Campus

Speedmeeten bij IO

Het achtste lustrum van IO werd vorige week donderdag gevierd met een middagje speed-meeten. Veertien IO-alumni traden aan om kond te doen van hun leven na de TU.

Er waren speciale IO-petit fours. Decaan Cees Bont was spreekstalmeester en verleidde studenten om aan te schuiven bij de alumni. Na een aarzelend begin ontstonden rond de veertien tafeltjes ontspannen en leerzame ontmoetingen. ‘Kijken vanuit de gebruikers’

Neele Kistemaker sprong twee jaar geleden meteen het diepe in. De inkt van haar masterdiploma was nog niet droog of haar bedrijf Muzus zag het levenslicht. De geplande vakantie sneuvelde er voor. “Ik had een opdracht, dus het bedrijf moest er sneller dan gepland komen.”
In een zwart gat viel ze als startend ondernemer niet. “Hoe je een bedrijf moet runnen, leer je niet op de TU. Maar ik kan in Muzus wel honderd procent van mijn studie kwijt”, stelt ze. “In elk geval mijn eerste master, design for interaction. Die gebruik ik elke dag.” Haar ontwerpbureau ontwikkelt ‘concepten aan de hand van ervaringen en behoeften van mensen met dingen in het dagelijks leven’. Haar tweede master, integrated product design, gebruikt ze niet. “Daarbij gaat het om het technisch uitontwikkelen van concepten. Muzus gaat tot de ontwikkelingsfase.” In plaats van een leukste of nuttigste facet van haar IO-opleiding komt Kistemaker met iets grappigs. “Ondanks dat IO een technische studie is, heb ik geleerd juist niet vanuit de techniek te kijken naar producten en ontwerptrajecten, maar vanuit gebruikers. De studie was in dat opzicht verrassend en gaaf.” Wat Kistemaker betreft had een vak als digitale elektronica haar bespaard mogen blijven. “Daar heb ik nu niet veel aan, maar voor anderen kan het relevant zijn.”
De IO-studie ontwikkelt zich volgens haar in de goede richting. “Sinds ik afstudeerde is de studie best veranderd. Wat meer zoals de aanpak in ons bedrijf, kijken vanuit de mensen.” En als ze toch een puntje van kritiek mag hebben: “Zorg voor een goede koffiebar.”

,’Geen zorgen over mijn toekomst’

Ineens voelde Arjan Koolstra, de benjamin onder de speedmeetende IO-alumni, zich een beetje belangrijk. Een eigen tafeltje en om hem heen ‘gearriveerde’ IO’ers. “Een beetje gek ja”, bevestigt hij. “Want ik sta nog aan het begin.”
Koolstra rondde onlangs de master strategic product design (SPD) af en was daarmee de vierduizendste IO-alumnus. Zijn afstudeerproject was bijzonder. “Voor Pearl Music Europe, een grote drumfabrikant, heb ik een project opgezet om het merk beter te positioneren.” Koolstra drumt in zijn vrije tijd en heeft een bijbaan bij een instrumentenwinkel in Den Haag. “Alle producenten doen eigenlijk hetzelfde. Op een website showen ze hun aanbod en de verkoop gebeurt in de winkels. Geen merk gaat in op de wens van de consument. Mijn plan is contact tot stand brengen tussen Pearl en de consument vóór de aankoop, zodat de consument via Pearl zijn keus kan maken.”
In een week met speeddates met oud-IO’ers en de terugkeer van IO’ers die het ver hebben geschopt als autodesigner rijst de vraag of Koolstra in het voetspoor van een van hen wil treden. Hij heeft geen favoriet, wel inspiratiebronnen. “Ik heb les gehad van enkele diehard SPD’ers met inzicht in markt en bedrijven. Die richting, van analyse bedrijf-markt, vind ik interessant.”
Koolstra is blij met zijn IO-master, maar de bachelor viel hem zwaar. “De drukte. Werkgroepen en tegelijk ontwerpdeadlines. Ik ben een perfectionist en wilde ook die opdrachten goed volbrengen. De master was relaxter.” Onder de streep staat een dikke plus. “Je leert creatief met een probleem omgaan en krijgt een brede kijk, want het is een brede studie. Over mijn toekomst maak ik me geen zorgen. Als TU-student heb je een goede reputatie.”

,’Je bent een duizendpoot’

Maarten Pinxten (29) studeerde in juli 2005 af bij het Delftse ontwerpbureau Fabrique en werkt nu als zogeheten interaction ontwerper voor TomTom. Daar ontwerpt hij niet het kastje van de navigatiesystemen, maar datgene wat automobilisten op hun schermpje zien.
Ook voor zijn afstudeeropdracht wilde hij zich niet beperken tot het ontwerp van een fysiek voorwerp. “Ik was op zoek naar een combinatie van een fysiek product en een interactieve interface”, vertelt hij.
“Bij Fabrique hadden ze een opdracht van Albert Heijn voor het ontwerp van een productscanner in een winkelwagen, maar ze hadden ook een opdracht van TomTom voor een navigatieproduct. Ik koos voor dat laatste. Dat leek me uitdagender.”
Het beviel klaarblijkelijk goed: Pinxten bleef na zijn afstuderen nog anderhalf jaar hangen bij Fabrique en stapte in 2007 over naar TomTom. “Als eerste grote project heb ik daar een online routeplanner ontworpen. Nu ben ik bezig met menu’s op het scherm en ontwerp ik functionaliteiten zoals file-informatie.”
In het bedrijfsleven beseft hij hoe divers zijn opleiding bij industrieel ontwerpen was. “Je merkt dat je een duizendpoot bent. Neem de behuizing van een TomTom: hoewel ik hem niet ontwerp, kan ik er wel over meepraten. Datzelfde geldt voor kosten- en marketingaspecten. Dat haalt het hele ontwerp uit de academische sfeer. Je bent met alles bezig. Bruikbaarheid en verkoop houd je in je achterhoofd.”

,’Je zit voor op de bok bij innovaties’

En óf Rens Metz, IO-alumnus van 49, in zijn carrière wat aan zijn opleiding heeft gehad. “Heel veel!” Hij studeerde af in de richting management van de productontwikkeling. Alles wat hij sindsdien beroepsmatig deed, ligt in het verlengde daarvan. Meteen na zijn studie ging hij aan de slag als manager/coördinator productontwikkeling bij Atag, producent van kookapparatuur. Bij werkgevers die volgden, zoals Polynorm en Era Bouw, was hij actief in vergelijkbare innovatie- en marketingfuncties. Nu is hij innovatieconsultant bouw bij zijn eigen adviesbureau MetzConsult.
Het vak fascineert hem nog buitenmate. “Door de opleiding heb je begrip van innovatieprocessen. En het mooie van dit vak: je zit voor op de bok, staat vooraan bij vernieuwingen voor bedrijven. In de bouw is dat helemaal spannend. Je wilt kwaliteit verbeteren, consumenten inspraak geven, werken aan duurzaamheid. Maar de bouw is een keten. Verandering is er moeilijk.”
In dat soms moeizame proces van vernieuwing maakt Metz dankbaar gebruik van zijn TU-bagage. Een leukste onderdeel kan hij niet bedenken. “Het mooie is dat IO, in mijn tijd heette dat nog industriële vormgeving, een integrale studie is. Je hebt alles in je pakket om iets nieuws neer te zetten.” Over overbodige of ronduit vervelende aspecten moet Metz geruime tijd denken. Om dan de handdoek in de ring te gooien. “Er is vast iets geweest, maar dat kan ik niet terughalen. Het zal iets wiskundigs zijn geweest.” En de huidige studie? “IO is veelzijdiger geworden. Toen ik hier studeerde moesten we alles zelf uitzoeken. Industriële vormgeving was nog nauwelijks een vak.”

,‘Verslagen roken naar ammoniak’

De allereerste afstudeerder bepaalt nu mede hoe de opleiding eruitziet. Norbert Roozenburg (63) is onderwijsdirecteur bij industrieel ontwerpen. Er is zelfs een zaal naar hem vernoemd. Dat was een verrassing bij zijn veertigjarig jubileum.
Roozenburg begon destijds met één andere student. “Die andere helft viel af. Toen ik afstudeerde (op 28 oktober 1971, red.) waren er veertig studenten. Het was een heel kleine opleiding en je had goed onderling contact. We kregen wat dat betreft heel goed onderwijs. Zelfs fotografie en filosofie. We waren een gemeenschap die zich moest bewijzen in Delft.”
Met genoegen verhaalt hij over dit tijdperk. “Onze verslagen roken naar ammoniak. Dat was carbonpapier. Computers waren er nog niet. Ik studeerde af op het ontwerp van een carrosserie voor de Buxi, een autobusje dat transport van deur tot deur moest leveren.”
Daarna bleef Roozenburg als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de TU. “Mijn grote interesse betrof ontwerpmethoden en methodisch ontwerpen en ik dacht dat ik dat gebied alleen binnen de universiteit kon ontginnen. Je hoefde dan ook niet in militaire dienst. Dat heeft ook een rol gespeeld.”
In de tweede helft van de jaren tachtig werkte Roozenburg enkele jaren bij het gerenommeerde ontwerpbureau Total Design van Wim Crouwel. Daarna was hij twee jaar adjunct-directeur van de Academie voor Industriële Vormgeving in Eindhoven. “Dat droeg het stempel van een kunstacademie. Ik wilde terug naar de universiteit.” Hij werd universitair docent, hoofddocent en uiteindelijk directeur onderwijs.
Roozenburg heeft de faculteit nogal zien veranderen. “IO begon als een bijzonder praktische opleiding, zonder onderzoekstraditie. In het begin ging het om productontwerpen, dat werd al gauw productontwikkeling. Er is nu meer en betere theorie. Meer diepgang en vakken over hoe mensen op producten reageren en hoe zij die gebruiken.”

Het nieuwe jaar is begonnen. Vol angstige financiële verwachtingen maar ook vol goede voornemens. Wie stopt er met roken en wie stopt er met iets anders?
Paul Erdös was een geniaal wiskundige die de kunst van het tellen tot wetenschap heeft verheven. Ik heb hem één keer ontmoet. Op een conferentie in Tsjechië speelde ik een potje schaak met één van zijn promovendi en Erdös kwam erbij zitten, want hij was buitengewoon vriendelijk en altijd op zoek naar aanspraak. “Vhere ar you from?” vroeg hij. Zijn Hongaarse nationaliteit had hij opgegeven maar zijn accent had hij gehouden. “Ah, Holland! I visited De Bruijn in Eindhoven in 1967 viz my mother!” Het was toen al ruim twintig jaar later en moeder Erdös was ook al twintig jaar dood. Paul Erdös trok sindsdien alleen door de wereld, overnachtend bij één van zijn vele wiskundige vrienden, met alles wat hij had in een koffer.
Erdös had meer dan alleen kleren in zijn koffer. Ook medicijnen als benzedrine en ritaline, spul waarvan je hersens op hol slaan. Hij sliep heel weinig en bleef maar doorgaan met wiskunde tot diep in de nacht, waardoor hij niet bekend stond als de ideale logé onder zijn ongedrogeerde collega’s. Erdös was de pillen oorspronkelijk gaan slikken als antidepressiva na zijn moeders dood, maar hij kwam er al snel achter dat ze een gunstig effect hadden op zijn concentratievermogen. Zo werd hij één van de eerste natuurwetenschappers op cognitie verhogende drugs.
Ritaline, in de jaren zestig bekend als speed, wordt tegenwoordig voorgeschreven voor ADHD, een aangeboren ziekte die voorkomt van Mongolië tot Timboektoe. Ritaline helpt ADHD-kinderen om zich beter te concentreren, vaak zo goed dat ze omtoveren van de slechtsten tot de besten van de klas. Dat is niet onopgemerkt gebleven. Cognitieverhogers zijn op het internet bijna net zo populair als erectieverharders. Ik zou wel eens willen weten hoeveel overambitieuze Delftse wetenschappers er rondlopen op speed. Elk voordeel heeft zijn nadeel, ritaline heeft minder prettige bijwerkingen. Het veroorzaakt een chronisch vitaminetekort en leidt tot manisch gedrag. Let dus op die overhaaste collega met zijn enorme wetenschappelijke productie, die elke dag vijftig keer zijn handen gaat wassen. Vraag hem naar zijn goede voornemen voor 2009.

‘Kijken vanuit de gebruikers’
‘Kijken vanuit de gebruikers’

‘Kijken vanuit de gebruikers’

Neele Kistemaker sprong twee jaar geleden meteen het diepe in. De inkt van haar masterdiploma was nog niet droog of haar bedrijf Muzus zag het levenslicht. De geplande vakantie sneuvelde er voor. “Ik had een opdracht, dus het bedrijf moest er sneller dan gepland komen.”
In een zwart gat viel ze als startend ondernemer niet. “Hoe je een bedrijf moet runnen, leer je niet op de TU. Maar ik kan in Muzus wel honderd procent van mijn studie kwijt”, stelt ze. “In elk geval mijn eerste master, design for interaction. Die gebruik ik elke dag.” Haar ontwerpbureau ontwikkelt ‘concepten aan de hand van ervaringen en behoeften van mensen met dingen in het dagelijks leven’. Haar tweede master, integrated product design, gebruikt ze niet. “Daarbij gaat het om het technisch uitontwikkelen van concepten. Muzus gaat tot de ontwikkelingsfase.” In plaats van een leukste of nuttigste facet van haar IO-opleiding komt Kistemaker met iets grappigs. “Ondanks dat IO een technische studie is, heb ik geleerd juist niet vanuit de techniek te kijken naar producten en ontwerptrajecten, maar vanuit gebruikers. De studie was in dat opzicht verrassend en gaaf.” Wat Kistemaker betreft had een vak als digitale elektronica haar bespaard mogen blijven. “Daar heb ik nu niet veel aan, maar voor anderen kan het relevant zijn.”
De IO-studie ontwikkelt zich volgens haar in de goede richting. “Sinds ik afstudeerde is de studie best veranderd. Wat meer zoals de aanpak in ons bedrijf, kijken vanuit de mensen.” En als ze toch een puntje van kritiek mag hebben: “Zorg voor een goede koffiebar.”

‘Geen zorgen over mijn toekomst’
‘Geen zorgen over mijn toekomst’

‘Geen zorgen over mijn toekomst’

Ineens voelde Arjan Koolstra, de benjamin onder de speedmeetende IO-alumni, zich een beetje belangrijk. Een eigen tafeltje en om hem heen ‘gearriveerde’ IO’ers. “Een beetje gek ja”, bevestigt hij. “Want ik sta nog aan het begin.”
Koolstra rondde onlangs de master strategic product design (SPD) af en was daarmee de vierduizendste IO-alumnus. Zijn afstudeerproject was bijzonder. “Voor Pearl Music Europe, een grote drumfabrikant, heb ik een project opgezet om het merk beter te positioneren.” Koolstra drumt in zijn vrije tijd en heeft een bijbaan bij een instrumentenwinkel in Den Haag. “Alle producenten doen eigenlijk hetzelfde. Op een website showen ze hun aanbod en de verkoop gebeurt in de winkels. Geen merk gaat in op de wens van de consument. Mijn plan is contact tot stand brengen tussen Pearl en de consument vóór de aankoop, zodat de consument via Pearl zijn keus kan maken.”
In een week met speeddates met oud-IO’ers en de terugkeer van IO’ers die het ver hebben geschopt als autodesigner rijst de vraag of Koolstra in het voetspoor van een van hen wil treden. Hij heeft geen favoriet, wel inspiratiebronnen. “Ik heb les gehad van enkele diehard SPD’ers met inzicht in markt en bedrijven. Die richting, van analyse bedrijf-markt, vind ik interessant.”
Koolstra is blij met zijn IO-master, maar de bachelor viel hem zwaar. “De drukte. Werkgroepen en tegelijk ontwerpdeadlines. Ik ben een perfectionist en wilde ook die opdrachten goed volbrengen. De master was relaxter.” Onder de streep staat een dikke plus. “Je leert creatief met een probleem omgaan en krijgt een brede kijk, want het is een brede studie. Over mijn toekomst maak ik me geen zorgen. Als TU-student heb je een goede reputatie.”

‘Je bent een duizendpoot’
‘Je bent een duizendpoot’

‘Je bent een duizendpoot’

Maarten Pinxten (29) studeerde in juli 2005 af bij het Delftse ontwerpbureau Fabrique en werkt nu als zogeheten interaction ontwerper voor TomTom. Daar ontwerpt hij niet het kastje van de navigatiesystemen, maar datgene wat automobilisten op hun schermpje zien.
Ook voor zijn afstudeeropdracht wilde hij zich niet beperken tot het ontwerp van een fysiek voorwerp. “Ik was op zoek naar een combinatie van een fysiek product en een interactieve interface”, vertelt hij.
“Bij Fabrique hadden ze een opdracht van Albert Heijn voor het ontwerp van een productscanner in een winkelwagen, maar ze hadden ook een opdracht van TomTom voor een navigatieproduct. Ik koos voor dat laatste. Dat leek me uitdagender.”
Het beviel klaarblijkelijk goed: Pinxten bleef na zijn afstuderen nog anderhalf jaar hangen bij Fabrique en stapte in 2007 over naar TomTom. “Als eerste grote project heb ik daar een online routeplanner ontworpen. Nu ben ik bezig met menu’s op het scherm en ontwerp ik functionaliteiten zoals file-informatie.”
In het bedrijfsleven beseft hij hoe divers zijn opleiding bij industrieel ontwerpen was. “Je merkt dat je een duizendpoot bent. Neem de behuizing van een TomTom: hoewel ik hem niet ontwerp, kan ik er wel over meepraten. Datzelfde geldt voor kosten- en marketingaspecten. Dat haalt het hele ontwerp uit de academische sfeer. Je bent met alles bezig. Bruikbaarheid en verkoop houd je in je achterhoofd.”

‘Je zit voor op de bok bij innovaties’
‘Je zit voor op de bok bij innovaties’

‘Je zit voor op de bok bij innovaties’

En óf Rens Metz, IO-alumnus van 49, in zijn carrière wat aan zijn opleiding heeft gehad. “Heel veel!” Hij studeerde af in de richting management van de productontwikkeling. Alles wat hij sindsdien beroepsmatig deed, ligt in het verlengde daarvan. Meteen na zijn studie ging hij aan de slag als manager/coördinator productontwikkeling bij Atag, producent van kookapparatuur. Bij werkgevers die volgden, zoals Polynorm en Era Bouw, was hij actief in vergelijkbare innovatie- en marketingfuncties. Nu is hij innovatieconsultant bouw bij zijn eigen adviesbureau MetzConsult.
Het vak fascineert hem nog buitenmate. “Door de opleiding heb je begrip van innovatieprocessen. En het mooie van dit vak: je zit voor op de bok, staat vooraan bij vernieuwingen voor bedrijven. In de bouw is dat helemaal spannend. Je wilt kwaliteit verbeteren, consumenten inspraak geven, werken aan duurzaamheid. Maar de bouw is een keten. Verandering is er moeilijk.”
In dat soms moeizame proces van vernieuwing maakt Metz dankbaar gebruik van zijn TU-bagage. Een leukste onderdeel kan hij niet bedenken. “Het mooie is dat IO, in mijn tijd heette dat nog industriële vormgeving, een integrale studie is. Je hebt alles in je pakket om iets nieuws neer te zetten.” Over overbodige of ronduit vervelende aspecten moet Metz geruime tijd denken. Om dan de handdoek in de ring te gooien. “Er is vast iets geweest, maar dat kan ik niet terughalen. Het zal iets wiskundigs zijn geweest.” En de huidige studie? “IO is veelzijdiger geworden. Toen ik hier studeerde moesten we alles zelf uitzoeken. Industriële vormgeving was nog nauwelijks een vak.”

‘Verslagen roken naar ammoniak’
‘Verslagen roken naar ammoniak’

‘Verslagen roken naar ammoniak’

De allereerste afstudeerder bepaalt nu mede hoe de opleiding eruitziet. Norbert Roozenburg (63) is onderwijsdirecteur bij industrieel ontwerpen. Er is zelfs een zaal naar hem vernoemd. Dat was een verrassing bij zijn veertigjarig jubileum.
Roozenburg begon destijds met één andere student. “Die andere helft viel af. Toen ik afstudeerde (op 28 oktober 1971, red.) waren er veertig studenten. Het was een heel kleine opleiding en je had goed onderling contact. We kregen wat dat betreft heel goed onderwijs. Zelfs fotografie en filosofie. We waren een gemeenschap die zich moest bewijzen in Delft.”
Met genoegen verhaalt hij over dit tijdperk. “Onze verslagen roken naar ammoniak. Dat was carbonpapier. Computers waren er nog niet. Ik studeerde af op het ontwerp van een carrosserie voor de Buxi, een autobusje dat transport van deur tot deur moest leveren.”
Daarna bleef Roozenburg als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de TU. “Mijn grote interesse betrof ontwerpmethoden en methodisch ontwerpen en ik dacht dat ik dat gebied alleen binnen de universiteit kon ontginnen. Je hoefde dan ook niet in militaire dienst. Dat heeft ook een rol gespeeld.”
In de tweede helft van de jaren tachtig werkte Roozenburg enkele jaren bij het gerenommeerde ontwerpbureau Total Design van Wim Crouwel. Daarna was hij twee jaar adjunct-directeur van de Academie voor Industriële Vormgeving in Eindhoven. “Dat droeg het stempel van een kunstacademie. Ik wilde terug naar de universiteit.” Hij werd universitair docent, hoofddocent en uiteindelijk directeur onderwijs.
Roozenburg heeft de faculteit nogal zien veranderen. “IO begon als een bijzonder praktische opleiding, zonder onderzoekstraditie. In het begin ging het om productontwerpen, dat werd al gauw productontwikkeling. Er is nu meer en betere theorie. Meer diepgang en vakken over hoe mensen op producten reageren en hoe zij die gebruiken.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.