Campus

‘Systeemtheorie is het zout op het ei’

Prof.dr. Geert Jan Olsder (Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica) zoekt altijd een toepassing voor zijn wiskunde. Onbedoeld werd de omstreden Chinese eenkindpolitiek één van die toepassingen. “Ik denk weleens: moet ik me schuldig voelen?”

Wie is Geert Jan Olsder?

Van zijn geboorte op de eerste dag van 1944 tot zijn afscheidsrede vorige maand, bouwde prof.dr. Geert Jan Olsder een curriculum vitae op van maar liefst vijfendertig pagina’s. “Iedere scheet staat erin, volgens decaan Lenstra”, relativeert de Groninger. “Ik heb alle publicaties en activiteiten bijgehouden, dan heb ik het tenminste compleet.”
In 1983 werd hij hoogleraar wiskundige systeemtheorie in Delft. Hij en zijn eveneens Groningse vrouw twijfelden wel even over de Randstad. Toch vertrokken ze met hun drie kinderen uit Twente, waar Olsder na zijn studie en promotie in Groningen was gaan werken. Eerst bij de universiteit, later bij Thales.
In Delft werkte Olsder met zijn onderzoeksgroep aan de ontwikkeling van de wiskundige systeemtheorie. Onderzoek deed hij het liefst, zo zegt hij. “Dat is creatief, dan maak je iets dat er over vijf jaar nog is.” Maar hij wisselde het met veel plezier af met onderwijs en sinds 1999 met zijn taken als conrector.

,

In uw afscheidsrede verwijst u naar uw geboorte in een ‘boerenfamilie’. Waarom is dat zo belangrijk?
“Je kon overal spelen, in appelbomen klimmen en gaten graven waar je wilde. En je bent vrij snel zelfstandig. Ik moest mijn vader helpen in de stal en met oogsten. Dat landleven, waar je geacht werd mee te helpen, maar waar je ook een heleboel vrijheid had. Achteraf ga je vaak een beetje romantiseren, maar ik denk dat het goed is geweest.”

In plaats van cowboy en indiaantje te spelen, maakte u foto’s van sterrenbeelden.
“Ja, met een heel oud fototoestel van mijn moeder, zo’n soort margarinekistje. Daarmee ging ik het veld in. Toen ik eerst knipte, bleef het zwart. Op den duur kreeg ik in de gaten dat de lens iets van twintig minuten open moest. Maar de camera moest met de hemel meedraaien, omdat je anders strepen krijgt. Met een klok en de tandwielen van Meccano kreeg ik het uiteindelijk voor elkaar.”

Kreeg u uw vriendjes zo gek om mee te doen?
“Nee, dit soort dingen deed ik alleen.”

Vanwaar uw interesse?
“Ik zag op het platteland het intense van het gewelf daarboven, dat intrigeert. Niet in de religieuze zin, maar puur nuchter: wat zijn we klein in het heelal. Ik ging er iets over lezen, leerde erover.”

U werd wetenschapper. Als u dat niet geworden zou zijn, wat dan wel?
“Boer zou logisch geweest zijn, ik was enige zoon. Maar mijn ouders hebben me de vrijheid gegeven om te kiezen wat ik wilde. Mijn vader stelde voor huisarts te worden, maar dat zag ik niet zitten. Ik wist niet wat dan wel, maar wiskunde ging goed. Ik dacht: daar begin ik en dan zien we wel.”

U hebt geen spijt van die keuze?
“Nee. Maar als ik opnieuw moest beginnen met de kennis die ik nu heb, zou ik misschien niet meer hetzelfde vakgebied kiezen. Toen ik begon, was het vakgebied systeemtheorie helemaal in opkomst. Je zag overal mensen hiermee ploeteren, met zijn allen creëerde je de theorie. Nu is de theorie min of meer klaar.”

Kunt u kort uitleggen wat systeemtheorie is?
“Bijvoorbeeld een schip op koers houden. Wind en golfslag willen het laten afwijken en dat moet gecorrigeerd worden. De ontwikkeling van een automatische piloot die het schip op de juiste koers houdt, dat is systeemtheorie.”

U reed drie keer de Elfstedentocht, u maakt lange fiets- en wandeltochten. Wat spreekt u daarin aan?
“Beheerst afzien. Als u me vraagt waar ik tien jaar geleden ben geweest en het was een vakantie op het strand geweest, dan zou ik het niet meer weten. Waar je een beetje zweet bij produceert, dat onthoud je beter.”

Bent u een doorzetter?
“Dat is moeilijk van jezelf te zeggen. Maar op de boerderij is me wel bijgebracht desnoods door te werken tot het donker wordt, zodat de oogst voor de regen binnen is.”

Daar heeft u als onderzoeker vast ook iets aan.
“Ja, maar als je een probleem probeert te kraken en het lukt niet, moet je soms ook zo verstandig zijn om te stoppen.”

Doet u dat wel eens?
(Twijfelend:)”Ik leg wel eens iets naast me neer. Je kunt het later wel weer opnemen.”

Heeft u nog een probleem liggen voor tijdens uw emeritaat?
“Ja, het probleem van de patrijs en de jager. De jager wil de patrijs neerschieten, de patrijs probeert zo lang mogelijk te overleven. De patrijs kan stil blijven zitten of van plek veranderen. De jager kan lopen en ziet de patrijs als die toevallig net voor zijn voeten zit. Of hij kan blijven staan en de patrijs neerschieten als die van plek verandert. Wanneer doen de spelers wat? Daar wil ik nog eens goed voor gaan zitten. Het klinkt als een kinderlijke probleemstelling, maar als je van de patrijs een terrorist maakt en de jager vervangt door iemand van recherche, dan wordt alles heel anders. Zulke problemen vind ik leuk, de gestileerde problemen uit de praktijk.”

Wiskunde moet toepasbaar zijn?
“In principe wel. Als ik me er niets bij kan voorstellen, zou ik veel sneller mijn interesse in het probleem verliezen.”

Waar bent u, als u achterom kijkt, trots op?
“Dat vind ik moeilijk te zeggen. Trots ben je op dingen die met moeite gerealiseerd worden. Of als je ineens een inzicht krijgt, een oplossing die je eerder niet zag.”

Gebeurt dat vaak in de wiskunde?
“Bij veel problemen waar ik aan werk wel. In de oplossing zit vaak een idee dat je achteraf begrijpt, maar waar je van tevoren niet aan dacht. Er zijn ook heel andere wiskundige problemen, bijvoorbeeld de ideale vorm van een vliegtuigvleugel. Die kun je met de hand niet meer berekenen. Het is ook nuttig, maar het is minder speels en er zit ook minder structuur in die je uit kunt leggen. Juist die structuur ontdekken, verklaren waarom iets gebeurt zoals het gebeurt, dat vind ik mooi.”

U hebt een rol gehad in het ontstaan van de Chinese eenkindpolitiek. Hoe ging dat?
“Met een collega was ik op zoek naar een leuke probleemstelling om een stuk wiskundige theorie te ontwikkelen. Niet te moeilijk om te kraken, maar ook niet te makkelijk. We keken hoeveel baby’s per jaar geboren moesten worden om op een eiland een ideale bevolkingsopbouw te krijgen. Het was elegante wiskunde, waar we bescheiden over gepubliceerd hebben. Iets later kwam een delegatie uit China langs. Ik raakte in gesprek met ene Song Jian. Toen ik hem over die bevolkingspolitiek vertelde, veerde hij helemaal op.”

Wanneer was dit?
“Het eerste gesprek was in 1975. Begin jaren tachtig heb ik hem nog een paar keer op conferenties gezien. Toen gebeurde er een hele tijd niks. Tot in 2004 de Chinese ambassade contact opnam omdat meneer Song wilde langskomen. Hij had al een boek en artikelen over bevolkingspolitiek opgestuurd, dus ik wist dat hij op dat gebied heel actief was geworden. Maar die dag kwam hij, met lijfwacht, chauffeur en secretaris, gewoon langs om te praten. Ik kreeg nog een keer een bedankje en dat was het dan weer. Tot een journalist mij in juni van dit jaar benaderde om te praten over een boek van Susan Greenhalgh. Zij is een Amerikaanse antropologe, die schrijft dat ik grote invloed heb gehad op de Chinese eenkindpolitiek. Song is daar de wetenschappelijke architect van. Er waren meer Chinese wetenschappers en politici die over bevolkingspolitiek nadachten, maar hij heeft het kunnen doordrukken. Hij kon het kwantificeren; hij had als raketspecialist als een van de weinigen in China beschikking over genoeg computerpower.”

Hoe staat u tegenover die eenkindpolitiek?
“Individueel is het vaak schrijnend. Maar wat was er met het land gebeurd als je het niet had gedaan? De Chinezen die hier werken, zeggen ook dat er wel iets moest gebeuren. Dan is het nog redelijk barbaars om er zo tegenaan te gaan, maar ik kan me er iets bij voorstellen. Het was heel toevallig dat Song en ik elkaar ontmoetten. Anders was de eenkindpolitiek er waarschijnlijk ook wel gekomen, maar het was geheid een beetje anders gelopen. Ik denk wel eens: moet ik me nu schuldig voelen? Maar dingen lopen zoals ze lopen.”

Wat gaat u doen tijdens uw emeritaat?
“Ik hoop voorlopig hier door te gaan, maar dan ga ik wel een ochtend weg om te schaatsen of op de kleinkinderen te passen. Dat zal op den duur wat vaker gebeuren. Er bestaat een klein kansje dat ik nog een half jaar naar een universiteit in Frankrijk ga. En ik wil graag nog een flinke fietstocht maken, van twee of drie maanden.”

Hebt u een goede opvolger?
“Mijn leerstoel wordt, samen met die van optimalisatie, inmiddels geleid door Karen Aardal. Zij zit iets meer aan de kant van optimalisatie, maar het is de bedoeling dat er voor systeemtheorie nog een parttimer komt.”

Wilt u niet meer aandacht voor uw onderwerp?
“Dat zal iedereen willen. Net als ieder ministerie meer geld wil, zo wil ook iedere leerstoel meer promovendi. Maar je moet ook realistisch zijn. Algebra, analyse, differentiaalvergelijkingen, stochastiek, dat zijn fundamentele vakken, die moet je sowieso hebben. Maar alleen maar zuivere vakken, dat vat ik op als een ei zonder zout. De toepassing, zoals in de systeemtheorie, is het zout op het ei.”

Wie is Geert Jan Olsder?
Wie is Geert Jan Olsder?

Wie is Geert Jan Olsder?

Van zijn geboorte op de eerste dag van 1944 tot zijn afscheidsrede vorige maand, bouwde prof.dr. Geert Jan Olsder een curriculum vitae op van maar liefst vijfendertig pagina’s. “Iedere scheet staat erin, volgens decaan Lenstra”, relativeert de Groninger. “Ik heb alle publicaties en activiteiten bijgehouden, dan heb ik het tenminste compleet.”
In 1983 werd hij hoogleraar wiskundige systeemtheorie in Delft. Hij en zijn eveneens Groningse vrouw twijfelden wel even over de Randstad. Toch vertrokken ze met hun drie kinderen uit Twente, waar Olsder na zijn studie en promotie in Groningen was gaan werken. Eerst bij de universiteit, later bij Thales.
In Delft werkte Olsder met zijn onderzoeksgroep aan de ontwikkeling van de wiskundige systeemtheorie. Onderzoek deed hij het liefst, zo zegt hij. “Dat is creatief, dan maak je iets dat er over vijf jaar nog is.” Maar hij wisselde het met veel plezier af met onderwijs en sinds 1999 met zijn taken als conrector.

In uw afscheidsrede verwijst u naar uw geboorte in een ‘boerenfamilie’. Waarom is dat zo belangrijk?
“Je kon overal spelen, in appelbomen klimmen en gaten graven waar je wilde. En je bent vrij snel zelfstandig. Ik moest mijn vader helpen in de stal en met oogsten. Dat landleven, waar je geacht werd mee te helpen, maar waar je ook een heleboel vrijheid had. Achteraf ga je vaak een beetje romantiseren, maar ik denk dat het goed is geweest.”

In plaats van cowboy en indiaantje te spelen, maakte u foto’s van sterrenbeelden.
“Ja, met een heel oud fototoestel van mijn moeder, zo’n soort margarinekistje. Daarmee ging ik het veld in. Toen ik eerst knipte, bleef het zwart. Op den duur kreeg ik in de gaten dat de lens iets van twintig minuten open moest. Maar de camera moest met de hemel meedraaien, omdat je anders strepen krijgt. Met een klok en de tandwielen van Meccano kreeg ik het uiteindelijk voor elkaar.”

Kreeg u uw vriendjes zo gek om mee te doen?
“Nee, dit soort dingen deed ik alleen.”

Vanwaar uw interesse?
“Ik zag op het platteland het intense van het gewelf daarboven, dat intrigeert. Niet in de religieuze zin, maar puur nuchter: wat zijn we klein in het heelal. Ik ging er iets over lezen, leerde erover.”

U werd wetenschapper. Als u dat niet geworden zou zijn, wat dan wel?
“Boer zou logisch geweest zijn, ik was enige zoon. Maar mijn ouders hebben me de vrijheid gegeven om te kiezen wat ik wilde. Mijn vader stelde voor huisarts te worden, maar dat zag ik niet zitten. Ik wist niet wat dan wel, maar wiskunde ging goed. Ik dacht: daar begin ik en dan zien we wel.”

U hebt geen spijt van die keuze?
“Nee. Maar als ik opnieuw moest beginnen met de kennis die ik nu heb, zou ik misschien niet meer hetzelfde vakgebied kiezen. Toen ik begon, was het vakgebied systeemtheorie helemaal in opkomst. Je zag overal mensen hiermee ploeteren, met zijn allen creëerde je de theorie. Nu is de theorie min of meer klaar.”

Kunt u kort uitleggen wat systeemtheorie is?
“Bijvoorbeeld een schip op koers houden. Wind en golfslag willen het laten afwijken en dat moet gecorrigeerd worden. De ontwikkeling van een automatische piloot die het schip op de juiste koers houdt, dat is systeemtheorie.”

U reed drie keer de Elfstedentocht, u maakt lange fiets- en wandeltochten. Wat spreekt u daarin aan?
“Beheerst afzien. Als u me vraagt waar ik tien jaar geleden ben geweest en het was een vakantie op het strand geweest, dan zou ik het niet meer weten. Waar je een beetje zweet bij produceert, dat onthoud je beter.”

Bent u een doorzetter?
“Dat is moeilijk van jezelf te zeggen. Maar op de boerderij is me wel bijgebracht desnoods door te werken tot het donker wordt, zodat de oogst voor de regen binnen is.”

Daar heeft u als onderzoeker vast ook iets aan.
“Ja, maar als je een probleem probeert te kraken en het lukt niet, moet je soms ook zo verstandig zijn om te stoppen.”

Doet u dat wel eens?
(Twijfelend:)”Ik leg wel eens iets naast me neer. Je kunt het later wel weer opnemen.”

Heeft u nog een probleem liggen voor tijdens uw emeritaat?
“Ja, het probleem van de patrijs en de jager. De jager wil de patrijs neerschieten, de patrijs probeert zo lang mogelijk te overleven. De patrijs kan stil blijven zitten of van plek veranderen. De jager kan lopen en ziet de patrijs als die toevallig net voor zijn voeten zit. Of hij kan blijven staan en de patrijs neerschieten als die van plek verandert. Wanneer doen de spelers wat? Daar wil ik nog eens goed voor gaan zitten. Het klinkt als een kinderlijke probleemstelling, maar als je van de patrijs een terrorist maakt en de jager vervangt door iemand van recherche, dan wordt alles heel anders. Zulke problemen vind ik leuk, de gestileerde problemen uit de praktijk.”

Wiskunde moet toepasbaar zijn?
“In principe wel. Als ik me er niets bij kan voorstellen, zou ik veel sneller mijn interesse in het probleem verliezen.”

Waar bent u, als u achterom kijkt, trots op?
“Dat vind ik moeilijk te zeggen. Trots ben je op dingen die met moeite gerealiseerd worden. Of als je ineens een inzicht krijgt, een oplossing die je eerder niet zag.”

Gebeurt dat vaak in de wiskunde?
“Bij veel problemen waar ik aan werk wel. In de oplossing zit vaak een idee dat je achteraf begrijpt, maar waar je van tevoren niet aan dacht. Er zijn ook heel andere wiskundige problemen, bijvoorbeeld de ideale vorm van een vliegtuigvleugel. Die kun je met de hand niet meer berekenen. Het is ook nuttig, maar het is minder speels en er zit ook minder structuur in die je uit kunt leggen. Juist die structuur ontdekken, verklaren waarom iets gebeurt zoals het gebeurt, dat vind ik mooi.”

U hebt een rol gehad in het ontstaan van de Chinese eenkindpolitiek. Hoe ging dat?
“Met een collega was ik op zoek naar een leuke probleemstelling om een stuk wiskundige theorie te ontwikkelen. Niet te moeilijk om te kraken, maar ook niet te makkelijk. We keken hoeveel baby’s per jaar geboren moesten worden om op een eiland een ideale bevolkingsopbouw te krijgen. Het was elegante wiskunde, waar we bescheiden over gepubliceerd hebben. Iets later kwam een delegatie uit China langs. Ik raakte in gesprek met ene Song Jian. Toen ik hem over die bevolkingspolitiek vertelde, veerde hij helemaal op.”

Wanneer was dit?
“Het eerste gesprek was in 1975. Begin jaren tachtig heb ik hem nog een paar keer op conferenties gezien. Toen gebeurde er een hele tijd niks. Tot in 2004 de Chinese ambassade contact opnam omdat meneer Song wilde langskomen. Hij had al een boek en artikelen over bevolkingspolitiek opgestuurd, dus ik wist dat hij op dat gebied heel actief was geworden. Maar die dag kwam hij, met lijfwacht, chauffeur en secretaris, gewoon langs om te praten. Ik kreeg nog een keer een bedankje en dat was het dan weer. Tot een journalist mij in juni van dit jaar benaderde om te praten over een boek van Susan Greenhalgh. Zij is een Amerikaanse antropologe, die schrijft dat ik grote invloed heb gehad op de Chinese eenkindpolitiek. Song is daar de wetenschappelijke architect van. Er waren meer Chinese wetenschappers en politici die over bevolkingspolitiek nadachten, maar hij heeft het kunnen doordrukken. Hij kon het kwantificeren; hij had als raketspecialist als een van de weinigen in China beschikking over genoeg computerpower.”

Hoe staat u tegenover die eenkindpolitiek?
“Individueel is het vaak schrijnend. Maar wat was er met het land gebeurd als je het niet had gedaan? De Chinezen die hier werken, zeggen ook dat er wel iets moest gebeuren. Dan is het nog redelijk barbaars om er zo tegenaan te gaan, maar ik kan me er iets bij voorstellen. Het was heel toevallig dat Song en ik elkaar ontmoetten. Anders was de eenkindpolitiek er waarschijnlijk ook wel gekomen, maar het was geheid een beetje anders gelopen. Ik denk wel eens: moet ik me nu schuldig voelen? Maar dingen lopen zoals ze lopen.”

Wat gaat u doen tijdens uw emeritaat?
“Ik hoop voorlopig hier door te gaan, maar dan ga ik wel een ochtend weg om te schaatsen of op de kleinkinderen te passen. Dat zal op den duur wat vaker gebeuren. Er bestaat een klein kansje dat ik nog een half jaar naar een universiteit in Frankrijk ga. En ik wil graag nog een flinke fietstocht maken, van twee of drie maanden.”

Hebt u een goede opvolger?
“Mijn leerstoel wordt, samen met die van optimalisatie, inmiddels geleid door Karen Aardal. Zij zit iets meer aan de kant van optimalisatie, maar het is de bedoeling dat er voor systeemtheorie nog een parttimer komt.”

Wilt u niet meer aandacht voor uw onderwerp?
“Dat zal iedereen willen. Net als ieder ministerie meer geld wil, zo wil ook iedere leerstoel meer promovendi. Maar je moet ook realistisch zijn. Algebra, analyse, differentiaalvergelijkingen, stochastiek, dat zijn fundamentele vakken, die moet je sowieso hebben. Maar alleen maar zuivere vakken, dat vat ik op als een ei zonder zout. De toepassing, zoals in de systeemtheorie, is het zout op het ei.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.