Opinie

Studiefinanciering gaat aan eenvormigheid ten onder

Minister Ritzen vindt dat zijn stelsel van studiefinanciering staat als een huis. Maar het kraakt in al zijn voegen, waarschuwde onlangs een werkgroep van het kabinet.

Is er over een paar jaar van het huis nog iets anders over dan een puinhoop?

,,Het thans werkende stelsel voldoet goed.” Dat schreef minister Ritzen vorig jaar aan de Tweede Kamer en dat vindt hij nog steeds. Weliswaar heeft hij het afgelopen najaar een commissie aan het werk gezet die een ‘fundamenteel debat’ over de studiefinanciering moet aanzwengelen. Maar de uitkomst staat wat hem betreft bij voorbaat vast: in grote lijnen kan het huidige beurzenstelsel nog jaren mee.

Maar de minister komt steeds meer alleen te staan met dat standpunt. Het stelsel begint scheuren en gaten te vertonen. En Ritzen zelf lijkt die afbrokkeling op gang te hebben gebracht. In 1993 zwichtte hij voor de druk van met name het bedrijfsleven om studenten in een groot aantal technische en landbouwopleidingen een extra, vijfde jaar studiefinanciering toe te kennen. De algemene universiteiten wilden vervolgens dat hun bèta’s ook zo’n extra jaar kregen. En toen Ritzen daar geen geld voor gaf, betaalden de universiteiten het maar uit eigen zak.

Daarmee lijkt het hek van de dam. Per universiteit wisselen de rechten van studenten. Zo krijgen biologiestudenten aan sommige universiteiten vier, aan andere vijf jaar beurs. Aan de Technische Universiteit Eindhoven kunnen ’talentvolle’ eerstejaars binnenkort vijfduizend gulden extra beurs krijgen. De Universiteit van Amsterdam wil ‘excellente’ studenten aan het eind van hun studie met beurzen belonen. En meisjes die techniek willen studeren, kunnen het best naar de Universiteit Twente gaan, want die heeft voor hen speciale beursregels in petto.

Het zijn tekens aan de wand. Niet alleen studenten zuchten onder het juk dat Ritzen hun met zijn strakke beursregels oplegt. Ook universiteiten lopen aan tegen de grenzen van de studiefinanciering. Ze willen steeds meer inspelen op de specifieke behoeften van uiteenlopende groepen studenten. Maar de huidige studiefinancieringsregels dwingen studenten in een keurslijf, en dat verhindert universiteiten op hun beurt onderwijs ‘op maat’ te bieden.

Niet voor niets studeren de universiteiten op een plan waarin ze het verstrekken van studiegeld geheel in eigen hand nemen. Dan krijgen ze tenminste de vrijheid om onderwijs op maat te ondersteunen met beurzen op maat. Universiteiten als die van Eindhoven, Twente en Amsterdam lopen met hun eigen beursregels op die situatie vooruit – maar lang niet zover als ze wel zouden willen.
Tegenstrijdig

Dat het huidige studiefinancieringsstelsel lijdt aan een aantal ingebouwde tegenstrijdigheden, was al duidelijk toen het werd ingevoerd, in 1986. Een belangrijk uitgangspunt wasbijvoorbeeld dat het studenten onafhankelijk moest maken van hun ouders. Een tweede eis was de toegankelijkheid van het onderwijs: die moest gewaarborgd worden. Maar deze twee wensen – de belangrijkste die het stelsel moest vervullen – bleken niet tegelijkertijd te verwezenlijken. Daar was simpelweg geen geld voor.

Déze tegenstrijdigheid is weliswaar de meest in het oog springende, maar toch zal de studiefinanciering in haar huidige vorm er niet aan ten onder gaan. Want dit probleem is eenvoudig opgelost: één van de twee uitgangspunten liet men vallen. De basisbeurs werd steeds opnieuw verlaagd, en dat studenten daardoor meer en meer afhankelijk werden van hun ouders, namen zowel minister Ritzen als zijn voorganger Deetman voor lief.

Uiteindelijk zal het stelsel eerder ten onder gaan aan een kwaal die minder snel aan het licht kwam: zijn eenvormigheid. Er is maar één soort student waarmee het huidige stelsel uit de voeten kan. Die standaard-studenten zijn rond de twintig jaar oud. Ze studeren aan een opleiding die op papier precies vier jaar duurt, niet meer en niet minder. Ze studeren zonder onderbrekingen door tot hun diploma. En daar doen ze hooguit zes jaar over.

Maar de universiteiten en hogescholen worden steeds minder door zulke studenten bevolkt. Aan hogescholen zijn inmiddels onder meer de MKB-route en coöp-varianten in het leven geroepen, waarin studenten afwisselend leren en werken. De universiteiten krijgen binnenkort de vrijheid driejarige studies op te zetten. Elk van die afwijkingen vergt speciale studiefinancieringsregels. En in de toekomst zullen er meer afwijkingen ontstaan – al was het maar omdat het ook door Ritzen omarmde begrip ‘levenslang leren’ in de praktijk gebracht moet worden.

Dat kan niet lang goed gaan. Een werkgroep van het kabinet sprak daarover onlangs duidelijke taal. ,,Een te grote diversiteit aan regelingen is niet meer op te vangen binnen een stelsel dat nog steeds als uitgangspunt uniformiteit hanteert”, aldus de werkgroep. Als Ritzen doorgaat op deze weg, zal dat ,,ertoe leiden dat het stelsel vastloopt”. Maar het is niet meer uitsluitend Ritzen die de studiefinanciering met steeds nieuwe uitzonderingsregels belast. Dat ook de universiteiten er volop aan meedoen, maakt de waarschuwing alleen maar dringender.

Het stelsel kraakt in al zijn voegen. Als Ritzen zelf niet inziet dat er grondige renovatie nodig is, zal het over niet al te lange tijd vanzelf instorten. Dan is het nog slechts de vraag wat er op de puinhopen zal verrijzen.
Hanne Obbink

(De auteur is redacteur van het Hoger Onderwijs Persbureau)

Minister Ritzen vindt dat zijn stelsel van studiefinanciering staat als een huis. Maar het kraakt in al zijn voegen, waarschuwde onlangs een werkgroep van het kabinet. Is er over een paar jaar van het huis nog iets anders over dan een puinhoop?

,,Het thans werkende stelsel voldoet goed.” Dat schreef minister Ritzen vorig jaar aan de Tweede Kamer en dat vindt hij nog steeds. Weliswaar heeft hij het afgelopen najaar een commissie aan het werk gezet die een ‘fundamenteel debat’ over de studiefinanciering moet aanzwengelen. Maar de uitkomst staat wat hem betreft bij voorbaat vast: in grote lijnen kan het huidige beurzenstelsel nog jaren mee.

Maar de minister komt steeds meer alleen te staan met dat standpunt. Het stelsel begint scheuren en gaten te vertonen. En Ritzen zelf lijkt die afbrokkeling op gang te hebben gebracht. In 1993 zwichtte hij voor de druk van met name het bedrijfsleven om studenten in een groot aantal technische en landbouwopleidingen een extra, vijfde jaar studiefinanciering toe te kennen. De algemene universiteiten wilden vervolgens dat hun bèta’s ook zo’n extra jaar kregen. En toen Ritzen daar geen geld voor gaf, betaalden de universiteiten het maar uit eigen zak.

Daarmee lijkt het hek van de dam. Per universiteit wisselen de rechten van studenten. Zo krijgen biologiestudenten aan sommige universiteiten vier, aan andere vijf jaar beurs. Aan de Technische Universiteit Eindhoven kunnen ’talentvolle’ eerstejaars binnenkort vijfduizend gulden extra beurs krijgen. De Universiteit van Amsterdam wil ‘excellente’ studenten aan het eind van hun studie met beurzen belonen. En meisjes die techniek willen studeren, kunnen het best naar de Universiteit Twente gaan, want die heeft voor hen speciale beursregels in petto.

Het zijn tekens aan de wand. Niet alleen studenten zuchten onder het juk dat Ritzen hun met zijn strakke beursregels oplegt. Ook universiteiten lopen aan tegen de grenzen van de studiefinanciering. Ze willen steeds meer inspelen op de specifieke behoeften van uiteenlopende groepen studenten. Maar de huidige studiefinancieringsregels dwingen studenten in een keurslijf, en dat verhindert universiteiten op hun beurt onderwijs ‘op maat’ te bieden.

Niet voor niets studeren de universiteiten op een plan waarin ze het verstrekken van studiegeld geheel in eigen hand nemen. Dan krijgen ze tenminste de vrijheid om onderwijs op maat te ondersteunen met beurzen op maat. Universiteiten als die van Eindhoven, Twente en Amsterdam lopen met hun eigen beursregels op die situatie vooruit – maar lang niet zover als ze wel zouden willen.
Tegenstrijdig

Dat het huidige studiefinancieringsstelsel lijdt aan een aantal ingebouwde tegenstrijdigheden, was al duidelijk toen het werd ingevoerd, in 1986. Een belangrijk uitgangspunt wasbijvoorbeeld dat het studenten onafhankelijk moest maken van hun ouders. Een tweede eis was de toegankelijkheid van het onderwijs: die moest gewaarborgd worden. Maar deze twee wensen – de belangrijkste die het stelsel moest vervullen – bleken niet tegelijkertijd te verwezenlijken. Daar was simpelweg geen geld voor.

Déze tegenstrijdigheid is weliswaar de meest in het oog springende, maar toch zal de studiefinanciering in haar huidige vorm er niet aan ten onder gaan. Want dit probleem is eenvoudig opgelost: één van de twee uitgangspunten liet men vallen. De basisbeurs werd steeds opnieuw verlaagd, en dat studenten daardoor meer en meer afhankelijk werden van hun ouders, namen zowel minister Ritzen als zijn voorganger Deetman voor lief.

Uiteindelijk zal het stelsel eerder ten onder gaan aan een kwaal die minder snel aan het licht kwam: zijn eenvormigheid. Er is maar één soort student waarmee het huidige stelsel uit de voeten kan. Die standaard-studenten zijn rond de twintig jaar oud. Ze studeren aan een opleiding die op papier precies vier jaar duurt, niet meer en niet minder. Ze studeren zonder onderbrekingen door tot hun diploma. En daar doen ze hooguit zes jaar over.

Maar de universiteiten en hogescholen worden steeds minder door zulke studenten bevolkt. Aan hogescholen zijn inmiddels onder meer de MKB-route en coöp-varianten in het leven geroepen, waarin studenten afwisselend leren en werken. De universiteiten krijgen binnenkort de vrijheid driejarige studies op te zetten. Elk van die afwijkingen vergt speciale studiefinancieringsregels. En in de toekomst zullen er meer afwijkingen ontstaan – al was het maar omdat het ook door Ritzen omarmde begrip ‘levenslang leren’ in de praktijk gebracht moet worden.

Dat kan niet lang goed gaan. Een werkgroep van het kabinet sprak daarover onlangs duidelijke taal. ,,Een te grote diversiteit aan regelingen is niet meer op te vangen binnen een stelsel dat nog steeds als uitgangspunt uniformiteit hanteert”, aldus de werkgroep. Als Ritzen doorgaat op deze weg, zal dat ,,ertoe leiden dat het stelsel vastloopt”. Maar het is niet meer uitsluitend Ritzen die de studiefinanciering met steeds nieuwe uitzonderingsregels belast. Dat ook de universiteiten er volop aan meedoen, maakt de waarschuwing alleen maar dringender.

Het stelsel kraakt in al zijn voegen. Als Ritzen zelf niet inziet dat er grondige renovatie nodig is, zal het over niet al te lange tijd vanzelf instorten. Dan is het nog slechts de vraag wat er op de puinhopen zal verrijzen.
Hanne Obbink

(De auteur is redacteur van het Hoger Onderwijs Persbureau)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.