Opinie

Seks, macht en sterrenkunde

Sterrenkundige Thomas verliest zijn hart aan de mooie, ongrijpbare Silke. Waarom wil ze wel bij hem slapen, maar niet met hem naar bed? En lukt het Thomas om zijn onderzoek naar exoplaneten succesvol af te ronden?

De achterklap van ‘Spaghetti Spoetnik’ belooft weinig goeds. ‘Bitterzoete roman over seks, macht en sterrenkunde’ staat er in grote letters. Oei. De relatie tussen Silke en Thomas wordt beschreven als ‘een ontroerend maar meedogenloos spel van aantrekken en afstoten.’ Het klinkt als het zoveelste clichématige boek over een jongen, een meisje en een relatie die niet wil lukken.
En dat is jammer, want ‘Spaghetti Spoetnik’ is een goed geschreven debuutroman met aandoenlijke personages en een prima verhaal. Thomas is een nerd, maar wel een aardige nerd. Silke is een moeilijk meisje, zonder irritant te zijn. Het verloop van hun relatie wordt vlot verteld, zonder overbodige terzijdes, met een mooi decor aan personages en kleine gebeurtenissen.
Thomas ontmoet Silke als ze voor zijn neus van haar fiets valt. Hij helpt haar naar het ziekenhuis en laat daarna bij haar fiets een briefje achter met zijn naam en nummer. Ruim een maand later belt Silke hem eindelijk eens. Een half uur later komt ze op theevisite. Gaandeweg ontwikkelt zich een merkwaardige relatie – zonder seks. Is Thomas voor Silke een soort broer (de gevreesde positie voor elke vriendelijke bètajongen)? Of is er iets anders aan de hand?
Dat Tonie Mudde goed kan schrijven is geen verrassing. Hij begon ooit als student-verslaggever bij Delta en werkt vanaf de oprichting bij populair-wetenschappelijk tijdschrift Quest. Met collega Rik Kuiper maakte hij twee vrolijke boekjes vol wetenschappelijk verantwoorde tips als ‘Kijk niet naar mooie vrouwen (als je nog moet nadenken)’. Verrassend is wel dat Mudde zo goed uit de voeten kan met fictie. Je wilt ‘Spaghetti Spoetnik’ in een ruk uitlezen.

Tussen Thomas en Silke wordt weinig uitgesproken. In veel jongen-meisje-romans zit je als lezer dan je ergernis te verbijten en wil je de hoofdpersonen toeschreeuwen dat ze eens iets moeten dóen. Hier niet. Thomas en Silke zijn op hun manier lief voor elkaar. Silke studeert fotografie en Thomas poseert voor haar camera obscura-project. Silke kan Thomas niet helpen met zijn onderzoek, maar leeft wel met hem mee. Als Thomas op zijn werk naar de lancering van een satelliet kijkt, krijgt hij een sms-je van Silke: “Woehoe! Volgende keer moeten we ernaartoe.” De op de achterklap beloofde seks, macht en sterrenkunde komen voorbij. Mooi, schrijnend en zonder clichés.
De bijpersonages zijn trefzeker neergezet. Zoals Thomas’ enthousiaste kamergenoot Di Stefano die zijn onderzoek opzij zet voor een citroenstamper met een haakje om hem aan het glas te hangen. Of Thomas’ moeder die haar migraine probeert te bedwingen door nauwgezet in een schriftje bij te houden wat ze allemaal doet. Krijgt ze een aanval als ze het woord ‘migraine’ zegt? Eigenlijk is ze net als haar zoon wanhopig op zoek naar patronen.
Mudde, die luchtvaart- en ruimtevaarttechniek studeerde, weet ook de typische nerdhumor goed te vatten. Thomas krijgt van zijn Amerikaanse begeleider bijvoorbeeld een mailtje ‘If you can read this… You’re not working on your code.’ Zijn wetenschapsjournalistieke achtergrond verraadt zich als hij het werk van Thomas uitlegt: ‘…míjn stap, was het in kaart brengen van de atmosfeer van die verre planeten. Daarvoor gebruikte ik een optische truc. Zoals een bal anders stuitert op steen dan op gras, zo ketst het licht anders af op waterdamp dan op stikstof. Door te kijken hoe een exoplaneet het invallende licht van de dichtstbijzijnde ster reflecteert, probeer ik af te leiden welke gassen er in de atmosfeer aanwezig zijn.’ Helder. Al zegt Silke na deze uitleg fijntjes dat het natuurlijk vooral belangrijk is dat hij het zelf snapt.

De eerste bladzijde van ‘Spaghetti Spoetnik’ wordt trouwens in 2011 de ruimte in geschoten. Maar dat soort poespas heeft dit boek net zo min nodig als die malle achterflap.  

Tonie Mudde, Spaghetti Spoetnik, Uitgeverij Podium, ISBN: 9789057595004, 172 p., €16,00

Naam: Tjeerd Hoek
Leeftijd:
veertig jaar
Woonplaats:
Kirkland (Verenigde Staten)
Verliefd/verloofd/getrouwd:
getrouwd
Studie:
Industrieel Ontwerpen
Afstudeerrichting:
Vormgeving
Afstudeerjaar:
1992
Loopbaan:
Vanaf 1994 werkte Tjeerd Hoek bij Microsoft. Hij hield zich daar bezig met het ontwerp van de gebruikersinterface van Microsoft Office, MSN, Windows XP en Windows Vista. Vanaf 2001 was hij design director voor Microsoft Windows. Sinds mei 2007 werkt hij voor frog design, een internationaal adviesbureau op het gebied van industriële vormgeving. Daar ontwerpt hij gebruiksinterfaces en productvisies voor zowel software als hardwareproducten voor de mobiele markt, computersoftware en webservices.

Begin jaren negentig moest je een hobbyist met veel geld zijn als je een handgeschreven brief netjes op de computer wilde uittikken. Tjeerd Hoek denkt verontwaardigd aan die tijd terug. “Je kon pas een brief uittikken als je eerst de hele gebruiksaanwijzing van de computer had doorgespit en dan nog begrepen alleen de softwareliefhebbers het. En dat terwijl je veel geld moest betalen om een grote doos vol software te kopen.”
Er viel dus nog veel aan de software van apparaten te verbeteren toen Hoek van de opleiding Industrieel Ontwerpen kwam. Eenmaal bij Microsoft in dienst stortte hij zich eerst op de interfaces van printers en scanners. “We wilden ervoor zorgen dat de scanners en printers beter in het netwerk geïntegreerd raakten.” Om dat technisch voor elkaar te boksen in de interface, moest Hoek er wel eerst achter zien te komen hoe mensen hun apparaten gebruikten. Pas dan kon hij verbeteringen doorvoeren. “Veel gebruikers hadden hun printers en faxen volgeplakt met papiertjes om het apparaat beter te begrijpen. Stap 1: druk op de grote knop, stond er dan bijvoorbeeld op. Dat was voor mij als IO’er heel leuk, omdat ik daardoor meteen kon zien hoe mensen het apparaat gebruiken. Dat maakte het gemakkelijker op hun wensen in te spelen.”
Observeren bleek ook erg belangrijk voor het verbeteren van apparaten. “Veel mensen geven een hele uitleg over hoe zij een apparaat gebruiken, maar als je ze dan observeert, blijken ze hele andere dingen te doen.”
Na alle observaties werkte de IO’er een prototype van een nieuwe interface uit. “Niet iedere ontwerper bouwt een prototype, omdat je hiervoor behoorlijk technisch onderlegd moet zijn. Maar ik deed dat wel. In plaats van statische plaatjes liet ik iets interactiefs vol details zien. Met een prototype overtuig je mensen veel beter van je ideeën.”
Maar met het bouwen van een prototype was het werk nog lang niet af. De nieuwe interface en software moesten ook door iedereen kunnen worden gebruikt. Dus nodigden Hoek en zijn collega’s verschillende soorten potentiële gebruikers uit, van computerklunzen tot wizkids, om de fouten uit het systeem te zeven. “Sommige ontwerpers kijken helemaal niet hoe gebruikers met hun apparaten omgaan, terwijl dat juist heel belangrijk is. Je moet weten hoe mensen hun taken uitvoeren en waar ze in jouw ontwerp vastlopen. Soms denk je als ontwerper dat een prototype erg goed zal werken, maar als een gebruiker dan iets doet wat je totaal niet verwacht en er met twee muisklikken voor zorgt dat de interface vastloopt, weet je dat je nog veel moet leren.”
Gebruikersgemak is een groot goed voor Hoek. Hij zorgde ervoor dat er een gezamenlijke code kwam in de menu’s en toolbars van Word, Excel en Powerpoint. “Die interface zag er bij elk programma anders uit. De applicaties werden gebouwd door verschillende mensen die ik er allemaal van moest overtuigen om de oude codes overboord te zetten. Gebruikers willen niet voor ieder systeem een andere toolbar. Het kost veel te veel tijd om je die allemaal eigen te maken. Uiteindelijk kon ik de anderen ervan overtuigen dat één toolbarsysteem genoeg was.”
Het is slechts een van de vele veranderingen die Hoek in de software van Microsoft doorvoerde. Het is enorm complex om nieuwe interfaces te maken, benadrukt hij. “De wereld verandert heel snel. Producten kunnen steeds meer en daar moet je als ontwerper goed op inspringen. Omdat zoveel mensen onze software gebruiken, beïnvloed je de hele wereld ermee. Dat zorgt voor veel complexe gebruiksproblemen waar ik me graag op wilde storten. Sommige mensen bij Microsoft vonden het leuk om een hondenencyclopedie te maken, maar ik hield me liever bezig met die ingewikkelde, grootschalige software. Als je redelijk slim en getalenteerd bent, moet je er ook wat mee doen, zodat je een bijdrage aan de maatschappij kunt leveren. Het klinkt misschien idealistisch maar ingenieurs hebben naar mijn mening een verantwoordelijkheid om de wereld beter te maken. En ik vind die go fix it-mentaliteit in de big money making-projecten fascinerend.”
Sommige oplossingen voor software interfaceproblemen, lagen dichter bij huis dan diepgaand gebruiksonderzoek. “Ik wilde de knop waarmee je programma’s sluit, rechtsboven in de hoek, veranderen als onderdeel van een visueel rustigere interface. Voor Windows Vista wilde ik die knop doorzichtig maken, niet permanent knalrood. Als je eroverheen ging met de cursor, lichtte deze rood op. Mijn zesjarige dochter deed een spelletje op de computer en begreep niet hoe ze een paar vervelende pop-ups moest wegklikken. Ik wilde roepen dat ze op het rode knopje rechtsboven in de hoek moest klikken, maar omdat die knop in de alphaversie waarin zij speelde niet meer rood was, kon dat dus niet. Dat heb ik toen snel weer hersteld.”
Hoek was heel tevreden met het uiteindelijke resultaat van Windows Vista. Maar niet alle gebruikers van het nieuwe softwareprogramma deelden zijn enthousiasme. “Dat is overigens wel gebruikelijk, want vijf jaar geleden reageerden mensen ook niet enthousiast op de toolbars van Office en de interface van Windows XP. Er klinkt altijd geweeklaag als er weer een nieuwe stap wordt gemaakt in de softwarecomputerwereld. Mensen vinden veranderingen niet leuk. Maar als de software na al dat geklaag is ingeburgerd, vinden ze het fantastisch en worden de aankomende ontwerpveranderingen weer gezien als slecht. Dat is de aard van het beestje”, zegt Hoek. “Ik sta nog steeds voor honderd procent achter het interfaceontwerp van Windows Vista, maar ik vind wel dat Microsoft de marketing toen erg slecht heeft aangepakt. Ze hadden de industrie en de gebruikers veel beter moeten inlichten over het product.”
Na jaren in vaste dienst van Bill Gates besloot Hoek het over een andere boeg te gooien. Hij ging aan de slag bij frog design, in het Amerikaanse Seattle. Nu houdt hij zich bezig met de interfaces van zeer uiteenlopende producten zoals nieuwe mobiele telefoons, computersoftware en webservice. “Bij Microsoft zat ik intern en hoefden er nooit dollars op tafel te worden gelegd voor ontwerpwerk en nieuwe projecten. Alles kon. Bij frog design moet ik erachter komen wat de cliënt wil en tot een goede samenwerking komen. Dat is veel spannender en bovendien is het heel leuk om een nieuw creatief team van de grond af op te bouwen.”
In de toekomst wil Hoek graag doorgaan met het creëren van interfaces voor software en hardware producten. Maar dat niet alleen. Hij wil ook graag terug naar Europa. Deze zomer keert hij voor een aantal jaren terug naar Nederland. “Tijdens mijn studie was ik veel bezig met het bouwen van prototypes. De eerste jaren vond ik de werkplaats van IO zo mechanisch. Later in mijn studie ontdekte ik de dynamiek van het samenwerken om iets heel nieuws te creëren.” Na zijn opleiding kwam Hoek voor het eerst in aanraking met de interfaces van software. “En toen ontdekte ik dat het ontwerpen van software net zo boeiend en eigenlijk hetzelfde was als het ontwerpen van hardware gebruiksproducten.” 
Maar in Nederland was er op dat gebied nauwelijks werk te vinden. “Alleen Apple en Microsoft waren toen met interessante dingen op softwaregebied bezig. Ik had geen andere keuze dan naar Amerika te gaan.” Nu, jaren later, ziet hij in Europa mogelijkheden op softwaregebied. “Steeds meer Europese bedrijven zijn met interessante technologieën bezig. Vijftien jaar geleden stelde dat allemaal nog niet zoveel voor en had ik geen keuze dan Nederland te verlaten. Nu zou ik me ook graag voor goede interfaces in Europa inzetten. Er is nog zat te doen.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.