Campus

Succes van opleiding hangt meer van studenten af dan andersom

Kunnen studenten hun kans op succes vergroten door de ‘beste’ universiteit of hogeschool te kiezen? Volgens twee recente onderzoeken is dat de vraag. De belangrijkste succesfactor is de kwaliteit en motivatie van studenten zelf.

,,Voor de kans op studiesucces in Nederland maakt het nauwelijks uit waar je studeert.” Die stellige conclusie van de Amsterdamse onderzoekers Ariana Need en Uulkje de Jong stond kort geleden in het Tijdschrift voor Onderwijsresearch.

Deze socioloog en onderwijskundige van de Universiteit van Amsterdam, volgden 2071 studenten in de propedeuse van 125 faculteiten. Bij sommige faculteiten maakten de studenten veel betere vorderingen dan bij andere. Maar na uitvoerige analyse blijkt dat volgens Need en De Jong niet de verdienste van de opleidingen. Het ligt allemaal aan de studenten. Wie hoge eindexamencijfers had en gemotiveerd aan de studie begon, heeft de beste kansen. En sommige faculteiten trekken nu eenmaal meer ‘goede’ studenten aan dan andere.

Ook de tevredenheid van studenten, zoals gemeten in enquêtes, zegt volgens Need en De Jong weinig. Opleidingen met veel tevreden studenten hébben wel meer succes, maar uit een multivariate analyse blijkt dat dit verband weer terug te voeren is op de studenten zelf. Hun kwaliteit is doorslaggevend. Volgens de onderzoeksters zeggen uitslagen van enquêtes onder studenten dus niets over feitelijke verschillen in kwaliteit van universiteit of hogeschool.

Als Need en De Jong gelijk hebben, valt hetzelfde te zeggen over de slaagpercentages (het ‘rendement’) per opleiding die universiteiten en hogescholen jaarlijks publiceren. Er zíjn wel verschillen, maar dat komt vooral doordat de ene faculteit betere studenten aantrekt dan de andere. Een individuele student kan zijn lot dus niet verbeteren door bij zijn studiekeus op deze cijfers te letten – nog steeds: als het Amsterdamse onderzoek klopt.

Hoop

Maakt het voor je studiesucces dus echt niet uit waar je gaat studeren? Voor die conclusie is het nog te vroeg. Want het Amsterdamse onderzoek had wel beperkingen. Zo is het studiesucces alléén gemeten in het eerste jaar. En in plaats van individuele opleidingen zijn alleen complete faculteiten (of soms meer faculteiten) bekeken; terwijl de praktijk leert dat de verschillen tussen opleidingen van één faculteit groot kunnen zijn.

Voor opleidingen die toch denken dat ze ‘de beste’ zijn, blijft er dus ruimte voor hoop. Bovendien is er een ander recent onderzoek, waaruit blijkt dat studeren bij de ene instelling wel degelijk (iets) meer succes oplevert dan bij de andere.

Het gaat om onderzoek naar het lot van studenten ná hun studie, van het Researchinstituut voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) in Maastricht. Jim Allen en Rolf van der Velden analyseerden bestanden van de Hbo-Monitor, de grote enquête onder hbo-afgestudeerden sinds1994. Ook zij lieten daar een multivariate analyse op los.

Net als de twee Amsterdamse onderzoeksters stelt het ROA eerst dat verschillen in succes tussen (afgestudeerden van) diverse hogescholen vooral te verklaren zijn uit ‘externe’ factoren. Zoals de per regio verschillende arbeidsmarkt en: de kwaliteit van de studenten. Maar ook als men die invloeden uitschakelt, blijft er een ‘klein maar significant’ verschil tussen de hogescholen, meldde Jim Allen half april op een congres in Maastricht.

Kieskeurig

Het grootste verschil vertonen de salarissen. De keus van de ‘juiste’ hogeschool kon voor de generatie van 1990, die in 1994 afstudeerde, tientallen guldens extra maandsalaris opleveren. Welke instellingen het best scoorden wil de ROA-onderzoeker overigens niet zeggen; zijn opdrachtgevers (de hogescholen) zouden dat niet op prijs stellen.

Door de groeiende krapte op de arbeidsmarkt was het verschil in 1998 veel kleiner. Werkgevers werden minder kieskeurig en volgens Allen profiteerden (afgestudeerden van) juist zwakkere instellingen daarvan. Maar de ROA-analyse over 1994 laat toch zien dat de ene instelling zijn studenten kennelijk iets méér meegeeft dan de andere. Dat roept om verder onderzoek naar wat dat ‘iets’ dan mag zijn, en naar de vraag of studenten die extra kwaliteit al tijdens de studie onderkennen.

Tegelijk maken beide onderzoeken duidelijk dat het succes in studie en loopbaan toch vooral wordt bepaald door de individuele student. Volgens Need en De Jong moeten aanstaande studenten zich niet gek laten maken door lijstjes van beste universiteiten en hogescholen, maar vooral een opleiding zoeken die goed bij hun capaciteiten past. ,,Want voor studiesucces zullen ze zelf moeten zorgen.”

,,Voor de kans op studiesucces in Nederland maakt het nauwelijks uit waar je studeert.” Die stellige conclusie van de Amsterdamse onderzoekers Ariana Need en Uulkje de Jong stond kort geleden in het Tijdschrift voor Onderwijsresearch.

Deze socioloog en onderwijskundige van de Universiteit van Amsterdam, volgden 2071 studenten in de propedeuse van 125 faculteiten. Bij sommige faculteiten maakten de studenten veel betere vorderingen dan bij andere. Maar na uitvoerige analyse blijkt dat volgens Need en De Jong niet de verdienste van de opleidingen. Het ligt allemaal aan de studenten. Wie hoge eindexamencijfers had en gemotiveerd aan de studie begon, heeft de beste kansen. En sommige faculteiten trekken nu eenmaal meer ‘goede’ studenten aan dan andere.

Ook de tevredenheid van studenten, zoals gemeten in enquêtes, zegt volgens Need en De Jong weinig. Opleidingen met veel tevreden studenten hébben wel meer succes, maar uit een multivariate analyse blijkt dat dit verband weer terug te voeren is op de studenten zelf. Hun kwaliteit is doorslaggevend. Volgens de onderzoeksters zeggen uitslagen van enquêtes onder studenten dus niets over feitelijke verschillen in kwaliteit van universiteit of hogeschool.

Als Need en De Jong gelijk hebben, valt hetzelfde te zeggen over de slaagpercentages (het ‘rendement’) per opleiding die universiteiten en hogescholen jaarlijks publiceren. Er zíjn wel verschillen, maar dat komt vooral doordat de ene faculteit betere studenten aantrekt dan de andere. Een individuele student kan zijn lot dus niet verbeteren door bij zijn studiekeus op deze cijfers te letten – nog steeds: als het Amsterdamse onderzoek klopt.

Hoop

Maakt het voor je studiesucces dus echt niet uit waar je gaat studeren? Voor die conclusie is het nog te vroeg. Want het Amsterdamse onderzoek had wel beperkingen. Zo is het studiesucces alléén gemeten in het eerste jaar. En in plaats van individuele opleidingen zijn alleen complete faculteiten (of soms meer faculteiten) bekeken; terwijl de praktijk leert dat de verschillen tussen opleidingen van één faculteit groot kunnen zijn.

Voor opleidingen die toch denken dat ze ‘de beste’ zijn, blijft er dus ruimte voor hoop. Bovendien is er een ander recent onderzoek, waaruit blijkt dat studeren bij de ene instelling wel degelijk (iets) meer succes oplevert dan bij de andere.

Het gaat om onderzoek naar het lot van studenten ná hun studie, van het Researchinstituut voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) in Maastricht. Jim Allen en Rolf van der Velden analyseerden bestanden van de Hbo-Monitor, de grote enquête onder hbo-afgestudeerden sinds1994. Ook zij lieten daar een multivariate analyse op los.

Net als de twee Amsterdamse onderzoeksters stelt het ROA eerst dat verschillen in succes tussen (afgestudeerden van) diverse hogescholen vooral te verklaren zijn uit ‘externe’ factoren. Zoals de per regio verschillende arbeidsmarkt en: de kwaliteit van de studenten. Maar ook als men die invloeden uitschakelt, blijft er een ‘klein maar significant’ verschil tussen de hogescholen, meldde Jim Allen half april op een congres in Maastricht.

Kieskeurig

Het grootste verschil vertonen de salarissen. De keus van de ‘juiste’ hogeschool kon voor de generatie van 1990, die in 1994 afstudeerde, tientallen guldens extra maandsalaris opleveren. Welke instellingen het best scoorden wil de ROA-onderzoeker overigens niet zeggen; zijn opdrachtgevers (de hogescholen) zouden dat niet op prijs stellen.

Door de groeiende krapte op de arbeidsmarkt was het verschil in 1998 veel kleiner. Werkgevers werden minder kieskeurig en volgens Allen profiteerden (afgestudeerden van) juist zwakkere instellingen daarvan. Maar de ROA-analyse over 1994 laat toch zien dat de ene instelling zijn studenten kennelijk iets méér meegeeft dan de andere. Dat roept om verder onderzoek naar wat dat ‘iets’ dan mag zijn, en naar de vraag of studenten die extra kwaliteit al tijdens de studie onderkennen.

Tegelijk maken beide onderzoeken duidelijk dat het succes in studie en loopbaan toch vooral wordt bepaald door de individuele student. Volgens Need en De Jong moeten aanstaande studenten zich niet gek laten maken door lijstjes van beste universiteiten en hogescholen, maar vooral een opleiding zoeken die goed bij hun capaciteiten past. ,,Want voor studiesucces zullen ze zelf moeten zorgen.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.