met een onafhankelijke or en niet een die aan de leiband van diezelfde vakbonden loopt.

Niemand kan twee heren dienen. Door hun aanwezigheid in de or zouden de vakbonden twee heren moeten dienen. Omdat ook zij dat niet kunnen en ze daarbij duidelijk (en terecht) kiezen voor hun positie als onderhandelingspartner is het resultaat de marginalisering van de or. Het zou aanmerkelijk vruchtbaarder zijn als de vakbonden zich als zodanig uit de or zouden terugtrekken en hun bemoeienis met de medezeggenschap zouden beperken tot het geven van scholing en training en het bieden van een contact- en discussieplatform. Pas dan kan de medezeggenschap via de or echt gestalte krijgen.

Medewerker ITS, voormalig universiteitsraadslid

De aanwezigheid van vakbonden in de ondernemingsraad leidt tot marginalisering van de or, vindt ir. Jaap Klooster. Het zou daarom beter zijn als de bonden zich niet meer direct met de or bemoeien.

Een klein stukje geschiedenis. Officieel begint de historie van de medezeggenschap via een gekozen or in 1950 als de eerste Wet op de Ondernemingsraden (WOR) wordt aangenomen. Feitelijke medezeggenschap bestond toen al op een aantal plaatsen; op sommige plaatsen zelfs al heel lang (in Delft had de fabrikant J.C.van Marken al in 1878 bij de Gist een medezeggenschapsorgaan ingesteld). Bij de wet van 1950 hielden de vakbonden een dikke vinger in de pap, om niet te zeggen dat ze de pap geheel voor zichzelf opeisten: alleen leden van erkende vakbonden konden gekozen worden in een or.

De twee decennia daarna worden gekenmerkt door een wisselende houding van de vakbonden tegenover de or: de ene keer heet de or een fopspeen, de nadere keer wordt de or gebruikt voor vakbondsacties. In twee etappes, bij de wetswijzigingen van 1971 en 1979, krijgt de or een serieuze status.

De vakbonden hebben zich altijd sterk met de or bemoeid, maar veel enthousiasme hebben ze er nooit voor getoond. Vrees voor verlies van macht heeft daarbij duidelijk een grote rol gespeeld. Toch hebben vakbonden en or een zo verschillende rol gekregen dat een wat minder krampachtige houding beide ten goede zou komen.

De or is een orgaan binnen de onderneming ten behoeve van overleg van de ondernemer met de vertegenwoordiging van de in de onderneming werkzame personen. Dit overleg wordt gevoerd ‘in het belang van het goed functioneren van de onderneming in al haar doelstellingen’ (art. 2 van de WOR).

Vakbonden zijn organisaties buiten de onderneming die met de ondernemer onderhandelen over (primaire) arbeidsvoorwaarden, lonen en sociale regelingen bij reorganisaties. De verschillen zijn duidelijk: de or overlegt en kan bij verschil van mening een beroep doen op de rechter; vakbonden onderhandelen en stellen daarbij eisen, eventueel ondersteund door acties of stakingen.
Geen inbreng

Dat vakbonden onderhandelen over primaire arbeidsvoorwaarden en lonen lijkt een goede zaak: de ondernemer moet onderhandelen met onafhankelijke organisaties. Daarbij zijn dit zaken die het belang van de enkele onderneming meestal te boven gaan en landelijke coördinatie vereisen. Maar de organisatie van de onderneming en secundaire arbeidsvoorwaarden (werktijden, verlofregelingen, beoordelingen, Arbo-zaken en dergelijke) kunnen in deze tijd uitstekend door de medewerkers zelf behartigd worden; daar hebben ze geen externe toezichthouder in de vorm van een vakbond voor nodig. Uiteraard kunnen de bonden hierbij wel hun kennis van zaken ter beschikking stellen via trainingen en cursussen. En bij het algemeen beleid van de onderneming (onderwijs en onderzoek bij de TU) hebben devakbonden helemaal geen specifieke kennis of inbreng.

Natuurlijk komen or en vakbonden elkaar regelmatig tegen, met name bij reorganisaties. Maar ook hierbij zijn de rollen verschillend: de vakbonden zullen vooral moeten zorgen voor een goed sociaal plan, de or moet er vooral voor zorgen dat de reorganisatie op zich goed is voor de onderneming (de TU) en niet te veel wordt ingegeven door moderne trends en kretologie als privatisering en kerntaken. Or en vakbonden zouden elkaar op dit gebied juist uitstekend kunnen aanvullen, maar dan wel met een onafhankelijke or en niet een die aan de leiband van diezelfde vakbonden loopt.

Niemand kan twee heren dienen. Door hun aanwezigheid in de or zouden de vakbonden twee heren moeten dienen. Omdat ook zij dat niet kunnen en ze daarbij duidelijk (en terecht) kiezen voor hun positie als onderhandelingspartner is het resultaat de marginalisering van de or. Het zou aanmerkelijk vruchtbaarder zijn als de vakbonden zich als zodanig uit de or zouden terugtrekken en hun bemoeienis met de medezeggenschap zouden beperken tot het geven van scholing en training en het bieden van een contact- en discussieplatform. Pas dan kan de medezeggenschap via de or echt gestalte krijgen.

Medewerker ITS, voormalig universiteitsraadslid

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.