Opinie

Stormachtige ontwikkeling van de computer

Stadsgeografe Cordula Rooijendijk heeft het als absolute alfa aangedurfd om de opkomst van de computer te beschrijven.

Computers zijn een zodanig vanzelfsprekend onderdeel van onze leefomgeving geworden dat niemand zich er meer over verwondert. En dat is eigenlijk heel vreemd. Want het is nog maar kort geleden dat de mens zich zonder internet, computers en e-mail wist te redden. De ontwikkeling vanaf computers waar je doorheen wandelde (op zoek naar een defect relais of radiobuis) tot exemplaren die implanteerbaar zijn, heeft zich binnen een mensenleven afgespeeld. En toch vindt iedereen dat maar heel normaal.

Iedereen, behalve Cordula Rooijendijk dan. Die wist niet wat ze hoorde toen ze in 1995 op een feestje was beland met jongens die het altijd over computers leken te hebben. ‘In de vensterbank stond een lavalamp flinke bellen te blazen, naast een wat uitgedroogde paprikaplant’, herinnert ze zich in haar boek.‘Op de achtergrond klonk Pink Floyd, zojuist verwisseld voor de muziek van The Rolling Stones. De aanwezigen zaten in een kring in kleermakerszit, de schoenen waren uitgetrokken.’ Vanaf een groot kussen in de hoek sloeg Rooijendijk de groep gade en zag hoe de discussies zonder spoor van vermoeidheid tot diep in de nacht doorgingen. Hoe was het mogelijk om zo lang over computers te praten, vroeg ze zich af. Maar ook werd ze er hopeloos nieuwsgierig van. Tien jaar later wilde ze er een boek over schrijven.
Decodeermachines

Met gevoel voor detail en menselijke eigenaardigheden schetst Rooijendijk in haar boek de ontwikkeling vanaf de eerste decodeermachines via de eerste universeel programmeerbare computers tot en met het internet. Een ontwikkeling die aanvankelijk houtje-touwtje verloopt, maar vanaf ergens in de jaren tachtig in een stroomversnelling raakt.

Rooijendijk gaat op zoek naar de Nederlandse computerpioniers en spreekt de computerbouwers van het eerste uur, zoals Carel Schouten en Jan Loopstra, die in het Mathematisch Centrum van de VU hebben gewerkt. Aad van Wijngaarden was er directeur en Edsger Dijkstra noemde zich er NEP, Nederlands Eerste Programmeur. Ook ontmoet ze in een dorpje aan de Waal de MCVAX: de legendarische computer die Nederland voor het eerst met Amerika verbond. ‘MCVAX is vrij groot, het formaat van een flinke eettafel. Geert opent het luik en plaatst de schijf in de machine. Kloenk, kloenk klinkt het, vrij hard. Hij sluit het luik en zet de MCVAX aan. Ik hoor een zuchtend geluid. Steeds harder draait de MCVAX zijn schijf in de rondte, steeds harder, tot er een oorverdovend lawaai klinkt.’

MCVAX was in 1982 de computer waarmee Piet Beertema op het Mathematisch Centrum voor het eerst een datalijn naar Amerika opende: 30 byte per seconde. Beertema was de man achter internet in Nederland. Tot in de jaren ‘90 kwamen alle aanvragen voor domeinnamen bij hem terecht. Beertema bedacht ook de landenindeling en stelde op 25 april 1986 de domeinnaam .nl in, als eerste land ter wereld. In 1988 was Nederland weer de eerste met een internetverbinding naar Amerika en op 1 mei 1993 was het Amsterdamse xs4all de eerste provider buiten Amerika. In 1994 bedenkt Jaap Haartsen Bluetooth en in 1997 legt Vic Hayes uit Utrecht de basis voor WiFi.

Wat was dat toch met Nederland, waarom zo haantje de voorste bij de computerontwikkelingen? ‘Het lag aan de vrijheid van onze onderzoeksgroep’, legt Haartsen uit in ‘Alles moest nog uitgevonden worden’. Ook voor Rop Gongrijp, initiator van xs4all, was vrijheid belangrijk geweest. En op het Mathematisch Centrum had altijd veel vrijheid geheerst. Een vruchtbare creatieve anarchie. En geld deed er nog niet zo toe.

Voor wie vroeger, net als de meeste mensen uit dit boek, zijn speelgoed demonteerde, is ‘Alles moest nog..’ een feest van herkenning. Voor anderen een eye-opener.

Cordula Rooijendijk: ‘Alles moest nog uitgevonden worden’, Atlas, pp 344, € 19,90

Computers zijn een zodanig vanzelfsprekend onderdeel van onze leefomgeving geworden dat niemand zich er meer over verwondert. En dat is eigenlijk heel vreemd. Want het is nog maar kort geleden dat de mens zich zonder internet, computers en e-mail wist te redden. De ontwikkeling vanaf computers waar je doorheen wandelde (op zoek naar een defect relais of radiobuis) tot exemplaren die implanteerbaar zijn, heeft zich binnen een mensenleven afgespeeld. En toch vindt iedereen dat maar heel normaal.



Iedereen, behalve Cordula Rooijendijk dan. Die wist niet wat ze hoorde toen ze in 1995 op een feestje was beland met jongens die het altijd over computers leken te hebben. ‘In de vensterbank stond een lavalamp flinke bellen te blazen, naast een wat uitgedroogde paprikaplant’, herinnert ze zich in haar boek.‘Op de achtergrond klonk Pink Floyd, zojuist verwisseld voor de muziek van The Rolling Stones. De aanwezigen zaten in een kring in kleermakerszit, de schoenen waren uitgetrokken.’ Vanaf een groot kussen in de hoek sloeg Rooijendijk de groep gade en zag hoe de discussies zonder spoor van vermoeidheid tot diep in de nacht doorgingen. Hoe was het mogelijk om zo lang over computers te praten, vroeg ze zich af. Maar ook werd ze er hopeloos nieuwsgierig van. Tien jaar later wilde ze er een boek over schrijven.



Decodeermachines

Met gevoel voor detail en menselijke eigenaardigheden schetst Rooijendijk in haar boek de ontwikkeling vanaf de eerste decodeermachines via de eerste universeel programmeerbare computers tot en met het internet. Een ontwikkeling die aanvankelijk houtje-touwtje verloopt, maar vanaf ergens in de jaren tachtig in een stroomversnelling raakt.



Rooijendijk gaat op zoek naar de Nederlandse computerpioniers en spreekt de computerbouwers van het eerste uur, zoals Carel Schouten en Jan Loopstra, die in het Mathematisch Centrum van de VU hebben gewerkt. Aad van Wijngaarden was er directeur en Edsger Dijkstra noemde zich er NEP, Nederlands Eerste Programmeur. Ook ontmoet ze in een dorpje aan de Waal de MCVAX: de legendarische computer die Nederland voor het eerst met Amerika verbond. ‘MCVAX is vrij groot, het formaat van een flinke eettafel. Geert opent het luik en plaatst de schijf in de machine. Kloenk, kloenk klinkt het, vrij hard. Hij sluit het luik en zet de MCVAX aan. Ik hoor een zuchtend geluid. Steeds harder draait de MCVAX zijn schijf in de rondte, steeds harder, tot er een oorverdovend lawaai klinkt.’



MCVAX was in 1982 de computer waarmee Piet Beertema op het Mathematisch Centrum voor het eerst een datalijn naar Amerika opende: 30 byte per seconde. Beertema was de man achter internet in Nederland. Tot in de jaren ‘90 kwamen alle aanvragen voor domeinnamen bij hem terecht. Beertema bedacht ook de landenindeling en stelde op 25 april 1986 de domeinnaam .nl in, als eerste land ter wereld. In 1988 was Nederland weer de eerste met een internetverbinding naar Amerika en op 1 mei 1993 was het Amsterdamse xs4all de eerste provider buiten Amerika. In 1994 bedenkt Jaap Haartsen Bluetooth en in 1997 legt Vic Hayes uit Utrecht de basis voor WiFi.



Wat was dat toch met Nederland, waarom zo haantje de voorste bij de computerontwikkelingen? ‘Het lag aan de vrijheid van onze onderzoeksgroep’, legt Haartsen uit in ‘Alles moest nog uitgevonden worden’. Ook voor Rop Gongrijp, initiator van xs4all, was vrijheid belangrijk geweest. En op het Mathematisch Centrum had altijd veel vrijheid geheerst. Een vruchtbare creatieve anarchie. En geld deed er nog niet zo toe.



Voor wie vroeger, net als de meeste mensen uit dit boek, zijn speelgoed demonteerde, is ‘Alles moest nog..’ een feest van herkenning. Voor anderen een eye-opener.



Cordula Rooijendijk: Alles moest nog uitgevonden worden, Atlas, pp 344, € 19,90

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.