Campus

‘Sommige Nobelprijswinnaars doen heel raar onderzoek’

Het eiland van Lindau, een schilderachtig Zuid-Duits stadje aan het Bodenmeer, was tussen 27 juli en 2 augustus het decor van een ontmoeting tussen 59 Nobelprijswinnaars en honderden jonge wetenschappers.

Onder hen ook twee Delftenaren: dr. Katja Nowack, postdoc bij quantumtransport en ir. Marijn van Loenhout, promovendus bij bionanoscience.

WIE ZIJN KATJA NOWACK EN MARIJN VAN LOENHOUT?
Katja Nowack (30) werd geboren in Krefeld, Duitsland. Ze doorliep het gymnasium in Viersen, nabij Venlo. Ze ging natuurkunde studeren in Aken en sloot die studie in 2005 cum laude af. Dat jaar kwam ze naar Delft voor een promotieonderzoek naar de detectie en manipulatie van de spin van een enkel elektron in een quantumdot bij prof.dr. Lieven Vandersypen (onderzoeksgroep quantumtransport van de afdeling nanoscience, faculteit Technische Natuurwetenschappen). Sinds haar promotie in 2009 werkt ze er als postdoc.
Marijn van Loenhout (28) haalde zijn ingenieurstitel technische natuurkunde aan de Universiteit Twente in 2006. Een jaar eerder behaalde hij er een minor in de scheikunde op basis van een half jaar werk aan de universiteit van Cambridge.
In 2007 startte hij zijn promotieonderzoek naar de moleculaire biofysica van DNA-reparatiemechanismen onder begeleiding van prof.dr.ir. Cees Dekker (TNW). Daarnaast is hij actief in het onderwijs in dezelfde afdeling bionanoscience.

De zon glinstert over het blauwe water. Golfjes klotsen loom tegen de muur van de kade. Aan de promenade staan grote statige huizen met rood bloeiende bloembakken in de vensterbanken. Tussen de gebouwen klinkt op de pleinen zacht geklater van rijk gedecoreerde fonteinen. Het leven voltrekt zich hier in een bedaagd tempo. Een ideale plek voor oudere Nobellaureaten en jongere wetenschappers om elkaar te ontmoeten. Het weekprogramma kent naast plenaire sessies tal van kleinere bijeenkomsten en sociale gelegenheden (inclusief de onontkoombare polonaise) die uitnodigen om elkaar beter te leren kennen.

To educate, to inspire and to connect zijn de doelstellingen van de jaarlijkse bijeenkomsten in Lindau. Gastvrouw gravin Bettina Bernadotte, kleindochter van initiatiefnemer graaf Bernadotte van Mainau en voorzitter van de organiserende raad, vindt het vooral van belang dat jonge mensen wetenschap leuk blijven vinden.

Jullie zijn net terug van een bijeenkomst met meer dan 650 studenten en 59 Nobelprijswinnaars. Wie wilden jullie zeker ontmoeten?
Marijn van Loenhout (ML): “Ik wilde Werner Arber ontmoeten (Geneeskunde 1978, red.) of een van de mensen die betrokken waren bij de ontwikkeling van het green fluorescent protein (GFP, Scheikunde 2008, red.) omdat dat dicht bij mijn vakgebied ligt.”

En jij, Katja?
Katja Nowack (KN): “Ik heb wel gekeken wie er zouden komen, maar ik had niemand uitgekozen. Er lopen wel een paar Nobelprijsdragers op de wereld rond die ik graag zou ontmoeten: ik denk aan Wolfgang Ketterle (Natuurkunde 2001, red.) of Steven Chu (Natuurkunde 1997, red.). Maar die hebben geen tijd voor dit soort meetings.”

Dit was alweer de zestigste bijeenkomst van Nobelprijswinnaars in Lindau. Wat is het idee erachter?
KN: “Het is een Duits initiatief uit 1951. De bedoeling was toen om na de Tweede Wereldoorlog Duitse wetenschappers weer in contact te brengen met de wereldgemeenschap. Die beweging is uitgegroeid tot een internationale bijeenkomst met mensen uit zeventig verschillende landen.”

Hoe word je uitgenodigd?
KN: “Bij mij kwam dat door mijn promotiebegeleider Lieven Vandersypen, die lid is van de Jonge Academie. Leden van de KNAW konden mensen nomineren. Later heeft de academie daar een selectie uit gemaakt (van twaalf personen, red.) die naar de organisatie is doorgestuurd.”

Is deelname aan te bevelen?
ML: “Ik vind van wel. Bijwonen is erg leuk, vooral omdat het programma erg breed is. Normaal gaan conferenties over een specifiek onderwerp. Lindau geeft een heel breed beeld van de wetenschap, en ook van de wereld. Omdat je er Chinezen treft en Afrikanen, die je op andere conferenties toch minder ziet.”

Ik kan me ook voorstellen dat het geheel wat overweldigend is. Ik heb een aantal lezingen op internet gezien en die waren niet allemaal even toegankelijk. Hoe was dat voor jullie?
KN: “De kwaliteit van de praatjes was erg verschillend. Sommigen spraken over de Nobelprijs zelf, anderen over recent onderzoek en weer anderen spraken over een heel ander onderwerp zoals het energieprobleem. Er zijn ook Nobellaureaten die niet meer goed bezig zijn.”

Vertel eens.
“Nou, Luc Montagnier bijvoorbeeld (Geneeskunde 2008, red.). Het is moeilijk te beschrijven, maar die doet heel raar onderzoek. Bijvoorbeeld naar homeopathie. Of Brian Josephson (Natuurkunde 1973) die nu geïnteresseerd is in bewustzijn, parapsychologie en telepathie. Ik ben naar zijn lezing geweest omdat het iets ludieks heeft om een Nobelprijswinnaar over heel andere dingen te horen spreken.”
ML: “Ik zat bij Ivar Giaever die samen met Brian Josephson de Nobelprijs heeft gewonnen. Hij zei: Om een Nobelprijs te winnen moet je heel vasthoudend zijn. Maar misschien iets minder vasthoudend dan mijn collega Josephson.”

Wat was voor jou een hoogtepunt in de week?
KN: “Ik heb mijn favoriete Nobellaureaat gevonden. Ik denk dat het voor ons beiden gold: Oliver Smithies (Geneeskunde 2007, red).”

Leg uit.
ML: “Hij straalt een enorm plezier uit. Nog altijd. Hij is 85 jaar en staat nog elke dag in het lab. Met zijn vrouw samen, die ook een lab heeft.”
KN: “Het is een erg opgewekte en positieve persoonlijkheid. Los ook van zijn Nobelprijs. Ik denk dat ik hem ook fantastisch zou vinden als ik hem gewoon op straat tegen zou komen.”
ML: “Zijn presentatie bestond eruit dat hij scans liet zien van zijn labjournaals die hij heeft bijgehouden vanaf het moment dat hij promovendus werd. Hij heeft voor de nummering van zijn journaals alle hoofdletters, kleine letters, Griekse letters en Romeinse cijfers al gehad en was nu beland bij kleine letters met accenten.”
KN: “Hij hield een stevig pleidooi voor het bijhouden van een papieren labjournaal, wat ik niet meer doe. Alles gaat op de computer. Dat is toch handiger.”

Sta je na zo’n week ook anders in het lab?
KN: “Na een week weg sta ik altijd weer een beetje frisser in het lab. Maar niet dat ik nu supergemotiveerd ben om een Nobelprijs te winnen of zo.”

Op internet zag ik dat de discussies op de laatste dag over duurzaamheid gingen en over duurzame energie. Het viel me op dat er stevige kritiek was op de weinig duurzame westerse levensstijl.
ML: “Ik zie daar wel een conflict. Als je mensen op straat vraagt dan zeggen ze: de wetenschap zal wel een oplossing verzinnen. Maar de oplossing ligt niet bij de wetenschap. We moeten gewoon besluiten dat we de steenkool in de grond laten zitten omdat die net zo gevaarlijk is als atoombommen. Maar zolang de stroom van windmolens tien cent duurder is dan die van kolencentrales, kiezen de meeste mensen voor kolenstroom. De communicatie tussen wetenschap en publiek blijft een lastig probleem. Dat kwam de hele week wel naar voren.”
KN: “Robert Laughlin (Natuurkunde 1998, red.) stelde de eindigheid van de voorraden aan de orde. Hij ging er vanuit dat we alles op zouden stoken. Maar hij zei er eerlijk bij dat hij zelf aan zijn levensstandaard gehecht is. Inclusief zijn dikke auto. Wat dat betreft zijn wetenschappers niet anders dan andere mensen.”

Maakt zo’n week je meer bewust van je maatschappelijke rol als wetenschapper?
ML: “Het hangt wel af van het soort onderzoek waarin je werkt. Tijdens de conferentie gingen veel voordrachten over concrete zaken als kanker, aids, malaria of het klimaatprobleem.”
KL: “Aan de andere kant was er ook een debat over het belang van fundamenteel onderzoek, of non-translational onderzoek zoals ze dat daar noemden.”

Hoe is dat met jullie eigen onderzoek?
KN: “Het onderzoek dat ik doe, daar zit een langetermijnvisie achter – de quantumcomputer – waarvan het de vraag is in hoeverre die haalbaar is.”

Dat is bij quantumtransport. Hoe zit dat bij bionanoscience?
ML: “Wij zitten nog in de fase dat we het biologische systeem proberen te begrijpen. Je moet het eerst begrijpen voordat je er wat mee kunt doen.”

Wat betekent dat voor je maatschappelijke rol als onderzoeker?
KN: “Je hoopt natuurlijk te leven in een maatschappij die beseft dat fundamenteel onderzoek ook waarde heeft. Daarbij heb ik de verantwoording om te communiceren en mensen enthousiast te maken over wat we doen. Maar dat hoeft toch niet per se met een toepassing samen te hangen.”
MN: “Het doet me denken aan een uitspraak van de oprichter van het Fermilab (Robert Wilson in 1969, red.). Hij verdedigde de deeltjesversneller voor het Amerikaanse congres door te zeggen dat de faciliteit niets zou bijdragen aan de defensie of aan de veiligheid. Maar dat ze er wel aan bij zou dragen dat het land de moeite waard is om te verdedigen.”

Many new students have become members of Dutch university student associations this year. The number of new first-year student members is 13 percent higher than last year, according to the National Chamber of Associations. Student associations at the universities of Groningen, Leiden, Tilburg and Wageningen were especially popular, with new member numbers 25 to 30 percent higher, while new memberships in student associations at TU Delft remained unchanged compared to last year.

WIE ZIJN KATJA NOWACK EN MARIJN VAN LOENHOUT?
Katja Nowack (30) werd geboren in Krefeld, Duitsland. Ze doorliep het gymnasium in Viersen, nabij Venlo. Ze ging natuurkunde studeren in Aken en sloot die studie in 2005 cum laude af. Dat jaar kwam ze naar Delft voor een promotieonderzoek naar de detectie en manipulatie van de spin van een enkel elektron in een quantumdot bij prof.dr. Lieven Vandersypen (onderzoeksgroep quantumtransport van de afdeling nanoscience, faculteit Technische Natuurwetenschappen). Sinds haar promotie in 2009 werkt ze er als postdoc.
Marijn van Loenhout (28) haalde zijn ingenieurstitel technische natuurkunde aan de Universiteit Twente in 2006. Een jaar eerder behaalde hij er een minor in de scheikunde op basis van een half jaar werk aan de universiteit van Cambridge.
In 2007 startte hij zijn promotieonderzoek naar de moleculaire biofysica van DNA-reparatiemechanismen onder begeleiding van prof.dr.ir. Cees Dekker (TNW). Daarnaast is hij actief in het onderwijs in dezelfde afdeling bionanoscience.

De zon glinstert over het blauwe water. Golfjes klotsen loom tegen de muur van de kade. Aan de promenade staan grote statige huizen met rood bloeiende bloembakken in de vensterbanken. Tussen de gebouwen klinkt op de pleinen zacht geklater van rijk gedecoreerde fonteinen. Het leven voltrekt zich hier in een bedaagd tempo. Een ideale plek voor oudere Nobellaureaten en jongere wetenschappers om elkaar te ontmoeten. Het weekprogramma kent naast plenaire sessies tal van kleinere bijeenkomsten en sociale gelegenheden (inclusief de onontkoombare polonaise) die uitnodigen om elkaar beter te leren kennen.

To educate, to inspire and to connect zijn de doelstellingen van de jaarlijkse bijeenkomsten in Lindau. Gastvrouw gravin Bettina Bernadotte, kleindochter van initiatiefnemer graaf Bernadotte van Mainau en voorzitter van de organiserende raad, vindt het vooral van belang dat jonge mensen wetenschap leuk blijven vinden.

Jullie zijn net terug van een bijeenkomst met meer dan 650 studenten en 59 Nobelprijswinnaars. Wie wilden jullie zeker ontmoeten?
Marijn van Loenhout (ML): “Ik wilde Werner Arber ontmoeten (Geneeskunde 1978, red.) of een van de mensen die betrokken waren bij de ontwikkeling van het green fluorescent protein (GFP, Scheikunde 2008, red.) omdat dat dicht bij mijn vakgebied ligt.”

En jij, Katja?
Katja Nowack (KN): “Ik heb wel gekeken wie er zouden komen, maar ik had niemand uitgekozen. Er lopen wel een paar Nobelprijsdragers op de wereld rond die ik graag zou ontmoeten: ik denk aan Wolfgang Ketterle (Natuurkunde 2001, red.) of Steven Chu (Natuurkunde 1997, red.). Maar die hebben geen tijd voor dit soort meetings.”

Dit was alweer de zestigste bijeenkomst van Nobelprijswinnaars in Lindau. Wat is het idee erachter?
KN: “Het is een Duits initiatief uit 1951. De bedoeling was toen om na de Tweede Wereldoorlog Duitse wetenschappers weer in contact te brengen met de wereldgemeenschap. Die beweging is uitgegroeid tot een internationale bijeenkomst met mensen uit zeventig verschillende landen.”

Hoe word je uitgenodigd?
KN: “Bij mij kwam dat door mijn promotiebegeleider Lieven Vandersypen, die lid is van de Jonge Academie. Leden van de KNAW konden mensen nomineren. Later heeft de academie daar een selectie uit gemaakt (van twaalf personen, red.) die naar de organisatie is doorgestuurd.”

Is deelname aan te bevelen?
ML: “Ik vind van wel. Bijwonen is erg leuk, vooral omdat het programma erg breed is. Normaal gaan conferenties over een specifiek onderwerp. Lindau geeft een heel breed beeld van de wetenschap, en ook van de wereld. Omdat je er Chinezen treft en Afrikanen, die je op andere conferenties toch minder ziet.”

Ik kan me ook voorstellen dat het geheel wat overweldigend is. Ik heb een aantal lezingen op internet gezien en die waren niet allemaal even toegankelijk. Hoe was dat voor jullie?
KN: “De kwaliteit van de praatjes was erg verschillend. Sommigen spraken over de Nobelprijs zelf, anderen over recent onderzoek en weer anderen spraken over een heel ander onderwerp zoals het energieprobleem. Er zijn ook Nobellaureaten die niet meer goed bezig zijn.”

Vertel eens.
“Nou, Luc Montagnier bijvoorbeeld (Geneeskunde 2008, red.). Het is moeilijk te beschrijven, maar die doet heel raar onderzoek. Bijvoorbeeld naar homeopathie. Of Brian Josephson (Natuurkunde 1973) die nu geïnteresseerd is in bewustzijn, parapsychologie en telepathie. Ik ben naar zijn lezing geweest omdat het iets ludieks heeft om een Nobelprijswinnaar over heel andere dingen te horen spreken.”
ML: “Ik zat bij Ivar Giaever die samen met Brian Josephson de Nobelprijs heeft gewonnen. Hij zei: Om een Nobelprijs te winnen moet je heel vasthoudend zijn. Maar misschien iets minder vasthoudend dan mijn collega Josephson.”

Wat was voor jou een hoogtepunt in de week?
KN: “Ik heb mijn favoriete Nobellaureaat gevonden. Ik denk dat het voor ons beiden gold: Oliver Smithies (Geneeskunde 2007, red).”

Leg uit.
ML: “Hij straalt een enorm plezier uit. Nog altijd. Hij is 85 jaar en staat nog elke dag in het lab. Met zijn vrouw samen, die ook een lab heeft.”
KN: “Het is een erg opgewekte en positieve persoonlijkheid. Los ook van zijn Nobelprijs. Ik denk dat ik hem ook fantastisch zou vinden als ik hem gewoon op straat tegen zou komen.”
ML: “Zijn presentatie bestond eruit dat hij scans liet zien van zijn labjournaals die hij heeft bijgehouden vanaf het moment dat hij promovendus werd. Hij heeft voor de nummering van zijn journaals alle hoofdletters, kleine letters, Griekse letters en Romeinse cijfers al gehad en was nu beland bij kleine letters met accenten.”
KN: “Hij hield een stevig pleidooi voor het bijhouden van een papieren labjournaal, wat ik niet meer doe. Alles gaat op de computer. Dat is toch handiger.”

Sta je na zo’n week ook anders in het lab?
KN: “Na een week weg sta ik altijd weer een beetje frisser in het lab. Maar niet dat ik nu supergemotiveerd ben om een Nobelprijs te winnen of zo.”

Op internet zag ik dat de discussies op de laatste dag over duurzaamheid gingen en over duurzame energie. Het viel me op dat er stevige kritiek was op de weinig duurzame westerse levensstijl.
ML: “Ik zie daar wel een conflict. Als je mensen op straat vraagt dan zeggen ze: de wetenschap zal wel een oplossing verzinnen. Maar de oplossing ligt niet bij de wetenschap. We moeten gewoon besluiten dat we de steenkool in de grond laten zitten omdat die net zo gevaarlijk is als atoombommen. Maar zolang de stroom van windmolens tien cent duurder is dan die van kolencentrales, kiezen de meeste mensen voor kolenstroom. De communicatie tussen wetenschap en publiek blijft een lastig probleem. Dat kwam de hele week wel naar voren.”
KN: “Robert Laughlin (Natuurkunde 1998, red.) stelde de eindigheid van de voorraden aan de orde. Hij ging er vanuit dat we alles op zouden stoken. Maar hij zei er eerlijk bij dat hij zelf aan zijn levensstandaard gehecht is. Inclusief zijn dikke auto. Wat dat betreft zijn wetenschappers niet anders dan andere mensen.”

Maakt zo’n week je meer bewust van je maatschappelijke rol als wetenschapper?
ML: “Het hangt wel af van het soort onderzoek waarin je werkt. Tijdens de conferentie gingen veel voordrachten over concrete zaken als kanker, aids, malaria of het klimaatprobleem.”
KL: “Aan de andere kant was er ook een debat over het belang van fundamenteel onderzoek, of non-translational onderzoek zoals ze dat daar noemden.”

Hoe is dat met jullie eigen onderzoek?
KN: “Het onderzoek dat ik doe, daar zit een langetermijnvisie achter – de quantumcomputer – waarvan het de vraag is in hoeverre die haalbaar is.”

Dat is bij quantumtransport. Hoe zit dat bij bionanoscience?
ML: “Wij zitten nog in de fase dat we het biologische systeem proberen te begrijpen. Je moet het eerst begrijpen voordat je er wat mee kunt doen.”

Wat betekent dat voor je maatschappelijke rol als onderzoeker?
KN: “Je hoopt natuurlijk te leven in een maatschappij die beseft dat fundamenteel onderzoek ook waarde heeft. Daarbij heb ik de verantwoording om te communiceren en mensen enthousiast te maken over wat we doen. Maar dat hoeft toch niet per se met een toepassing samen te hangen.”
MN: “Het doet me denken aan een uitspraak van de oprichter van het Fermilab (Robert Wilson in 1969, red.). Hij verdedigde de deeltjesversneller voor het Amerikaanse congres door te zeggen dat de faciliteit niets zou bijdragen aan de defensie of aan de veiligheid. Maar dat ze er wel aan bij zou dragen dat het land de moeite waard is om te verdedigen.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.