Opinie

TU wil Amerikaanse voorbeelden achterna

De TU wil kijken en leren van de concurrentie om zo haar prestige te verbeteren. Maar de blikt te veel over de oceaan richten, kan mogelijk verlammend werken op de eigen initiatieven.

/strong>

MIT, Stanford, Caltech, Georgia Tech en de School of Engineering van de University of Michigan. Dat is het illustere rijtje topuniversiteiten waar de TU zich aan wil spiegelen, zo blijkt uit de geheel vernieuwde strategienota van de hand van collegevoorzitter Nico de Voogd.

Dat ook Delft een plaatsje moet krijgen in die eregalerij was bekend. Op veler verzoek heeft De Voogd nu ook aangegeven hoe het college denkt die toppositie te bereiken. Dat was nodig ook, want de Top 5-ambitie dreigde een wat loze kreet te worden, zonder veel inspirerende kracht.

De nieuwe nota blinkt uit door helderheid en concreetheid en is als zodanig een verademing. Anders dan in het laatste instellingsplan durft het college nu keuzes te maken. De weg is duidelijk: de TU moet een zwaarder wetenschappelijk profiel krijgen. TU-onderzoekers moeten in prestigieuzere tijdschriften publiceren met een hogere impactfactor. De gemiddelde impactfactor van artikelen van TU-onderzoekers moet omhoog, van 1,25 naar een van 1,6. Verder moet het aantal promoties toenemen van 600 naar 1600. Beter meetbaar zijn de ambities van de TU niet te formuleren.

Daarnaast moet de TU een scala van onderzoek in huis hebben dat niet volgend is maar juist navolging krijgt. Het meeste geld moet naar de kwalitatief excellente groepen en de veelbelovende onderzoeksgebieden, de middelmaat moet het veld ruimen.

In het onderwijs zijn de ambities wat minder gemakkelijk te kwantificeren, maar ook hier wordt hoog gegrepen. Het college kiest voor scherpe selectie in de propedeuse, zodat wie de propedeuse haalt ook gegarandeerd afstudeert. ‘Academisering’ van het onderwijs, de wetenschappelijke uitdaging, moet voorop staan.

In de nieuwe bachelor-masterstructuur zal het accent gaan liggen op de masteropleidingen. De TU-bachelors krijgen een advies over de meest geschikte masteropleiding en over de te kiezen variant daarbinnen: een onderzoeksvariant, ontwerpersvariant en een managementvariant.

Het klinkt allemaal behoorlijk gedurfd en uitdagend. Vastgesteld beleid is het nog allemaal niet, maar de decanen zijn alvast opgeroepen om het toekomstige ‘onderzoeksportfolio’ van hun eigen faculteit vast te stellen.

Maar gaat het college niet wat ver in haar fixatie op de Amerikaanse voorbeelden? Benchmarking is het toverwoord: kijken naar en leren van de concurrentie. Om mee te tellen moet de TU ongeveer hetzelfde doen als de toppers op haar terrein. De gemiddelde impactfactor van TU-onderzoek moet omhoog, omwille van het prestige en niet omdat het TU-onderzoek daar op zich beter van zou worden. Dit lijkt ook op gespannen voet te staan met het streven vernieuwend te zijn, niet af te wachten wat de anderen doen. Te veel de blik over de oceaan richten, kan mogelijkverlammend werken op de eigen initiatieven en echt vernieuwend onderzoek. Want met nieuwe vakgebieden gooi je niet altijd meteen hoge ogen bij prestigieuze tijdschriften.

Ook bij andere ambities lijken spanningen op te treden. Het aantal promoties moet fors omhoog, terwijl het totale personeelsbestand moet dalen. Verder wil de TU de ‘elite’ onder de afstudeerders afleveren en tegelijkertijd voldoen aan de grote maatschappelijke vraag naar ingenieurs. Volgens het college kan dat samengaan. Op het eerste gezicht roept die combinatie echter flink wat twijfels op. Maar gelukkig: de discussie wordt vervolgd.

De TU wil kijken en leren van de concurrentie om zo haar prestige te verbeteren. Maar de blikt te veel over de oceaan richten, kan mogelijk verlammend werken op de eigen initiatieven.

MIT, Stanford, Caltech, Georgia Tech en de School of Engineering van de University of Michigan. Dat is het illustere rijtje topuniversiteiten waar de TU zich aan wil spiegelen, zo blijkt uit de geheel vernieuwde strategienota van de hand van collegevoorzitter Nico de Voogd.

Dat ook Delft een plaatsje moet krijgen in die eregalerij was bekend. Op veler verzoek heeft De Voogd nu ook aangegeven hoe het college denkt die toppositie te bereiken. Dat was nodig ook, want de Top 5-ambitie dreigde een wat loze kreet te worden, zonder veel inspirerende kracht.

De nieuwe nota blinkt uit door helderheid en concreetheid en is als zodanig een verademing. Anders dan in het laatste instellingsplan durft het college nu keuzes te maken. De weg is duidelijk: de TU moet een zwaarder wetenschappelijk profiel krijgen. TU-onderzoekers moeten in prestigieuzere tijdschriften publiceren met een hogere impactfactor. De gemiddelde impactfactor van artikelen van TU-onderzoekers moet omhoog, van 1,25 naar een van 1,6. Verder moet het aantal promoties toenemen van 600 naar 1600. Beter meetbaar zijn de ambities van de TU niet te formuleren.

Daarnaast moet de TU een scala van onderzoek in huis hebben dat niet volgend is maar juist navolging krijgt. Het meeste geld moet naar de kwalitatief excellente groepen en de veelbelovende onderzoeksgebieden, de middelmaat moet het veld ruimen.

In het onderwijs zijn de ambities wat minder gemakkelijk te kwantificeren, maar ook hier wordt hoog gegrepen. Het college kiest voor scherpe selectie in de propedeuse, zodat wie de propedeuse haalt ook gegarandeerd afstudeert. ‘Academisering’ van het onderwijs, de wetenschappelijke uitdaging, moet voorop staan.

In de nieuwe bachelor-masterstructuur zal het accent gaan liggen op de masteropleidingen. De TU-bachelors krijgen een advies over de meest geschikte masteropleiding en over de te kiezen variant daarbinnen: een onderzoeksvariant, ontwerpersvariant en een managementvariant.

Het klinkt allemaal behoorlijk gedurfd en uitdagend. Vastgesteld beleid is het nog allemaal niet, maar de decanen zijn alvast opgeroepen om het toekomstige ‘onderzoeksportfolio’ van hun eigen faculteit vast te stellen.

Maar gaat het college niet wat ver in haar fixatie op de Amerikaanse voorbeelden? Benchmarking is het toverwoord: kijken naar en leren van de concurrentie. Om mee te tellen moet de TU ongeveer hetzelfde doen als de toppers op haar terrein. De gemiddelde impactfactor van TU-onderzoek moet omhoog, omwille van het prestige en niet omdat het TU-onderzoek daar op zich beter van zou worden. Dit lijkt ook op gespannen voet te staan met het streven vernieuwend te zijn, niet af te wachten wat de anderen doen. Te veel de blik over de oceaan richten, kan mogelijkverlammend werken op de eigen initiatieven en echt vernieuwend onderzoek. Want met nieuwe vakgebieden gooi je niet altijd meteen hoge ogen bij prestigieuze tijdschriften.

Ook bij andere ambities lijken spanningen op te treden. Het aantal promoties moet fors omhoog, terwijl het totale personeelsbestand moet dalen. Verder wil de TU de ‘elite’ onder de afstudeerders afleveren en tegelijkertijd voldoen aan de grote maatschappelijke vraag naar ingenieurs. Volgens het college kan dat samengaan. Op het eerste gezicht roept die combinatie echter flink wat twijfels op. Maar gelukkig: de discussie wordt vervolgd.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.