Campus

‘Toegang tot technologie is heel belangrijk’

Hersenvliesontsteking en bloedvergiftiging: twee ziekten die worden veroorzaakt door de bacterie Haemophilus influenzae type B (Hib). Vaccins waren tot 2007 te duur voor ontwikkelingslanden.

Ahd Hamidi stond aan de wieg van een veel goedkoper vaccin. Mede dankzij haar kunnen nu meer dan tweehonderd miljoen kinderen in ontwikkelingslanden gevaccineerd worden. In maart promoveerde zij aan de TU Delft op verder onderzoek naar prijsverlaging en kennisdeling.

Intravacc, voorheen RIVM, is gevestigd op een campus in Bilthoven. Bezoekers komen alleen langs de bewaking nadat hun paspoort is gecheckt en hun afspraak is bevestigd. Tussen de hoge bomen op het terrein staan grijze kantoorkolossen. Een gebouw dat opvalt, is de laagbouw van de personeelsvereniging. Tijdens de middagpauze repeteert de zangclub er voor de deur.

Dit is de thuisbasis van Ahd Hamidi, TU-alumna en ’technology transfer expert’ bij Intravacc. Zij promoveerde in maart bij professors Luuk van der Wielen, Gideon Kersten en Marcel Ottens op het proefschrift ‘Towards a sustainable, quality and affordable Heamophilus influenzae type B vaccin for every child in the world’. Dat proefschrift beschrijft en verdiept het werk dat Hamidi rond de eeuwwisseling deed. Toen zij in 1998 bij het RIVM ging werken, hoorde ze dat collega’s een nieuw Hib-vaccin wilden maken voor ontwikkelingslanden. Ze meldde zich meteen aan als procestechnoloog.

Waarom wilde u bij het Hib-project betrokken zijn?
“Omdat het een nobel doel had. Europa en Amerika hadden al meer dan tien jaar een vaccin. Ontwikkelingslanden niet, omdat de prijs te hoog was. In 2000 gingen er nog 400 duizend kinderen in de leeftijd van 1 tot 59 maanden dood aan Hib-ziektes als hersenvliesontsteking, longontsteking en bloedvergiftiging. Duizenden andere kinderen hielden er levenslange schade, zoals doofheid, aan over. De uitdaging was de kostprijs te verlagen, én de technologie te laten landen bij vaccinproducenten in ontwikkelende landen. Ik was net aangenomen om voor een ander project trainingen te ontwikkelen en te verzorgen voor the Global Training Network van de WHO (Wereldgezondheidsorganisatie, red.). Dat was vooral gericht op de productie van een DKT-vaccin (tegen difterie, kinkhoest, tetanus). We zouden training geven. Het Hib-project was een heel andere opdracht, erg procesgericht. Ik heb gevraagd of ik het vaccin als procestechnoloog mocht ontwikkelen. Dat kon. Beide projecten heb ik tot het eind toe gecombineerd.”

Waarom moesten jullie het goedkope Hib-vaccin volgens een nieuw proces maken?
“We moesten om patenten heen werken. Die zitten vaak op processtappen en niet op het eindproduct. We wilden een zogenoemd ‘me-too-product’ maken. Dat is kwalitatief gelijk aan een bestaand vaccin, maar tot stand gekomen volgens andere processtappen. In het geval van Hib kun je het proces verdelen in drie sub-processen: het kweken van de bacterie in een bioreactor, het zuiveren van het antigeen, de polysacharide, en het conjugeren van de polysacharide aan een eiwit. Bij elke stap checkten we of er al een patent op stond. Zo ja, dan kozen we een andere stap. Zo konden we goedkoper werken. Unicef heeft het vaccin vrij lang voor 3,5 dollar per dosis moeten kopen. Wij hebben die prijs met onze partners kunnen verlagen tot 1,19 dollar.”

En er is meer winst, schrijft u in uw proefschrift.
“Tot eind jaren negentig hadden onze partners – de grootste producenten in landen als Indonesië, India en China – alleen toegang tot conventionele vaccins. De conjugatietechnologie is innovatief, een vak apart. Het was voor hen een brug te ver om dat zelf te ontwikkelen. Door het Hib-project hebben onze partners toegang gekregen tot deze technologie en daardoor kunnen ze nu ook andere conjugaatvaccins als meningococcen A maken. Dat vaccin is nu via één van onze partners beschikbaar voor Afrikaanse kinderen, tegen een heel lage prijs. Het laat zien dat de toegang tot technologie erg belangrijk is.”

Waarom gebruiken Europa en de Verenigde Staten jullie goedkope vaccin niet?
“Dat is een leuk onderwerp voor een politiek debat. Voor veel farmaceutische producten geldt: een contract met één van de Big Farma’s is lastig om los te laten. Kunnen we die contracten ontbinden? Als je het aan mij vraagt, zeg ik: waarom niet? Kijk naar kostprijs versus marktprijs, dat kan veel geld schelen. Bijvoorbeeld bij medicijnen tegen kanker. Daarvoor betalen we duizenden euro’s per patiënt, terwijl de kostprijs veel lager ligt. Deels zijn de prijzen hoog door de monopolypositie van producenten. Door technology transfer creëer je meer concurrentie en dus een prijsverlaging. Voor elk product geldt: zolang er genoeg mensen zijn die een bepaalde prijs willen betalen, wordt die prijs gehandhaafd. Ethisch gezien zou dat anders moeten.”

Hoe kun je die prijsontwikkeling veranderen?
“Men zou moeten kijken naar wat het product werkelijk heeft gekost inclusief onderzoeks-, ontwikkel-, productie- en marketingkosten. Er kan eventueel een ruime marge, van bijvoorbeeld veertig procent, op die kostprijs komen om te kunnen investeren in verder onderzoek. Maar hoe de Big Farma’s echt werken, weten we niet. Hun kostenmodellen zijn onbekend. We zouden eraan kunnen rekenen als we willen, net als we dat met het Hib-vaccin hebben gedaan, om tot een ethisch verantwoorde prijs te komen. De overheid zou dat natuurlijk moeten doen voordat ze prijsonderhandelingen ingaat met farmaceuten. Hoe kun je goed onderhandelen als je geen idee hebt wat de waarde is van het product wat je wilt kopen?”

Nederland is slecht in prijsonderhandelingen, bleek in maart in een uitzending van Zembla. We betalen de hoofdprijs voor veel medicijnen.
“Onze onderhandelingspositie is ongunstig, omdat we een klein land zijn. Dat maakt ons minder interessant voor de Big Farma’s. Nederland zou sterker staan als Europa als geheel medicijnen zou inkopen.”

Waarom bent u pas jaren na de ontwikkeling van het Hib-vaccin op het onderwerp gepromoveerd?
“Na het hib-project was ik toe aan een nieuwe uitdaging. Bijna drie jaar heb ik als consultant gewerkt, onder andere in India. Eind 2009 kreeg ik weer een baan bij Intravacc. Het was toen best een schok voor mij dat veel mensen, met wie ik aan het Hib-project had gewerkt, weg waren. Ik had behoefte aan waarborging van het werk dat we hadden gedaan. Ik ben met het idee voor een promotie naar Luuk van der Wielen en Marcel Ottens gegaan. Bij hen was ik afgestudeerd en had ik een PDEng gedaan (een ontwerp-traineeship-red.). We hebben besproken wat er moest gebeuren om hier een promotie van te maken. Zij zeiden: ‘ga eraan rekenen, maak een mathematisch model van het proces’. Dat is interessant, omdat we daarmee kunnen nagaan of de data kloppen die we in het lab hebben gegenereerd, of de kostprijs klopt en of die nog verder omlaag kan.”

Uit uw wiskundig model blijkt dat het Hib-vaccin nog goedkoper gemaakt kan worden. Zijn uw partners in India, China en Indonesië daarmee bezig?
“Toen we met modelleren begonnen, wisten we niet of het mogelijk zou zijn de kostprijs verder te verlagen. Uitgaande van dit model zou de prijs met een derde verder omlaag kunnen. Het zijn geen grote stappen meer, maar kleine verlagingen van de vaste kosten. Elke optie kan een klein beetje bijdragen. Het zou mooi zijn als we onze bevindingen zouden voorleggen aan onze partners en zij de dingen eruit zouden pikken waar zij iets in zien. Maar belangrijker is dat je de door ons gebruikte software en tools kunt toepassen op andere vaccins waar men nog niet zo druk bezig is geweest met kostenreductie. Dat zou een groot succes kunnen zijn.”

U bent tussendoor een paar jaar in het buitenland geweest. Wat deed u besluiten terug naar Nederland te komen?
“Mijn man en ik waren een consultancybedrijf begonnen. Daarvoor hadden we ons in Marokko gevestigd, waar we beiden vandaan komen. Mijn man is docent en heeft marketing en boekhouding gestudeerd. Hij werkte aan de marketingkant. Ik deed de technische kant en was daarvoor veel in India. Toen we begonnen, hadden we een tweeling van bijna drie. Drie jaar later moesten ze naar groep drie. We hebben gekozen voor stabiliteit op school. Voor die stabiele basis zijn we terug naar Nederland gegaan. Voor mij was dat de tweede keer.”

Waarvoor kwam u de eerste keer naar Nederland?
“Ik was net geen achttien en klaar met de middelbare school. Mijn vader woonde al lang in Nederland, mijn moeder een paar jaar. Mijn oma woonde bij ons kinderen in huis. We zijn met zijn achten. Mijn ouders zeiden: als je gaat studeren, kom dan hierheen. En dus ben ik samen met twee broers naar Nederland gegaan. Ik sprak geen woord Nederlands en had geen idee of ik hier na mijn studie wilde blijven. Het enige waar ik het eerste jaar mee bezig was, was Nederlands leren. Ook moest ik toelatingsexamens doen voor de TU Delft en de Wageningen Universiteit, omdat ik nog niet wist naar welke universiteit ik wilde gaan.”

Waarom bent u in Delft gaan studeren?
“Vanwege de logistiek, moet ik toegeven. Ik woonde in Rotterdam. Daarom heb ik Delft gekozen. Achteraf ben ik daar blij mee, omdat Delft net wat meer technisch en toegepast is.”

Was het Delftse studentenleven een cultuurschok?
“Nee hoor. We zijn vrij zelfstandig opgevoed. Mijn ouders waren immers in Nederland. En nadat ik twee jaar in Nederland was, zijn mijn ouders teruggegaan naar Marokko. Ik wist niet beter, het moest gewoon.”

Uw promotie is achter de rug. Waaraan werkt u nu?
“We hebben een nieuw poliovaccin ontwikkeld en we zitten middenin de overdrachtsfase daarvan. Over een paar jaar moeten onze partners ermee op de markt komen. Het is de bedoeling polio volledig uit te roeien, maar dat wordt lastig met de bestaande vaccins. Het geïnactiveerde en intramusculaire vaccin dat altijd in Nederland is gebruikt, is te duur. En met het orale vaccin, waarmee massaal is gevaccineerd, kun je de ziekte niet volledig eradiceren (uitroeien-red.).”

Waarom niet?
“Het probleem van het orale vaccin is dat de stammen in de darmen van één op de miljoen kinderen terug kunnen muteren naar het wilde type. Deze kinderen krijgen polio. Dat is op zich niet erg als je het aantal gevallen wilt reduceren van miljoenen naar enkelen. Dat heeft heel goed gewerkt, sla de statistieken er maar op na. Maar kom je op een gegeven moment alleen maar gevallen tegen die zijn ontstaan door vaccinatie, dan is dat een probleem. Om de eradicatie af te ronden moet je dan wel overstappen naar het geïnactiveerde vaccin.”

Weer een nobel project. Hoe belangrijk is dat voor u?
“Dat maatschappelijke, met een globale impact, trekt me heel erg aan. Daarom heb ik ooit gekozen voor bioprocestechnologie. Dit werk geeft mij veel voldoening.”

CV
CV

CV

Ahd Hamidi (44), geboren en getogen in Marokko, voegde zich op haar achttiende bij haar ouders in Rotterdam om te gaan studeren. Ze koos voor chemische technologie aan de TU Delft. In 1995 studeerde ze af, in 1996 startte ze een twee jaar durende PDEng (biotechnologie ontwerp-traineeship) in Delft. Twee jaar later trad ze in dienst bij het RIVM, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Daar werkte ze aan verschillende projecten, waaronder het nieuwe Hib-vaccin. Eind 2006 richtte ze met haar man een consultancybureau op en werkte ze onder meer in India en voor de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Drie jaar later keerde Hamidi terug naar Nederland. Ze ging weer aan de slag bij het RIVM. Dat heette toen NVI en nu Intravacc. Hamidi is er projectmanager en technology transfer expert. Hamidi is getrouwd en heeft drie zoons, twee van twaalf en één van vijf.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.