‘Er is wel degelijk een brain drain’ tu delft delta
Tim van der Hagen: "Toponderzoekers gaan liever naar Duitsland of Zwitserland." (Foto: Sam Rentmeester)

Schetst een recent KNAW-rapport over de staat van de Nederlandse wetenschap een te rooskleurig beeld? Volgens cvb-voorzitter en rector Tim van der Hagen is er in de Nederlandse bètawetenschappen absoluut sprake van een brain drain.

Read the article in English here.

Het is voor wetenschappers prettig toeven in Nederland, meldde de KNAW vorige maand in het rapport De aantrekkelijkheid van Nederland als onderzoeksland’. Het aantal wetenschappelijke onderzoekers dat naar Nederland kwam, was in balans met het aantal dat vertrok. En de nieuwkomers zijn volgens de KNAW gemiddeld een fractie beter dan diegenen die emigreerden. Van een brain drain in Nederland is geen sprake, luidt de conclusie.

Maar wie hieruit opmaakt dat het over de hele linie goed gaat, komt bedrogen uit. Het contrast tussen het KNAW-rapport en een studie van de Raad voor Natuur- en Scheikunde uit 2016 kon bijna niet groter. “De brain drain neemt toe”, staat in dit rapport ‘Een succesvolle stap’.

De Raad voor Natuur- en Scheikunde werd in 2016 opgericht door de voorzitters van het Bètadecanenoverleg, het gebied Chemische Wetenschappen van NWO, en Stichting FOM, en zet zich in voor de versterking van de natuur- en scheikunde in Nederland. Voor de studie uit 2016 heeft de raad decanen van bètafaculteiten van Nederlandse universiteiten geïnterviewd. Collegevoorzitter en rector magnificus Tim van der Hagen, destijds decaan van de faculteit Technische Natuurwetenschappen, was een van de geïnterviewden.

“Onze ervaring is dat er in het hoogste echelon, van topwetenschappers die bijvoorbeeld een ERC Advanced Grant weten binnen te halen, wel degelijk van een brain drain sprake is”, laat Van der Hagen deze week per mail weten. “Het lukt steeds moeilijker om mensen van dat topniveau, met reeds een lange onderzoeks- en onderwijservaring, aan te trekken. De kwaliteit van onze universiteit is hoog en het is aantrekkelijk om in Nederland te wonen, maar het binnenhalen van onderzoekgeld (voor het bekostigen van promovendi, postdocs en apparatuur) is in Nederland moeizamer dan in het buitenland. Ook is het Nederland niet mogelijk om bij aanvang een fors start-up pakket mee te geven, zodat zo’n topper direct aan de slag kan met een groepje jonge onderzoekers en met de juiste labinfrastructuur.”

Een van de leden van de Raad voor de Natuur- en Scheikunde is Leo Kouwenhoven van het Delftse laboratorium voor quantumtechnologie QuTech. “Over de hele linie van de wetenschap is misschien geen sprake van een brain drain”, zegt hij, refererend naar het KNAW-rapport, “maar wat heb je aan gemiddelden? Niets of niemand is gemiddeld. ‘Le Français moyen n’existe pas’, was het eerste Franse zinnetje dat ik op school leerde. Wij hebben de grootste moeite om toptalent binnen te halen. En juist natuur- en scheikunde zijn zo belangrijk voor de economie.”

Toponderzoekers gaan liever naar Duitsland of Zwitserland, weten Kouwenhoven en Van der Hagen. Daar zijn de salarissen en onderzoeksbudgetten veel hoger. “In die landen bedragen start-up pakketten voor nieuwe onderzoekers wel vijf tot tien miljoen euro”, zegt de cvb-voorzitter.

De huidige decaan van TNW, Lucas van Vliet, wijst erop dat hij ook steeds meer mensen naar de King Abdullah University of Science and Technology in Saoedi-Arabië ziet vertrekken. “Onlangs nog een van onze toponderzoekers op het gebied van katalyse, Jorge Gascon. We richten ons niet meer op het binnenhalen van hoogleraren, mensen die al gearriveerd zijn. Dat lukt on niet meer. We scouten jong talent.”

Prestatieprofielen van chemie en fysica
Onder: Prestatieprofiel van chemie en fysica in Nederland t.o.v. wereldportfolio. Dit is een maat voor de hoeveelheid onderzoek (wereldgemiddelde=1)

Boven: De citatie-impact score. Dit is een maat voor de kwaliteit van het onderzoek (wereldgemiddelde=1) Bron: Rathenau Instituut

Dat de bètawetenschappen het zwaar hebben in Nederland blijkt ook uit harde cijfers. Een blik op de meest recente prestatieprofielen van chemie en fysica in Nederland toont dat het met de Nederlandse bètawetenschappen bergafwaarts gaat. De prestatieprofielen geven aan hoe goed Nederland het doet ten opzichte van zeventien andere ontwikkelde (referentie) landen als het gaat om het aantal publicaties. Onder die andere landen bevinden zich onder meer de Verenigde Staten, China, Japan en de meeste West Europese buren. De prestatieprofielen worden om de paar jaar samengesteld door het Rathenau Instituut.

Delta kreeg inzage in de meest recente cijfers, uit 2017 (die zijn helaas nog niet in de grafiek verwerkt). Vorig jaar scoorde Nederland op beide wetenschapsterreinen 0.54. Dat betekent dat de andere landen nu, naar rato van hun inwoneraantal, bijna twee keer zoveel in de fysica en scheikunde publiceren als Nederland. Vijftien jaar geleden scoorden de Nederlandse natuurkundigen nog een 0.9; tien procent lager dus dan het ‘wereldgemiddelde’. Scheikundigen scoorden toen 0.8. (zie de onderste twee lijnen in de grafiek)

Met de citatie-impactscore gaat het ook de slechte kant op. Zie de bovenste twee lijnen in de grafiek. Tussen 2006 en 2009 werden Nederlandse publicaties over natuurkunde en scheikunde nog respectievellijk 80 procent en bijna 60 procent meer geciteerd dan het wereldgemiddelde. In 2017  zijn die percentages gedaald naar 61 procent meer (natuurkunde) en 44 procent meer (scheikunde).