Opinie

Twintig slaven per mens is heus wel genoeg

O, o, o, wat zijn we verkeerd bezig. Hoogleraar milieukunde Lucas Reijnders schreef een alleraardigst overzicht van ons geploeter met energie, met een groenlinksige boodschap: Nederland is spilziek en slap met duurzame energie, en Balkenende heeft het gedaan.

Stelt u zich eens voor: een groep van zeventig mensen. Een volle treincoupé, of een goedbezocht huisfeest. Denkt u zich nu eens in dat die zeventig mensen uw persoonlijke slaven zijn, die energie voor u opwekken. In een tredmolen, of op hometrainers desnoods. Een vreemd idee? Toch is dat wel degelijk de dagelijkse werkelijkheid. De gemiddelde Nederlander gebruikt omgerekend de energie van zeventig menselijke slaven. De doorsnee Amerikaan heeft 110 energieslaven voor hem aan het werk; de gemiddelde Europeaan vijftig.

En dat terwijl een mens aan twintig slaven genoeg heeft, betoogt de Amsterdamse hoogleraar milieukunde Lucas Reijnders in zijn nieuwe boekje ‘Energie: van brandhout tot zonnecel’. “Boven een inzet van twintig energieslaven per hoofd blijkt welzijn nauwelijks gekoppeld aan het energieverbruik. Als industrielanden met elkaar worden vergeleken op basis van zaken als kindersterfte, gezonde levensduur en opleidingsniveau, betekent ‘meer energieverbruik’ niet altijd ‘beter’.”

Reijnders werkt bij de stichting Natuur en Milieu en dat is te merken. Zijn boekje is een groen gekleurd pleidooi voor meer duurzame energie en vooral voor meer zuinigheid. Onbegrijpelijk vindt Reijnders het dat het onderwerp energiebesparing onder Balkenende nagenoeg geheel onder het politieke vloerkleed is verdwenen. Zo rekent de milieukundige voor dat er zomaar zeven energiecentrales zijn uit te sparen door spaarlampen, zuinige koelkasten, cv-pompen en betere standby-functies op apparatuur. De cijfers zijn niet mals. In de EU neemt de energie-efficiëntie met slechts 0,5 procent per jaar toe en Nederland zit daar 0,2 procent onder.

Druk strooiend met dergelijke cijfers toont Reijnders aan dat niet alleen het Nederland van Balkenende, maar de hele mensheid op een dwaalspoor zit. We zijn in de betovering geraakt van olie, aardgas en kernenergie. Maar die situatie is onhoudbaar: de oliepiek (het omslagpunt waarna olie alleen maar duurder wordt) ligt tussen 2010 en 2040, en nu al belopen de militaire uitgaven om de olievoorziening op peil te houden tussen de tien en vijftig dollar per vat . een stuitend hoger bedrag dan de productieprijs zelf.

Dan te bedenken dat de droomenergie van de toekomst oorspronkelijk nog zonne-energie en windenergie waren. Al in 1833 bedacht de Amerikaanse schrijver John A. Etzler een manier om stoom op te wekken met zonlicht, terwijl Jules Verne in 1863 voor zich zag hoe Parijs spoedig van stroom zou worden voorzien door windmolens.
Energietrucs

Je kunt het Reijnders aanrekenen dat hij de energiewereld door een wel erg gekleurde bril bekijkt. Geen woord besteedt hij aan de tegenvallende rendementen (de ‘productiefactor’) van windturbines, kernenergie zet hij weg als ‘merkwaardig’ en de liberalisering van de Nederlandse energiemarkt beschrijft hij als ‘een historische vergissing’. We moeten er niet raar van opkijken als Shell straks wordt opgekocht door een Russisch staatsbedrijf, sneert Reijnders. Aan de andere kant is het jammer dat Reijnders nauwelijks ingaat op vernieuwende duurzame energietrucs, zoals methaanmakende microben, olieproducerende algen en ‘osmotoren’ die stroom winnen uit zout water.

De kracht van het boekje zit hem in de cijfers en weetjes. Die komen in rap tempo voorbij en zijn vaak uiterst leuk om te weten. Zo blijkt de Ierse elektriciteitsvoorziening voor 10 procent te draaien op turf, genereert een houtbarbecue evenveel fijnstof als vier vrachtauto’s zonder roetfilter en geloofde men in de jaren vijftig serieus dat ieder huis op een dag zijn eigen minikerncentrale zou hebben (stookkosten: zo’n vijftig euro per jaar).

Onmiddellijke keerzijde is dat uitgever Van Gennep het boek beter had kunnen voorzien van een trefwoordenregister. Een handzaam naslagwerk is Reijnders’ nieuwe nu helaas niet. Aan Reijnders zelf zal dat niet liggen. Het tempo en de informatiedichtheid liggen lekker hoog en de hoofdstukindeling is kraakhelder. Mede daardoor slaagt Reijnders in zijn opzet. ‘Energie’ laat zijn lezers achter met het knagende gevoel dat de schuur met zeventig slaven die we momenteel achter ons huis hebben inderdaad misschien wat veel van het goede is. Als we niet afkicken van onze verduffende olieverslaving, lijkt een slavenopstand onvermijdelijk.

Lucas Reijnders: ‘Energie, van brandhout tot zonnecel’. Van Gennep, 2006. 190 p., 12,95 euro.

Stelt u zich eens voor: een groep van zeventig mensen. Een volle treincoupé, of een goedbezocht huisfeest. Denkt u zich nu eens in dat die zeventig mensen uw persoonlijke slaven zijn, die energie voor u opwekken. In een tredmolen, of op hometrainers desnoods. Een vreemd idee? Toch is dat wel degelijk de dagelijkse werkelijkheid. De gemiddelde Nederlander gebruikt omgerekend de energie van zeventig menselijke slaven. De doorsnee Amerikaan heeft 110 energieslaven voor hem aan het werk; de gemiddelde Europeaan vijftig.

En dat terwijl een mens aan twintig slaven genoeg heeft, betoogt de Amsterdamse hoogleraar milieukunde Lucas Reijnders in zijn nieuwe boekje ‘Energie: van brandhout tot zonnecel’. “Boven een inzet van twintig energieslaven per hoofd blijkt welzijn nauwelijks gekoppeld aan het energieverbruik. Als industrielanden met elkaar worden vergeleken op basis van zaken als kindersterfte, gezonde levensduur en opleidingsniveau, betekent ‘meer energieverbruik’ niet altijd ‘beter’.”

Reijnders werkt bij de stichting Natuur en Milieu en dat is te merken. Zijn boekje is een groen gekleurd pleidooi voor meer duurzame energie en vooral voor meer zuinigheid. Onbegrijpelijk vindt Reijnders het dat het onderwerp energiebesparing onder Balkenende nagenoeg geheel onder het politieke vloerkleed is verdwenen. Zo rekent de milieukundige voor dat er zomaar zeven energiecentrales zijn uit te sparen door spaarlampen, zuinige koelkasten, cv-pompen en betere standby-functies op apparatuur. De cijfers zijn niet mals. In de EU neemt de energie-efficiëntie met slechts 0,5 procent per jaar toe en Nederland zit daar 0,2 procent onder.

Druk strooiend met dergelijke cijfers toont Reijnders aan dat niet alleen het Nederland van Balkenende, maar de hele mensheid op een dwaalspoor zit. We zijn in de betovering geraakt van olie, aardgas en kernenergie. Maar die situatie is onhoudbaar: de oliepiek (het omslagpunt waarna olie alleen maar duurder wordt) ligt tussen 2010 en 2040, en nu al belopen de militaire uitgaven om de olievoorziening op peil te houden tussen de tien en vijftig dollar per vat . een stuitend hoger bedrag dan de productieprijs zelf.

Dan te bedenken dat de droomenergie van de toekomst oorspronkelijk nog zonne-energie en windenergie waren. Al in 1833 bedacht de Amerikaanse schrijver John A. Etzler een manier om stoom op te wekken met zonlicht, terwijl Jules Verne in 1863 voor zich zag hoe Parijs spoedig van stroom zou worden voorzien door windmolens.
Energietrucs

Je kunt het Reijnders aanrekenen dat hij de energiewereld door een wel erg gekleurde bril bekijkt. Geen woord besteedt hij aan de tegenvallende rendementen (de ‘productiefactor’) van windturbines, kernenergie zet hij weg als ‘merkwaardig’ en de liberalisering van de Nederlandse energiemarkt beschrijft hij als ‘een historische vergissing’. We moeten er niet raar van opkijken als Shell straks wordt opgekocht door een Russisch staatsbedrijf, sneert Reijnders. Aan de andere kant is het jammer dat Reijnders nauwelijks ingaat op vernieuwende duurzame energietrucs, zoals methaanmakende microben, olieproducerende algen en ‘osmotoren’ die stroom winnen uit zout water.

De kracht van het boekje zit hem in de cijfers en weetjes. Die komen in rap tempo voorbij en zijn vaak uiterst leuk om te weten. Zo blijkt de Ierse elektriciteitsvoorziening voor 10 procent te draaien op turf, genereert een houtbarbecue evenveel fijnstof als vier vrachtauto’s zonder roetfilter en geloofde men in de jaren vijftig serieus dat ieder huis op een dag zijn eigen minikerncentrale zou hebben (stookkosten: zo’n vijftig euro per jaar).

Onmiddellijke keerzijde is dat uitgever Van Gennep het boek beter had kunnen voorzien van een trefwoordenregister. Een handzaam naslagwerk is Reijnders’ nieuwe nu helaas niet. Aan Reijnders zelf zal dat niet liggen. Het tempo en de informatiedichtheid liggen lekker hoog en de hoofdstukindeling is kraakhelder. Mede daardoor slaagt Reijnders in zijn opzet. ‘Energie’ laat zijn lezers achter met het knagende gevoel dat de schuur met zeventig slaven die we momenteel achter ons huis hebben inderdaad misschien wat veel van het goede is. Als we niet afkicken van onze verduffende olieverslaving, lijkt een slavenopstand onvermijdelijk.

Lucas Reijnders: ‘Energie, van brandhout tot zonnecel’. Van Gennep, 2006. 190 p., 12,95 euro.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.