Campus

Supermensen

Met technologie knutselen aan de mens. Geef je zo de evolutie een duwtje in de goede richting of degradeer je de homo sapiens tot een zielloze cyborg? Voor- en tegenstanders vliegen elkaar in de haren over human enhancement, het ‘verbeteren’ van de mens.

Ciano Aydin, bijzonder hoogleraar bij TBM, ontwaart in beide kampen de taaie invloed van een oud idee.

WIE IS CIANO AYDIN?
Een docent die zijn studenten met zachte doch dwingende hand richting een al voorgebakken conclusie leidt ‘hoort niet thuis op een universiteit’, vindt Ciano Aydin (1972). Veel liever maakt hij studenten deelgenoot van een zoektocht, waarbij hij het liefst ook zijn eigen denken ziet aangescherpt. Zo was er de student die hem in een discussie over vriendschap en Facebook duidelijk maakte dat je op duizend kilometer afstand wel degelijk heel goede vrienden kunt zijn. Roll over, Aristoteles.
Aydin studeerde cum laude af in filosofie en pedagogiek en promoveerde op het substantiebegrip bij Nietzsche.
Aydin bekleedt sinds september 2010 een leerstoel aan de faculteit Techniek, Bestuur en Management voor de Thomas More stichting. Op 9 november startte zijn eerste collegereeks als bijzonder hoogleraar wijsbegeerte en technische wetenschappen  over human enhancement. Hij doet dit samen met Peter-Paul Verbeek, met wie hij aan de Universiteit Twente werkt. “Ik vertegenwoordig de christelijke invalshoek, hij de humanistische.”
Aydin werkt aan een boek over identiteit, interactie en idealen: het resultaat van een onderzoek waarvoor hij in 2006 een Veni-subsidie kreeg. 

U bent geboren in Nusaybin, een grensstad in het zuidoosten van Turkije. Uw ouders zijn als Aramees vluchteling naar Nederland gekomen. Kunt u iets over uw achtergrond vertellen?
“In de streek waar ik vandaan kom, woonden sinds mensenheugenis Syrisch-Orthodoxe christenen. Maar vanaf einde negentiende eeuw vonden daar grootscheepse vervolgingen plaats. Veel mensen hebben gehoord van de genocide op de Armeniërs in 1915; minder bekend is dat toen ook honderdduizenden Aramese en andere christelijke burgers zijn gedood. Sinds die periode was het moeilijk voor Syrisch-Orthodoxe christenen om in die streek te blijven wonen. Ze zijn langzaam naar het westen getrokken. Mijn ouders kwamen in een grote Aramese gemeenschap in Twente terecht. Daar is in Hengelo eind jaren zeventig de eerste Syrisch-Orthodoxe kerk van Europa gesticht.”

U bent grootgebracht in de Syrisch-Orthodoxe Kerk. Heeft dat invloed gehad op uw denken?
“Ik ben gevormd in die traditie, met de bijbel. Zoals menig gezond kind heb ik daar tegen gerebelleerd: allemaal dogmatische onzin. Later ga je daar anders tegen aan kijken. Je kunt je eigen achtergrond niet ontkennen. Je moet je die tradities eigen maken, ze herontdekken en herscheppen.”

Als u naar uw eigen werk kijkt, ziet u dan invloeden van die traditie?
“Ik vond het als jongen vaak een beproeving om drie dagen per week Bijbelexegese te moeten doen. Maar op die manier heb ik geleerd tijd te nemen voor teksten, aandachtig en geduldig te lezen. En wat de ideeën betreft: ik voel wel affiniteit met de vierde-eeuwse dichter Efrem de Syriër, één van de inspiratoren van de Syrisch-Orthodoxe Kerk. Hij zegt steeds dat hij niets over God kan zeggen, want dat gaat voorbij de grenzen van zijn verstand. En toch wil hij dat gebied verkennen. Dat herken ik. Verkennen doe je vooral door vragen te stellen. Zodra iemand pretendeert alle antwoorden paraat te hebben, begin ik me onbehaaglijk te voelen.”

In een recent artikel stelt u dat de discussie over human enhancement voor een deel bepaald wordt door impliciete vooronderstellingen die zijn terug te voeren op het werk van Descartes en Kant. Kun je met filosofen uit de zeventiende en achttiende eeuw de morele dilemma’s ontwarren rond zaken als genetic engineering, smart drugs, breinimplantaten?
“Het is goed om de discussies te kennen die zulke filosofen ooit hebben gevoerd over thema’s waar we nu nog mee worstelen. Anders ga je heel naïef het wiel opnieuw uitvinden. Maar uiteraard blijken sommige ideeën niet langer toereikend te zijn. Neem verantwoordelijkheid: dat hebben filosofen vanouds gekoppeld aan het individu. Vandaag de dag hebben we echter te maken met complexe organisaties. Handelingen en verantwoordelijkheden zijn eerder te herleiden tot netwerken en relaties tussen mensen. Dus moet je een nieuwe ethiek ontwikkelen. Daarvoor hebben wetenschappers en filosofen elkaar hard nodig.”

In de discussie tussen transhumanisten (die het gebruik van technologie propageren om de biologische tekortkomingen van de mens te overwinnen, red.) en bioconservatieven (critici van human enhancement, red.) ontwaart u het oude idee dat er een strikte scheiding bestaat tussen geest en materie, tussen de mens en de buitenwereld. De mens heeft volgens die visie een autonome geest, die onaantastbaar boven de empirische werkelijkheid zweeft.
“Mijn these is dat Descartes met dat idee een crisis in het denken probeerde te bezweren. Oude zekerheiden waren gaan wankelen door nieuwe wetenschappelijke inzichten, ontdekkingsreizen, de Reformatie. Descartes zei: die externe, empirische werkelijkheid mag dan nu een bron van onzekerheid zijn, we kunnen in ieder geval waarheid vinden door ons eigen denken te onderzoeken. Op die innerlijke wereld kon je blind varen. Dat was een radicale, ietwat verkrampte poging om weer controle te krijgen over de werkelijkheid. De materiële wereld werd volledig losgescheurd van de geestelijke wereld. Wie adequate uitspraken over de werkelijkheid wilde doen, was aangewezen op zijn innerlijke wereld, want die was zuiver, niet besmet door empirische invloeden.”

En zo’n ‘autonoom ik’ bestaat niet?
“Nee. Daarom vind ik sommige argumenten van bioconservatieven tegen human enhancement minder overtuigend. Hun vrees dat human enhancement de uniciteit van de mens bedreigt, gaat vaak uit van die onveranderlijke, autonome geest. Een concept dat ook snel leidt tot afkeer van nieuwe technologie.
In werkelijkheid is er voortdurend interactie tussen jou en de buitenwereld. Daar staat geen onbeweeglijke muur tussen. En omdat technologie sinds enkele eeuwen de buitenwereld steeds meer bepaalt, wordt onze identiteit op haar beurt steeds meer bepaald door onze interactie met technologie.
Dat technologische ontwikkelingen ons zelfbeeld veranderen is niets nieuws. Bij de introductie van de eerste stoomtreinen dachten veel mensen: dat kan niet gezond zijn, zo’n hoge snelheid gaat in tegen de menselijke natuur.”

De mens verandert dus mee met de techniek. Veegt u daarmee alle bezwaren tegen human enhancement van tafel?
“Nee. Ik zeg niet dat je alle nieuwe technologie kritiekloos moet omhelzen. Maar je moet kritisch zijn op basis van adequate argumenten. Als jij zegt: ‘geen human enhancement, want dat gaat in tegen de menselijke natuur’ moet je uitleggen wat je bedoelt met die term. Is de menselijke natuur iets zuivers en onveranderlijks? Of eerder iets waarover we voortdurend nieuwe ideeën ontwikkelen?”

Toch zet u ook vraagtekens bij het enthousiasme van de transhumanisten.
“Zij roepen het beeld op van de supermens, die triomfeert over de beperkingen van de natuur en zijn ideale staat gevonden heeft. Maar onder invloed van de buitenwereld zal de mens voortdurend blijven veranderen. Transhumanisten gaan ook te makkelijk voorbij aan het feit dat we weliswaar geen onveranderlijke menselijke natuur hebben, maar ons in de loop der eeuwen wel degelijk bepaalde sociale en morele gewoontes hebben eigen gemaakt. Die gewoontes hebben vooral betrekking op hoe we met elkaar omgaan: denk aan het idee dat elk mens recht heeft op een zekere waardigheid. Waarom hebben dat soort waarden zich zo goed weten te handhaven in de loop van de geschiedenis? Zulke tradities mag je niet zomaar opzij schuiven omwille van een aantrekkelijke nieuwe technologie.
Het is niet mijn taak om mensen te vertellen welke keuzes we moeten maken, maar ik wil wel vooronderstellingen blootleggen. Als bijvoorbeeld bio-ethicus John Harris in zijn boek ‘Enhancing Evolution: The Ethical Case For Making Better People’ betoogt dat we de morele plicht hebben om alles te doen wat mogelijk is om mensen te verbeteren, inclusief gentechnologie, dan moet je je kritisch afvragen wat er precies bedoeld wordt met ‘verbetering’.”

Harris heeft het over mensen die weerbaarder zullen zijn in tijden van klimaatverandering en energieschaarste, mensen die minder tot gewapende conflicten geneigd zijn omdat ze daarvoor te intelligent zullen zijn. Mensen die een hogere leeftijd bereiken, zonder ouderdomsziektes.
“Goed, maar op het moment dat je over verbeteren praat, veronderstelt dat een ideaal. Dan zeg ik: laten we eens over dat ideaal praten.”

Transhumanisten, wees intellectueel zo eerlijk om precies te beschrijven wat voor ideaal mens jullie voor ogen staat?
“Precies. In de discussies gaat het nooit expliciet over het doel. Terwijl een probleem of een ziekte alleen onderkend kan worden in het licht van een bepaald ideaal, met bijbehorende criteria.
Natuurlijk wil bijna iedereen langer leven en langer gezond blijven. Ik zeg ook niet dat je daar niet aan mag werken. Maar je moet wel durven nadenken over de mogelijke gevolgen: overbevolking, leegte, verveling. En als je onze huidige ‘imperfecte’ staat voortdurend naast dat ideaalbeeld van de vervolmaakte toekomstmens legt, bestaat het risico dat we onszelf steeds meer als minderwaardig zullen gaan ervaren.”

De hoorcollegereeks Technology and the Future of Humanity (www.thomasmore.nl/delft.php) is op 9 november begonnen. Nieuwe studenten blijven welkom. Als ook internationale studenten de colleges bijwonen, zullen deze in het Engels worden gegeven.

Er werd op de verbindingsweg tussen de TU-campus en de stad gecontroleerd van 20.00 tot 22.30 uur. In die tijd werden volgens de politie 10 (brom)fietsers bekeurd van wie de verlichting niet deugde. Dat kostte hen 20 euro bij een defecte fietsverlichting en het dubbele als het ging om een bromfiets.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.