Opinie

Sociaal leenstelsel is slechte keuze

De commissie-Vermeend wil het collegegeld afschaffen. In de toekomst moeten studiekosten met een sociaal leenstelsel worden gefinancierd. Studentenvakbond Vssd ziet hier geen heil in.

De commissie-Vermeend, waarin een aantal studentenvertegenwoordigers zitting heeft, is bezig met een verkenning van alle mogelijke studiefinancieringsstelsels. Hierbij let de commissie op de huidige ontwikkelingen in het hoger onderwijs, zoals de invoering van de bachelor-masterstructuur en de toenemende internationalisering.

Onlangs is uitgelekt dat deze commissie voorstander is van het afschaffen van het collegegeld. In plaats van collegegeld betaalt de student tijdens zijn studie alleen de kosten voor levensonderhoud en studiemateriaal. Hiervoor krijgt de student maandelijks een vast bedrag van de overheid. Na de studie moeten dan wel de totale kosten van de studie worden terugbetaald. Dit gebeurt aan de hand van een vast percentage van het loon over een periode die gerelateerd is aan de periode dat je gestudeerd hebt. Mensen met een hoog salaris zullen op deze manier meer betalen dan mensen met een laag salaris.

Het stelsel heeft de doelstelling om de kosten van het onderwijs neer te leggen bij degenen die er het meest van profiteren. Het stelsel gaat er dus van uit dat mensen met een hoog inkomen veel van het onderwijs hebben geprofiteerd. Omdat het stelsel een sterk inkomensnivellerende werking heeft, wordt het een sociaal leenstelsel genoemd.

De commissie-Vermeend lijkt nu dus zelf een keuze te hebben gemaakt voor een stelsel, terwijl de opdracht was alleen een verkenning uit te voeren. De verkeerde keuze, vindt de Vssd. Op dit moment kan de student namelijk nog studeren zonder een studieschuld op te bouwen. In het voorgestelde stelsel lijkt dit onmogelijk te worden. Bovendien is het niet duidelijk hoeveel de student uiteindelijk gaat betalen voor zijn studie, omdat het toekomstige inkomen niet bekend is. De Vssd ziet liever dat een vast bedrag in de studiefinanciering voor studiekosten wordt bestemd. Het collegegeld blijft dan bestaan, zodat een onduidelijke betaling achteraf wordt voorkomen. Het is dan duidelijk voor de student dat studeren wel wat kost.

Bijbanen

Een positief punt van het stelsel is dat de ouderafhankelijkheid niet meer aanwezig is. In het huidige stelsel worden de ouders geacht een bepaald bedrag bij te dragen aan de studiekosten van het kind. In de praktijk blijkt dit niet altijd het geval te zijn waardoor studenten massaal werken naast hun studie. De tijd die de student besteedt aan deze bijbanen gaat ten koste van de studietijd. Actief zijn binnen studenten- of studieverenigingen of vrijwilligerswerk verrichten, is er dan al helemaal niet meer bij.

Het nieuwe stelsel voorkomt dat studenten worden gedwongen bij te werken naast hun studie. Maar dit betekent niet dat de student meer geneigd zal zijn om nevenactiviteiten in te plannen. Volgens de Vssd worden studenten er meer toe verleid om juist zo min mogelijk naast hun studie te doen, omdat langer studeren langer betalen betekent.

Het laatste punt van kritiek op dit systeem is de nivellerende werking. Nederland kent al een progressief belastingstelsel. Een extra onderwijstoeslag op dit stelsel is daarom ongewenst.

Of de invoering van het stelsel kan rekenen op goedkeuring van de landelijke studentenvertegenwoordigers, zal afhangen van de hoogte van het belastingpercentage en dehoogte van de nieuwe basisbeurs, waarmee de student zijn eten en huur kan betalen. De Vssd vindt het onverstandig dat men zich blind staart op deze getallen, omdat er op principiële gronden teveel mis is met het stelsel.

Bovendien lijkt het alsof het animo vanuit de politiek voor dit stelsel gebaseerd is op het idee dat studenten vanuit het profijtbeginsel meer moeten betalen voor het hoger onderwijs. Een gedeelte van de overheidsbekostiging aan de instelling wordt hierdoor door de afgestudeerde overgenomen.

De Vssd vreest dat de overheid onder het mom van een nieuw stelsel in werkelijkheid nieuwe bezuinigingen wil doorvoeren.

Nicole de Klein is voorzitter van de Delftse studentenvakbond Vssd

De commissie-Vermeend, waarin een aantal studentenvertegenwoordigers zitting heeft, is bezig met een verkenning van alle mogelijke studiefinancieringsstelsels. Hierbij let de commissie op de huidige ontwikkelingen in het hoger onderwijs, zoals de invoering van de bachelor-masterstructuur en de toenemende internationalisering.

Onlangs is uitgelekt dat deze commissie voorstander is van het afschaffen van het collegegeld. In plaats van collegegeld betaalt de student tijdens zijn studie alleen de kosten voor levensonderhoud en studiemateriaal. Hiervoor krijgt de student maandelijks een vast bedrag van de overheid. Na de studie moeten dan wel de totale kosten van de studie worden terugbetaald. Dit gebeurt aan de hand van een vast percentage van het loon over een periode die gerelateerd is aan de periode dat je gestudeerd hebt. Mensen met een hoog salaris zullen op deze manier meer betalen dan mensen met een laag salaris.

Het stelsel heeft de doelstelling om de kosten van het onderwijs neer te leggen bij degenen die er het meest van profiteren. Het stelsel gaat er dus van uit dat mensen met een hoog inkomen veel van het onderwijs hebben geprofiteerd. Omdat het stelsel een sterk inkomensnivellerende werking heeft, wordt het een sociaal leenstelsel genoemd.

De commissie-Vermeend lijkt nu dus zelf een keuze te hebben gemaakt voor een stelsel, terwijl de opdracht was alleen een verkenning uit te voeren. De verkeerde keuze, vindt de Vssd. Op dit moment kan de student namelijk nog studeren zonder een studieschuld op te bouwen. In het voorgestelde stelsel lijkt dit onmogelijk te worden. Bovendien is het niet duidelijk hoeveel de student uiteindelijk gaat betalen voor zijn studie, omdat het toekomstige inkomen niet bekend is. De Vssd ziet liever dat een vast bedrag in de studiefinanciering voor studiekosten wordt bestemd. Het collegegeld blijft dan bestaan, zodat een onduidelijke betaling achteraf wordt voorkomen. Het is dan duidelijk voor de student dat studeren wel wat kost.

Bijbanen

Een positief punt van het stelsel is dat de ouderafhankelijkheid niet meer aanwezig is. In het huidige stelsel worden de ouders geacht een bepaald bedrag bij te dragen aan de studiekosten van het kind. In de praktijk blijkt dit niet altijd het geval te zijn waardoor studenten massaal werken naast hun studie. De tijd die de student besteedt aan deze bijbanen gaat ten koste van de studietijd. Actief zijn binnen studenten- of studieverenigingen of vrijwilligerswerk verrichten, is er dan al helemaal niet meer bij.

Het nieuwe stelsel voorkomt dat studenten worden gedwongen bij te werken naast hun studie. Maar dit betekent niet dat de student meer geneigd zal zijn om nevenactiviteiten in te plannen. Volgens de Vssd worden studenten er meer toe verleid om juist zo min mogelijk naast hun studie te doen, omdat langer studeren langer betalen betekent.

Het laatste punt van kritiek op dit systeem is de nivellerende werking. Nederland kent al een progressief belastingstelsel. Een extra onderwijstoeslag op dit stelsel is daarom ongewenst.

Of de invoering van het stelsel kan rekenen op goedkeuring van de landelijke studentenvertegenwoordigers, zal afhangen van de hoogte van het belastingpercentage en dehoogte van de nieuwe basisbeurs, waarmee de student zijn eten en huur kan betalen. De Vssd vindt het onverstandig dat men zich blind staart op deze getallen, omdat er op principiële gronden teveel mis is met het stelsel.

Bovendien lijkt het alsof het animo vanuit de politiek voor dit stelsel gebaseerd is op het idee dat studenten vanuit het profijtbeginsel meer moeten betalen voor het hoger onderwijs. Een gedeelte van de overheidsbekostiging aan de instelling wordt hierdoor door de afgestudeerde overgenomen.

De Vssd vreest dat de overheid onder het mom van een nieuw stelsel in werkelijkheid nieuwe bezuinigingen wil doorvoeren.

Nicole de Klein is voorzitter van de Delftse studentenvakbond Vssd

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.