Onderwijs

Successatelliet heeft kinderziektes

Wereldwijd ontvangen honderden radioamateurs signalen van Delfi C3. De missie is daarmee grotendeels geslaagd. Toch kampt de satelliet met kinderziektes.

“Ongelooflijk, zelfs met mijn kleine antenne kon ik vannacht op het dak de satelliet ontvangen. Gedurende maar liefst tien minuten. En dat terwijl hij ver langs de horizon voorbij kwam.” Enthousiaste mailtjes, zoals deze van een Finse radioamateur, stromen binnen bij het grondstation van de ‘nanosatelliet’ Delfi C3 in Delft. Honderden radioamateurs van over de hele wereld hebben al contact gehad met de satelliet. Ze helpen de TU bij het verzamelen van data.

De door studenten gebouwde satelliet ter grootte van een melkpak werd maandag 28 april vanuit India gelanceerd. Aan boord bevinden zich twee ‘missies’: zonnecellen van het Leidse bedrijf Dutch Space en een zonnehoekmeter van TNO. De komende drie maanden zendt de satelliet meetgegevens door over de degradatie van de zonnecellen, het vermogen dat de cellen leveren bij verschillende invalshoeken van het zonlicht en de temperatuur van het gevaarte.

De missie is een groot succes, laat projectbegeleider ir. Rob Hamann van Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek weten. “We worden overspoeld met gegevens. Iedereen verbaast zich over de kwaliteit van het signaal. We hebben de satelliet al meermalen in een andere werkstand gezet, zoals de transponder modus, waarbij de satelliet werkt als een communicatiesatelliet. Het geeft een kick om een satelliet aan te sturen die op 630 kilometer hoogte met ruim zeven kilometer per seconde rondjes draait om de aarde.”

De missie mag dan een succes heten, de satelliet kampt wel met wat kinderziektes. “De zonnesensoren leveren ons vrij veel foute data”, vertelt Hamann. “De zon zou af en toe plotseling vanuit een heel andere hoek komen. Dat is absurd. De verstoring komt mogelijk doordat er geladen deeltjes uit de ruimte op de sensoren terecht zijn gekomen. We proberen de situatie hier na te bootsen met een reservemodel.”

Ook werkt de computer aan boord nog niet helemaal naar wens. De computer schrijft de data te vaak weg op een apart geheugen, het flash memory. Doordat hij dit zo vaak doet, loopt hij kans om vast te lopen. De onderzoekers zien zich ook af en toe genoodzaakt om gebruik te maken van een veel kleinere reservecomputer, waar ze minder mee kunnen. Hamann: “We noemen dat de moron modus.”

Hamann werkt al aan een vervolgproject, de Delfi-n3Xt. “Die satelliet moet in 2010 gelanceerd worden. We gaan daarmee een stap verder. We willen kijken of we de satelliet door middel van microvoortstuwing van baan kunnen laten veranderen. Daarnaast wordt het flash memory tegen straling beschermd, de zenders worden nog krachtiger en er gaat een instrument mee dat straling analyseert.”

“Ongelooflijk, zelfs met mijn kleine antenne kon ik vannacht op het dak de satelliet ontvangen. Gedurende maar liefst tien minuten. En dat terwijl hij ver langs de horizon voorbij kwam.” Enthousiaste mailtjes, zoals deze van een Finse radioamateur, stromen binnen bij het grondstation van de ‘nanosatelliet’ Delfi C3 in Delft. Honderden radioamateurs van over de hele wereld hebben al contact gehad met de satelliet. Ze helpen de TU bij het verzamelen van data.

De door studenten gebouwde satelliet ter grootte van een melkpak werd maandag 28 april vanuit India gelanceerd. Aan boord bevinden zich twee ‘missies’: zonnecellen van het Leidse bedrijf Dutch Space en een zonnehoekmeter van TNO. De komende drie maanden zendt de satelliet meetgegevens door over de degradatie van de zonnecellen, het vermogen dat de cellen leveren bij verschillende invalshoeken van het zonlicht en de temperatuur van het gevaarte.

De missie is een groot succes, laat projectbegeleider ir. Rob Hamann van Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek weten. “We worden overspoeld met gegevens. Iedereen verbaast zich over de kwaliteit van het signaal. We hebben de satelliet al meermalen in een andere werkstand gezet, zoals de transponder modus, waarbij de satelliet werkt als een communicatiesatelliet. Het geeft een kick om een satelliet aan te sturen die op 630 kilometer hoogte met ruim zeven kilometer per seconde rondjes draait om de aarde.”

De missie mag dan een succes heten, de satelliet kampt wel met wat kinderziektes. “De zonnesensoren leveren ons vrij veel foute data”, vertelt Hamann. “De zon zou af en toe plotseling vanuit een heel andere hoek komen. Dat is absurd. De verstoring komt mogelijk doordat er geladen deeltjes uit de ruimte op de sensoren terecht zijn gekomen. We proberen de situatie hier na te bootsen met een reservemodel.”

Ook werkt de computer aan boord nog niet helemaal naar wens. De computer schrijft de data te vaak weg op een apart geheugen, het flash memory. Doordat hij dit zo vaak doet, loopt hij kans om vast te lopen. De onderzoekers zien zich ook af en toe genoodzaakt om gebruik te maken van een veel kleinere reservecomputer, waar ze minder mee kunnen. Hamann: “We noemen dat de moron modus.”

Hamann werkt al aan een vervolgproject, de Delfi-n3Xt. “Die satelliet moet in 2010 gelanceerd worden. We gaan daarmee een stap verder. We willen kijken of we de satelliet door middel van microvoortstuwing van baan kunnen laten veranderen. Daarnaast wordt het flash memory tegen straling beschermd, de zenders worden nog krachtiger en er gaat een instrument mee dat straling analyseert.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.