Onderwijs

Toekomstverkenning: Dijkgraaf wil niet alleen lobbyisten horen

Hoe ziet het hoger onderwijs eruit in 2040? Minister Dijkgraaf wil voor zijn toekomstverkenning graag ideeën van betrokkenen horen. Wat verwacht hij? “Tegengeluid is goed.”

Minister Dijkgraaf van Onderwijs schoof tijdens de lunch aan tijdens een bijeenkomst over de toekomst van het onderwijs (Foto: Ministerie van OCW)

Dutch only


Hoe zien mbo en hoger onderwijs eruit in 2040? Minister Dijkgraaf verzamelt ideeën tijdens bijeenkomsten met studenten, docenten en bestuurders. Ook andere geïnteresseerden zijn welkom.


Zelf kon de minister tijdens de bijeenkomst van woensdag 8 maart slechts even langskomen. Wel kwamen tientallen mensen naar de Hogeschool Utrecht om mee te praten over de toekomst. Het was de tweede ‘regiobijeenkomst’ in een reeks van vijf.


Dijkgraaf is blij met de opkomst. Want als hij ideeën zoekt, wil hij niet alleen de lobbyisten horen. Deze bijeenkomsten zijn juist voor mensen die minder vaak aan het woord komen, zegt hij. Daarna zullen kleinere bijeenkomsten volgen. “Ik hoop dat we veel boodschappen meekrijgen.”


Wat verwacht u van deze bijeenkomsten?

“Dat mensen veel ideeën delen. Je moet altijd aan de toekomst denken. Maar een proces als dit, waarbij we zoveel mensen raadplegen, organiseren we niet zo vaak.”


Waar zullen de bezoekers om vragen, denkt u?

“Als ik gesprekken met mensen voer, gaat het bijna altijd over immateriële zaken, bijvoorbeeld over flexibilisering of over nieuwe vormen van onderwijs. Mensen willen meer individueel les of ze willen juist in teams werken. Mensen willen vaak meer ruimte om een kronkelpad te nemen of om te experimenteren.”


Zijn zulke bijeenkomsten ook een manier om de lobbygroepen te omzeilen?

“Er zijn veel mensen die zich met onderwijs bezighouden en die denken zeker niet allemaal hetzelfde. De landelijke koepels van onderwijsinstellingen spreken namens hun leden en ze kiezen meestal de ‘grootste gemene deler’ als hun standpunt. Dat begrijp ik wel, maar soms is die ‘grootste deler’ toch heel klein. Jonge docenten vinden vast iets anders dan bestuurders, maar ze zijn waarschijnlijk minder goed georganiseerd. Hen willen we bijvoorbeeld ook horen.”


Heeft u als politicus iets aan de mening van een eenling?

“Ja, tegengeluid is goed. Soms is iemand zo tegendraads dat diens opvattingen in de praktijk niet werken. Maar dan kunnen ze ons toch prikkelen.”


Waarom wilt u juist nu over de toekomst nadenken?

“De wetten die het onderwijs regelen zijn dertig jaar geleden geschreven, in een heel andere tijd. Ik merk dat mensen het onderwijs vaak zien als een architectuur: kan er niet ergens een tussenmuur weg, of kan er een plafond uit? Je moet natuurlijk wel oppassen dat je geen dragende muren verwijdert. Maar wat ik eigenlijk nooit hoor, is ‘regel dit iets strakker’. Niemand vraagt om nieuwe tussenmuurtjes.”


Welke rol spelen uw eigen opvattingen?

“Dit is niet het moment om te zeggen wat ik ervan vind. Na de zomer geef ik mijn reactie. We zijn nu aan het divergeren, oftewel ideeën aan het verzamelen, en straks gaan we convergeren: alles bijeen brengen. Zo doe je dat in de wetenschap ook.”


Er zijn vijf onderzoeksbureaus betrokken bij de toekomstverkenning. Ze verzamelen informatie uit allerlei bronnen, waaronder deze landelijke bijeenkomsten. Tegen de zomer zullen ze hun rapport aanbieden, waar Dijkgraaf in het najaar op reageert.


HOP, Bas Belleman


 

HOP Hoger Onderwijs Persbureau

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

redactie@hogeronderwijspersbureau.nl

Comments are closed.