Onderwijs

‘Stop gewoon eens met die studie’

Vooraanstaand techniekfilosoof Carl Mitcham is in Nederland om de eerste Van Riessenlezing te houden, ter nagedachtenis aan de Delftse professor die in 2000 overleed.

Mitcham, zelf ‘zowel rooms als boeddhistisch’, vindt dat de technologische ontwikkeling wel wat langzamer kan. “We moeten kritischer zijn over welke technologie gewenst is.”

Filosofen praten in volzinnen over abstracte zaken, terwijl ingenieurs praktisch zijn en communiceren in cijfers, formules of modellen. Staat een ingenieur open voor techniekfilosofie?

“Er zijn ingenieurs – niet het merendeel, maar wel veel – die geïnteresseerd zijn in de grotere betekenis van hun werk. Dit zijn vaak wat oudere ingenieurs, die klaar zijn met hun creërende technische werk. Met hen kan ik gemakkelijk over filosofie praten, het helpt ze na te denken over wat technologie eigenlijk is en erop te reflecteren.”

Maar wilt u met uw werk dan geen invloed hebben op de praktijk, op de ingenieurs die nog wel creëren?

“Jawel, maar ik wil vooral de maatschappij in het algemeen helpen bij het denken over technologie. En de meesten van ons zijn geen ingenieurs of wetenschappers. Mensen zien technologie vaak als eng en mysterieus. Techniekfilosofie kan helpen om op een systematische manier na te denken over wat technologie eigenlijk is en hoe we, samen met wetenschappers en ingenieurs, de wereld creëren. Zodra de maatschappij, die geld geeft voor onderzoek, vragen gaat stellen over technologische ontwikkeling, worden wetenschappers en ingenieurs gedwongen te verantwoorden wat ze precies doen en waarom. Zowel ingenieurs als de rest van de maatschappij zouden wat mij betreft meer moeten reflecteren op technologie.”

Wilde u altijd al techniekfilosoof worden?

“Ingenieurs heb ik altijd intrigerend gevonden. Mijn oom was boer en als ik bij hem op bezoek was kon ik duidelijk zien wat voor werk hij deed. Koeien melken, oogsten, dat soort dingen. Mijn vader was ingenieur en die leek helemaal niet te werken. Hij zat achter zijn bureau en nam nu en dan de telefoon op. Ik was al vroeg benieuwd wat een ingenieur nu eigenlijk doet. Filosoof werd ik na wat omzwervingen. Ik begon met een studie scheikunde, als voorbereiding op een artsenopleiding. Maar ik stopte een tijd met studeren, begon aan een studie Engelse literatuur en stapte later over naar filosofie. Na negen jaar had ik mijn bachelorsdiploma in ‘liberal arts’ en in filosofie. Ik zie dat trouwens niet als tijdverlies, maar als ervaring opdoen.” Lachend: “Ik raad mijn studenten ook aan gewoon eens met hun studie te stoppen. Daar leer je meer van dan van zo snel mogelijk door je studie heen te racen.”

In uw boek ‘Thinking Through Technology’ verwijst u naar de Nederlandse reformatorische techniekfilosoof Van Riessen, voor wie u nu de eerste herdenkingslezing houdt. Wat betekent hij voor uw werk?

“Zijn werk heeft me geholpen mijn professoren te overtuigen. Zij vonden technologie geen filosofisch onderwerp, maar ik wilde het voor mijn mastersscriptie toch onderzoeken. Op eigen houtje zocht ik literatuur en vond een paar Europese auteurs die zich met techniekfilosofie bezighielden. Onder andere Van Riessen. Als deze professor uit Nederland zich ermee bezig hield, moest het de moeite waard zijn. In mijn dissertatie, waarvan ‘Thinking Through Technology’ een bewerking is, geef ik een overzicht van de historie van de techniekfilosofie. In de Verenigde Staten was dit nieuw, maar wereldwijd niet baanbrekend. In feite hadden Van Riessen en zijn Europese collega’s ook al veel van dit werk gedaan.”

Hoe omschrijft u het werk van Van Riessen?

“Van Riessen was een van de eerste mensen die de activiteiten van een ingenieur, een unieke combinatie van denken en doen, nauwgezet bestudeerde. Hij deed dit als een bioloog: hij verzamelde informatie over alle soorten ingenieursactiviteiten en ordende ze naar kenmerken en functies. Verder analyseerde Van Riessen de relatie tussen technologie en sociale, politieke en economische problemen die in technologische wereld opkwamen.”

Wat voor problemen?

“Waarom hadden in de negentiende eeuw de arbeiders in grote fabrieken, anders dan ambachtslieden in een werkplaats, het zo moeilijk? Waar vroeger een persoon een spijker maakte van begin tot eind, werkten nu vijf mensen aan een deeltaak om die spijker te maken. Vergaande opsplitsing van werk in kleine taken zorgde voor hogere productie, maar ook voor ontevreden werkers door gebrek aan afwisseling en zichtbaar resultaat. De eersten die met machines werkten, gingen bijna allemaal aan de drank om de saaie dag door te komen. Van Riessen wilde analyseren hoe het sociale probleem, in dit geval ongelukkige fabrieksarbeiders, voortkomt uit technologische ontwikkeling in de samenleving. Ook bracht hij het religieuze perspectief in de techniekfilosofie. Volgens hem wordt het probleem opgelost als men het motief om te werken verandert. Door niet voor jezelf of meer productie te werken, maar ten dienste van God, haal je er meer voldoening uit. Mijn probleem met de religieuze respons van Van Riessen is dat deze erg theoretisch is. Hij zegt niet wat je concreet kunt doen om problemen (veroorzaakt door technologische ontwikkeling) op te lossen. In hindoetermen: er is geen yoga.”

In uw lezing zet u naast een aantal vormen van christelijke kijk op technologie, een boeddhistische kijk. Bent u zelf boeddhistisch?

“Ik ben zelf protestants opgegroeid en als twintiger heb ik me bekeerd tot de rooms-katholieke kerk. De laatste vijftien jaar ben ik kritischer geworden ten opzichte van het katholicisme en ben me gaan interesseren voor het boeddhisme. Ik voel me aangetrokken door de nederigheid en de geweldloosheid in het boeddhisme. Ik ben lid van een boeddhistisch klooster en ga ook soms naar de kerk. Maar ik ga dan misschien meer als boeddhist dan als katholiek.”

Wat is de boeddhistische visie op technologie?

“Dat weet ik nog niet, dat is waar ik de komende tien jaar achter wil komen.”

Een goede boeddhist aanvaardt zijn lot. Hij zal hierdoor misschien minder snel geneigd zijn technologie te ontwikkelen om het zichzelf gemakkelijker te maken. Denkt u dat in de boeddhistische traditie de technologische ontwikkeling minder snel zal gaan?

“Ja, dat is zo.”

Is dat goed of slecht?

“Ik denk dat dat goed is. We hebben zoveel technologie en kennis, ik vind dat we langzamer moeten gaan. Ik ga niet zeggen dat we helemaal geen technologie moeten ontwikkelen, maar ik vind dat we kritischer moeten zijn in welke technologie gewenst is. Ik was bijvoorbeeld dik tevreden met WordPerfect 4.2. Nu zijn ze al bij versie 12 en die kan dus niets wat ik met 4.2 wel wilde maar niet kon. Maar het kost me wel tijd om steeds opnieuw te leren hoe het werkt. Een ander voorbeeld zijn de tests die gedaan worden als je op de eerste hulp van het ziekenhuis komt. Vroeger werden er in eerste instantie vijf tests gedaan en constateerde de arts in 80 procent van de gevallen de juiste aandoening. Door ontwikkeling van kennis werden er meer tests toegevoegd. Nu worden wel twintig tests gedaan en wat blijkt? De artsen zitten er vaker naast dan vroeger met vijf tests. De ontwikkeling heeft in dit geval duidelijk niet het gewenste effect gehad. Net als bij het onderzoek naar wereldwijde klimaatverandering. Enorme hoeveelheden onderzoeksgeld hebben gezorgd voor meer kennis. En nu hebben we een voorspelling voor de temperatuurstijging met een nog grotere bandbreedte dan eerst. Wat hebben we daaraan? Is dat alle geld en moeite die erin gestoken is waard geweest? In een artikel waar ik nu mee bezig ben, ‘speeding things down’, kijk ik wat er zou gebeuren als we de technologische ontwikkeling wat vertragen en beter zouden nadenken over wat echt nuttig is.”

Bedrijven zijn toch gebaat bij ontwikkeling, zodat de consument steeds nieuwere versies koopt? Is het niet erg idealistisch als u denkt hen te kunnen vertragen?

“Het zal niet makkelijk zijn technologische ontwikkeling te vertragen, maar ik weiger mopperend achterover te gaan zitten. Het is idealistisch, maar er zijn er meer die tegen de stroom inzwemmen. Een klein maar smakelijk voorbeeld is de slow food movement in Italië, die zich verzet tegen het steeds sneller en op grotere schaal produceren van voedsel. Zij gaan terug naar ambachtelijk gemaakt voedsel, tijdrovend maar veel smakelijker. Wereldwijd volgen mensen hun voorbeeld. Ik geloof er echt in dat technologische ‘vooruitgang’ niet zonder meer goed is. Men moet goed nadenken over het nut van een bepaalde ontwikkeling.”

(Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)
WIE IS CARL MITCHAM?

Prof. Carl Mitcham (1941), een vooraanstaand Amerikaans techniekfilosoof, werd bekend met het boek ‘Thinking Through Technology, the path between engineering and philosophy’ (1994). Dit overzicht van de techniekfilosofie is een bewerking van zijn dissertatie. Mitcham promoveerde aan Fordham University, een jezuïetenuniversiteit in New York, en werd daarna onder andere hoogleraar filosofie van het Science Technology Society Program van Pennsylvania State University. Ook richtte hij het Philosophy and Technology Studies Center van de Polytechnic University van New York op. Nu is hij hoogleraar aan de Colorado School of Mines en met sabbatical. “Maar dat betekent niet dat ik rustig achterover zit.” De techniekfilosoof werkt aan een boek over religie en technologie en verdiept zich in wetenschapsbeleid. “Welke kennis is de moeite waard om te ontwikkelen en in welke ontwikkeling kunnen we beter geen geld en moeite steken?” In 2005 kwam de vier delen tellende ‘Encyclopedia of Science, Technology, and Ethics’ uit waarvan hij samensteller was.

Filosofen praten in volzinnen over abstracte zaken, terwijl ingenieurs praktisch zijn en communiceren in cijfers, formules of modellen. Staat een ingenieur open voor techniekfilosofie?

“Er zijn ingenieurs – niet het merendeel, maar wel veel – die geïnteresseerd zijn in de grotere betekenis van hun werk. Dit zijn vaak wat oudere ingenieurs, die klaar zijn met hun creërende technische werk. Met hen kan ik gemakkelijk over filosofie praten, het helpt ze na te denken over wat technologie eigenlijk is en erop te reflecteren.”

Maar wilt u met uw werk dan geen invloed hebben op de praktijk, op de ingenieurs die nog wel creëren?

“Jawel, maar ik wil vooral de maatschappij in het algemeen helpen bij het denken over technologie. En de meesten van ons zijn geen ingenieurs of wetenschappers. Mensen zien technologie vaak als eng en mysterieus. Techniekfilosofie kan helpen om op een systematische manier na te denken over wat technologie eigenlijk is en hoe we, samen met wetenschappers en ingenieurs, de wereld creëren. Zodra de maatschappij, die geld geeft voor onderzoek, vragen gaat stellen over technologische ontwikkeling, worden wetenschappers en ingenieurs gedwongen te verantwoorden wat ze precies doen en waarom. Zowel ingenieurs als de rest van de maatschappij zouden wat mij betreft meer moeten reflecteren op technologie.”

Wilde u altijd al techniekfilosoof worden?

“Ingenieurs heb ik altijd intrigerend gevonden. Mijn oom was boer en als ik bij hem op bezoek was kon ik duidelijk zien wat voor werk hij deed. Koeien melken, oogsten, dat soort dingen. Mijn vader was ingenieur en die leek helemaal niet te werken. Hij zat achter zijn bureau en nam nu en dan de telefoon op. Ik was al vroeg benieuwd wat een ingenieur nu eigenlijk doet. Filosoof werd ik na wat omzwervingen. Ik begon met een studie scheikunde, als voorbereiding op een artsenopleiding. Maar ik stopte een tijd met studeren, begon aan een studie Engelse literatuur en stapte later over naar filosofie. Na negen jaar had ik mijn bachelorsdiploma in ‘liberal arts’ en in filosofie. Ik zie dat trouwens niet als tijdverlies, maar als ervaring opdoen.” Lachend: “Ik raad mijn studenten ook aan gewoon eens met hun studie te stoppen. Daar leer je meer van dan van zo snel mogelijk door je studie heen te racen.”

In uw boek ‘Thinking Through Technology’ verwijst u naar de Nederlandse reformatorische techniekfilosoof Van Riessen, voor wie u nu de eerste herdenkingslezing houdt. Wat betekent hij voor uw werk?

“Zijn werk heeft me geholpen mijn professoren te overtuigen. Zij vonden technologie geen filosofisch onderwerp, maar ik wilde het voor mijn mastersscriptie toch onderzoeken. Op eigen houtje zocht ik literatuur en vond een paar Europese auteurs die zich met techniekfilosofie bezighielden. Onder andere Van Riessen. Als deze professor uit Nederland zich ermee bezig hield, moest het de moeite waard zijn. In mijn dissertatie, waarvan ‘Thinking Through Technology’ een bewerking is, geef ik een overzicht van de historie van de techniekfilosofie. In de Verenigde Staten was dit nieuw, maar wereldwijd niet baanbrekend. In feite hadden Van Riessen en zijn Europese collega’s ook al veel van dit werk gedaan.”

Hoe omschrijft u het werk van Van Riessen?

“Van Riessen was een van de eerste mensen die de activiteiten van een ingenieur, een unieke combinatie van denken en doen, nauwgezet bestudeerde. Hij deed dit als een bioloog: hij verzamelde informatie over alle soorten ingenieursactiviteiten en ordende ze naar kenmerken en functies. Verder analyseerde Van Riessen de relatie tussen technologie en sociale, politieke en economische problemen die in technologische wereld opkwamen.”

Wat voor problemen?

“Waarom hadden in de negentiende eeuw de arbeiders in grote fabrieken, anders dan ambachtslieden in een werkplaats, het zo moeilijk? Waar vroeger een persoon een spijker maakte van begin tot eind, werkten nu vijf mensen aan een deeltaak om die spijker te maken. Vergaande opsplitsing van werk in kleine taken zorgde voor hogere productie, maar ook voor ontevreden werkers door gebrek aan afwisseling en zichtbaar resultaat. De eersten die met machines werkten, gingen bijna allemaal aan de drank om de saaie dag door te komen. Van Riessen wilde analyseren hoe het sociale probleem, in dit geval ongelukkige fabrieksarbeiders, voortkomt uit technologische ontwikkeling in de samenleving. Ook bracht hij het religieuze perspectief in de techniekfilosofie. Volgens hem wordt het probleem opgelost als men het motief om te werken verandert. Door niet voor jezelf of meer productie te werken, maar ten dienste van God, haal je er meer voldoening uit. Mijn probleem met de religieuze respons van Van Riessen is dat deze erg theoretisch is. Hij zegt niet wat je concreet kunt doen om problemen (veroorzaakt door technologische ontwikkeling) op te lossen. In hindoetermen: er is geen yoga.”

In uw lezing zet u naast een aantal vormen van christelijke kijk op technologie, een boeddhistische kijk. Bent u zelf boeddhistisch?

“Ik ben zelf protestants opgegroeid en als twintiger heb ik me bekeerd tot de rooms-katholieke kerk. De laatste vijftien jaar ben ik kritischer geworden ten opzichte van het katholicisme en ben me gaan interesseren voor het boeddhisme. Ik voel me aangetrokken door de nederigheid en de geweldloosheid in het boeddhisme. Ik ben lid van een boeddhistisch klooster en ga ook soms naar de kerk. Maar ik ga dan misschien meer als boeddhist dan als katholiek.”

Wat is de boeddhistische visie op technologie?

“Dat weet ik nog niet, dat is waar ik de komende tien jaar achter wil komen.”

Een goede boeddhist aanvaardt zijn lot. Hij zal hierdoor misschien minder snel geneigd zijn technologie te ontwikkelen om het zichzelf gemakkelijker te maken. Denkt u dat in de boeddhistische traditie de technologische ontwikkeling minder snel zal gaan?

“Ja, dat is zo.”

Is dat goed of slecht?

“Ik denk dat dat goed is. We hebben zoveel technologie en kennis, ik vind dat we langzamer moeten gaan. Ik ga niet zeggen dat we helemaal geen technologie moeten ontwikkelen, maar ik vind dat we kritischer moeten zijn in welke technologie gewenst is. Ik was bijvoorbeeld dik tevreden met WordPerfect 4.2. Nu zijn ze al bij versie 12 en die kan dus niets wat ik met 4.2 wel wilde maar niet kon. Maar het kost me wel tijd om steeds opnieuw te leren hoe het werkt. Een ander voorbeeld zijn de tests die gedaan worden als je op de eerste hulp van het ziekenhuis komt. Vroeger werden er in eerste instantie vijf tests gedaan en constateerde de arts in 80 procent van de gevallen de juiste aandoening. Door ontwikkeling van kennis werden er meer tests toegevoegd. Nu worden wel twintig tests gedaan en wat blijkt? De artsen zitten er vaker naast dan vroeger met vijf tests. De ontwikkeling heeft in dit geval duidelijk niet het gewenste effect gehad. Net als bij het onderzoek naar wereldwijde klimaatverandering. Enorme hoeveelheden onderzoeksgeld hebben gezorgd voor meer kennis. En nu hebben we een voorspelling voor de temperatuurstijging met een nog grotere bandbreedte dan eerst. Wat hebben we daaraan? Is dat alle geld en moeite die erin gestoken is waard geweest? In een artikel waar ik nu mee bezig ben, ‘speeding things down’, kijk ik wat er zou gebeuren als we de technologische ontwikkeling wat vertragen en beter zouden nadenken over wat echt nuttig is.”

Bedrijven zijn toch gebaat bij ontwikkeling, zodat de consument steeds nieuwere versies koopt? Is het niet erg idealistisch als u denkt hen te kunnen vertragen?

“Het zal niet makkelijk zijn technologische ontwikkeling te vertragen, maar ik weiger mopperend achterover te gaan zitten. Het is idealistisch, maar er zijn er meer die tegen de stroom inzwemmen. Een klein maar smakelijk voorbeeld is de slow food movement in Italië, die zich verzet tegen het steeds sneller en op grotere schaal produceren van voedsel. Zij gaan terug naar ambachtelijk gemaakt voedsel, tijdrovend maar veel smakelijker. Wereldwijd volgen mensen hun voorbeeld. Ik geloof er echt in dat technologische ‘vooruitgang’ niet zonder meer goed is. Men moet goed nadenken over het nut van een bepaalde ontwikkeling.”

(Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)
WIE IS CARL MITCHAM?

Prof. Carl Mitcham (1941), een vooraanstaand Amerikaans techniekfilosoof, werd bekend met het boek ‘Thinking Through Technology, the path between engineering and philosophy’ (1994). Dit overzicht van de techniekfilosofie is een bewerking van zijn dissertatie. Mitcham promoveerde aan Fordham University, een jezuïetenuniversiteit in New York, en werd daarna onder andere hoogleraar filosofie van het Science Technology Society Program van Pennsylvania State University. Ook richtte hij het Philosophy and Technology Studies Center van de Polytechnic University van New York op. Nu is hij hoogleraar aan de Colorado School of Mines en met sabbatical. “Maar dat betekent niet dat ik rustig achterover zit.” De techniekfilosoof werkt aan een boek over religie en technologie en verdiept zich in wetenschapsbeleid. “Welke kennis is de moeite waard om te ontwikkelen en in welke ontwikkeling kunnen we beter geen geld en moeite steken?” In 2005 kwam de vier delen tellende ‘Encyclopedia of Science, Technology, and Ethics’ uit waarvan hij samensteller was.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.