Opinie

TU kan meer afstand nemen van bestaande technologie

,,Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder het vermogen van toekomstige generaties in gevaar te brengen om in hun behoeften te voorzien.’

‘ Zo definieerde het Brundtland-rapport (1987) in 1987. Volgende week donderdag vindt in de Aula een congres plaats over duurzame ontwikkeling. Een van de organisatoren roept de universiteit op tot meer betrokkenheid: ,,Tom Poes, verzin een list.”

De hoog-technologische, hoog-consumptieve, hoog-individualistische samenleving kan op termijn zo niet voortbestaan. Industrie en techniek vergen te veel van de natuurlijke grondstoffen, zijn te vervuilend, brengen de sociale cohesie van de wereldsamenleving in gevaar en zijn daarom niet duurzaam.

In 1993 heeft een door het college van bestuur ingestelde Stuurgroep Duurzame Ontwikkeling beleidsvoorstellen voor de TU gedaan. Zij onderscheidde drie beleidsfasen. Fase een: met behulp van milieutechnologie de meest grove vervuiling tegengaan. In onze samenleving hebben we deze fase grotendeels achter de rug. Fase twee: de fase van de ‘aangepaste technologie’. In deze fase worden in de bestaande technologie zoveel mogelijk aspecten van duurzaamheid geïntegreerd. Fase drie: die van de ‘duurzame technologie’.

De bestaande technologie is in veel gevallen nooit duurzaam te maken. Gezocht moet worden naar slimmere technologie, maar ook naar een andersoortige samenleving. De techniek zal een andere plaats in de samenleving moeten krijgen. Dat de techniek altijd een zeer grote rol zal spelen staat daarbij niet ter discussie. Maar de techniek levert een stortvloed van mogelijkheden en de samenleving zal keuzes moeten leren maken. Het college van bestuur alsook het college van dekanen heeft voorlopig fase twee omarmd. Nadenken over de wat verder afgelegen toekomst is voorlopig een brug te ver. Het streven naar ‘aangepaste technologie’ is op dit moment het meest ‘realistisch en wenselijk’, aldus het cvb.
Niet volstaan

Dit standpunt is wel begrijpelijk. In fase twee is nog zo veel te doen dat de TU daar haar handen aan vol heeft. Bovendien, wie beziet wat er aan de faculteiten gebeurt, ontdekt dat nagenoeg alle initiatieven gericht zijn op fase twee, het optimaliseren van de huidige technologie. Dit past in de bedrijfscultuur van de TU. Je moet concreet kunnen rekenen en er moet tastbaar resultaat zijn. Het vage gepraat over een verre toekomst levert niks op.

Toch kan de TU daar niet mee volstaan. Sinds deze instelling zich siert met de naam ‘universiteit’ en onder deze naam de oude universiteiten voorbijstreeft in lengte van studieduur is wel duidelijk dat de technologie ondubbelzinnig de leiding in het maatschappelijk leven aan zich getrokken heeft. In diesituatie kun je niet volstaan met verder knutselen aan een nieuwe motor, hoe zuinig die ook is. Je zult verder moeten kijken. Het is overigens een typische ingenieurshouding om langs slimme wegen te realiseren wat niet kan. De natuurwetenschapper onderzoekt eenvoudig de buitenwereld. De ingenieur (letterlijk: uitvinder) onderzoekt de mogelijkheden van de toekomst.
Lastig

Het is bekend dat beleid dat op korte termijn aantrekkelijk is, vaak destructief is op langere termijn. Dat is lastig. Een bedrijf kan met een vervuilend produkt op de korte termijn winst maken, maar op langere termijn zich maatschappelijk onmogelijk maken. Maar andersom kan ook niet. Je kunt het je niet permitteren alleen maar idealistisch aan de lange termijn te denken, omdat je in de harde concurrentie ook morgen moet overleven. Ook de TU zit met dat dilemma. De TU kan zich uit de onderzoeksmarkt prijzen door zich op creatief, lange-termijn onderzoek te concentreren.

Dat neemt niet weg dat met het huidige beleid wel erg kiest voor de veilige weg. Doet de TU zich daardoor als wetenschappelijke instelling en als ingenieursopleiding niet te kort? Het moet toch mogelijk zijn nu al onderzoek te starten naar fase drie van duurzame ontwikkeling? De Stuurgroep Duurzame Ontwikkeling constateert hier een probleem. Aan de ene kant moeten de studenten leren de bestaande technologie ten volle te benutten, maar tegelijkertijd moeten ze leren afstand te nemen van diezelfde technologie omdat die ,,waarschijnlijk niet in staat zal zijn de doelstellingen van een duurzame samenleving te realiseren”.

De TU kan met dit ‘afstand nemen’ nu alvast beginnen, om te voorkomen dat we straks op een doodlopende weg zijn, omdat we ons te lang niet meer op onbekend terrein gewaagd hebben. Bovendien, ligt in het onderzoek naar de technologische mogelijkheden van de lange termijn, en de eisen die de samenleving daaraan stelt, niet de echte wetenschappelijke uitdaging? Kortom, Tom Poes, verzin een list!

(De auteur is studentenpastor en lid van de werkgroep TU-Globaal)


‘Beleidsfase 1’, grove vervuiling tegengaan

,,Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder het vermogen van toekomstige generaties in gevaar te brengen om in hun behoeften te voorzien.” Zo definieerde het Brundtland-rapport (1987) in 1987. Volgende week donderdag vindt in de Aula een congres plaats over duurzame ontwikkeling. Een van de organisatoren roept de universiteit op tot meer betrokkenheid: ,,Tom Poes, verzin een list.”

De hoog-technologische, hoog-consumptieve, hoog-individualistische samenleving kan op termijn zo niet voortbestaan. Industrie en techniek vergen te veel van de natuurlijke grondstoffen, zijn te vervuilend, brengen de sociale cohesie van de wereldsamenleving in gevaar en zijn daarom niet duurzaam.

In 1993 heeft een door het college van bestuur ingestelde Stuurgroep Duurzame Ontwikkeling beleidsvoorstellen voor de TU gedaan. Zij onderscheidde drie beleidsfasen. Fase een: met behulp van milieutechnologie de meest grove vervuiling tegengaan. In onze samenleving hebben we deze fase grotendeels achter de rug. Fase twee: de fase van de ‘aangepaste technologie’. In deze fase worden in de bestaande technologie zoveel mogelijk aspecten van duurzaamheid geïntegreerd. Fase drie: die van de ‘duurzame technologie’.

De bestaande technologie is in veel gevallen nooit duurzaam te maken. Gezocht moet worden naar slimmere technologie, maar ook naar een andersoortige samenleving. De techniek zal een andere plaats in de samenleving moeten krijgen. Dat de techniek altijd een zeer grote rol zal spelen staat daarbij niet ter discussie. Maar de techniek levert een stortvloed van mogelijkheden en de samenleving zal keuzes moeten leren maken. Het college van bestuur alsook het college van dekanen heeft voorlopig fase twee omarmd. Nadenken over de wat verder afgelegen toekomst is voorlopig een brug te ver. Het streven naar ‘aangepaste technologie’ is op dit moment het meest ‘realistisch en wenselijk’, aldus het cvb.
Niet volstaan

Dit standpunt is wel begrijpelijk. In fase twee is nog zo veel te doen dat de TU daar haar handen aan vol heeft. Bovendien, wie beziet wat er aan de faculteiten gebeurt, ontdekt dat nagenoeg alle initiatieven gericht zijn op fase twee, het optimaliseren van de huidige technologie. Dit past in de bedrijfscultuur van de TU. Je moet concreet kunnen rekenen en er moet tastbaar resultaat zijn. Het vage gepraat over een verre toekomst levert niks op.

Toch kan de TU daar niet mee volstaan. Sinds deze instelling zich siert met de naam ‘universiteit’ en onder deze naam de oude universiteiten voorbijstreeft in lengte van studieduur is wel duidelijk dat de technologie ondubbelzinnig de leiding in het maatschappelijk leven aan zich getrokken heeft. In diesituatie kun je niet volstaan met verder knutselen aan een nieuwe motor, hoe zuinig die ook is. Je zult verder moeten kijken. Het is overigens een typische ingenieurshouding om langs slimme wegen te realiseren wat niet kan. De natuurwetenschapper onderzoekt eenvoudig de buitenwereld. De ingenieur (letterlijk: uitvinder) onderzoekt de mogelijkheden van de toekomst.
Lastig

Het is bekend dat beleid dat op korte termijn aantrekkelijk is, vaak destructief is op langere termijn. Dat is lastig. Een bedrijf kan met een vervuilend produkt op de korte termijn winst maken, maar op langere termijn zich maatschappelijk onmogelijk maken. Maar andersom kan ook niet. Je kunt het je niet permitteren alleen maar idealistisch aan de lange termijn te denken, omdat je in de harde concurrentie ook morgen moet overleven. Ook de TU zit met dat dilemma. De TU kan zich uit de onderzoeksmarkt prijzen door zich op creatief, lange-termijn onderzoek te concentreren.

Dat neemt niet weg dat met het huidige beleid wel erg kiest voor de veilige weg. Doet de TU zich daardoor als wetenschappelijke instelling en als ingenieursopleiding niet te kort? Het moet toch mogelijk zijn nu al onderzoek te starten naar fase drie van duurzame ontwikkeling? De Stuurgroep Duurzame Ontwikkeling constateert hier een probleem. Aan de ene kant moeten de studenten leren de bestaande technologie ten volle te benutten, maar tegelijkertijd moeten ze leren afstand te nemen van diezelfde technologie omdat die ,,waarschijnlijk niet in staat zal zijn de doelstellingen van een duurzame samenleving te realiseren”.

De TU kan met dit ‘afstand nemen’ nu alvast beginnen, om te voorkomen dat we straks op een doodlopende weg zijn, omdat we ons te lang niet meer op onbekend terrein gewaagd hebben. Bovendien, ligt in het onderzoek naar de technologische mogelijkheden van de lange termijn, en de eisen die de samenleving daaraan stelt, niet de echte wetenschappelijke uitdaging? Kortom, Tom Poes, verzin een list!

(De auteur is studentenpastor en lid van de werkgroep TU-Globaal)


‘Beleidsfase 1’, grove vervuiling tegengaan

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.