Campus

Tegenhanger van veganisme verdient naam, bepleit TU-docent

Zonder een apart woord voor het tegenovergestelde van veganisme blijft de discussie over de relatie tussen mens en dier bedrieglijk onzuiver, vindt TU-docent Willem Vermaat.

Koeien in de zuivelindustrie zijn permanent aan de diarree, vanwege het eiwitrijke dieet voor een zo hoog mogelijke melkproductie. (Foto: Jo-Anne McArthur/Unsplash)

Als docent communicatieve vaardigheden bij de faculteit Techniek, Bestuur en Management lijkt Willem Vermaat een vreemde eend in de bijt tussen de sprekers op een recente thema-avond over dierenrechten in een Amsterdams debatcentrum. Maar Vermaat is ook dierethicus en na een aantal spraakmakende opinie-artikelen schreef hij onlangs het boek Waarom we geen hondenmelk drinken. Daarin stelt hij op een vermakelijke maar indringende manier het impliciete idee aan de kaak dat het oké is om dieren instrumenteel te gebruiken voor menselijke doeleinden. Met het voorlezen van een paar passages uit zijn boek (zie onderaan) zette hij de aanwezigen flink aan het denken.

(Foto: Gerrit Ockers)

Je hoopt te bereiken dat de term ‘carnisme’ ingeburgerd raakt, het tegenovergestelde van veganisme. Hoezo?
“Dieren benutten voor menselijke doeleinden is de onzichtbare norm geworden, mede doordat we er geen apart woord voor hebben. Maar in feite ís het natuurlijk helemaal niet zo normaal. Net zoals het een keuze is om dieren níet te benutten, zoals veganisten doen, is het tegenovergestelde óók een keuze. Dat maak ik expliciet door het een naam te geven: carnisme. Het is allerminst een vanzelfsprekendheid om met dieren om te gaan zoals de maatschappij dat nu doet.”

 

Bespreek je dat ook met studenten?
“Niet tijdens mijn colleges communicatieve vaardigheden, dan zou ik buiten het boekje gaan. Maar daarbuiten natuurlijk wel – ik merk dat dit onderwerp sterk leeft bij studenten. Veel meer dan de oudere generaties vragen jonge mensen zich af hoe ze zich willen verhouden tot de wereld om hen heen. Zorgen om het klimaat vormen voor velen een drijfveer om geen of minder dierlijke producten te willen gebruiken – zie ook de vegetarische kantine bij Bouwkunde – maar dierethische overwegingen spelen beslist ook een rol.”

‘Als het op principes aankomt, is vegetarisme een inconsequente keuze’

Vegetarisch wijs jij af, toch?
“Nou, vegetarisch helpt om de norm vleeslozer te maken en dat juich ik toe. Maar op fundamenteel niveau zijn er slechts twee smaken: veganisme of carnisme. De vleesindustrie en de zuivelindustrie zijn namelijk onlosmakelijk met elkaar verbonden. In de zuivelindustrie zijn stierkalfjes ‘bijproducten’ die zo snel mogelijk worden vetgemest en geslacht; in de eierindustrie worden haantjes net uit het ei al vergast, omdat ze geen eieren kunnen leggen. Als het op principes aankomt, is vegetarisme dus een inconsequente keuze. Maar als tussenstap op weg naar fundamentele verandering is zo’n vegetarische kantine een hoopvol signaal.”

Bespeur je wel verandering?
“Zeker! Tien jaar geleden was veganisme nog iets van een handjevol ‘gekkies’. Ook stond nog amper iemand erbij stil dat het wreed is om sociale dieren zoals konijnen of paarden in hun eentje te houden en het contact met soortgenoten te ontzeggen. Mensen denken er veel meer over na dan een paar jaar geleden, óók degenen die nog een carnistische levensstijl hebben. Zelfs mijn ouders en mijn broers en zus, die altijd erg gehecht waren aan hun routines, eten nu minstens eens per week vleesloos – dat had ik vroeger nóóit gedacht! Meer dan voorheen zijn mensen bereid hun eigen aannames te heroverwegen. Ze duiken ook niet meer meteen in het defensief als je het erover hebt.” (Grinnikend) “Al kan dat ook komen doordat ik zelf in de loop der tijd wat vriendelijker ben geworden.”

  • Een passage uit hoofdstuk 9, ‘Boer zoekt vrouw’, over een aflevering uit 2017 van dit tv-programma ‘waarin de carnistische cultuur hoogtij viert’ (dixit Vermaat):

    ‘Boer David en de drie vrouwen stappen de zogenaamde kraamafdeling binnen. Als de vrouwen de stal binnenlopen en de biggetjes voor het eerst zien, roepen twee van hen in koor: ‘Aaahh’, alsof ze oog in oog staan met een snoezige baby. ‘Gossie, wat lief’, merkt een van de vrouwen op. Een ander zegt ‘Aah, dit is echt te schattig’. […] Even later verschijnt Jorien voor de camera: ‘Hij [David] praat er soms wel echt heel hard over. En dan ben ik misschien af en toe een beetje te softie ofzo, dat ik denk: nou zo’n lief klein biggetje. Maar uiteindelijk is het een product. […] Dan denk je toch van: o ja, dit ligt straks op m’n bord, en dat vind ik dan nog wel even heftig om te zien.
    Heftig, maar zo is het nu eenmaal. Uiteindelijk is het een product. Softie. In die woorden schemert door dat het goed is om sterk te zijn en je over je empathie heen te zetten. Die sentimenten toch. Het is carnisme bij uitstek. Geen empathie voor medemensen hebben, maakt je in de volksmond een psychopaat, maar iets te veel empathie voor (als eetbaar geclassificeerde) dieren en je bent een sentimentele softie. Het is in de carnistische cultuur niet de bedoeling naar je medeleven voor dieren te luisteren. Je mag empathie voor dieren hebben, maar daar moet je je overheen zetten.’

  • Uit: ‘Waarom we geen hondenmelk drinken’

Marieke Enter / Nieuwsredacteur

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.