Campus

Scheikunde laat hoofd niet hangen

,,Er is nog veel zendingswerk te verrichten, maar ik ben nog steeds overtuigd van een positief eindresultaat”, aldus dr.ir. P. Bos, bestuurslid van de faculteit Scheikunde, nadat de u-raad het voorstel voor de opleiding bioprocestechnologie voor een maand in de ijskast zette.

br />
Het waren de dekanen die als eerste zand in de motor van Scheikunde strooiden. Zij concludeerden in hun advies dat de TU nog niet rijp is voor een nieuwe opleiding. Maar Scheikunde legt zich daar niet bij neer. Bos constateert een tegenstelling in het advies van het college van dekanen: ,,Er moet aandacht besteed worden aan een duidelijke profilering van de opleiding, maar vervolgens verwijt het college van dekanen ons dat dit voorstel ingaat tegen de tendens om opleidingen juist te clusteren.”

De portefeuillehouder benadrukt dat bioprocestechnologie toch probeert aan beide voorwaarden te voldoen. ,,De propaedeuse is gelijk aan die van scheikundige technologie. In het tweede jaar zijn de eerste afwijkende practica en in de tweede helft van het derde jaar beginnen pas de grote verschillen. Het wordt ook mogelijk om van bioprocestechnologie naar scheikundige technologie of andersom over te stappen, maar wel tot uiterlijk aan het einde van het tweede jaar.” Om vervolgens de kritiek van de dekanen te relativeren: ,,We hebben tot nu toe maar een deel van het programma laten zien. Nu maken we een voorbeeldprogramma van de gehele opleiding en daarmee zullen we de twijfel wegnemen.”

Bos ziet in de nieuwe opleiding een verbreding van het aanbod aan opleidingen. ,,Bioprocestechnologie heeft een wat vriendelijker imago dan de hardere technische opleidingen. Het wordt geassocieerd met schonere en milieuvriendelijkere technologie.” Daarmee denkt Bos dat bioprocestechnologie de faculteit aan meer studenten zal helpen. ,,De belangstelling voor scheikundige technologie is sinds eind jaren tachtig gehalveerd. Niet alleen aan de TU Delft, maar ook internationaal zie je dit verschijnsel. Daarnaast weten scholieren niet dat er nu al aan de TU Delft in de richting van bioprocestechnologie kan worden afgestudeerd. Wij zullen dus eerstejaars aantrekken, die nu nog naar Leiden of Amsterdam gaan voor bijvoorbeeld biologie.”
Indicatie

Volgens Bos zullen de kosten ook het probleem niet zijn. Slechts 0,6 dagtaak denkt Scheikunde extra nodig te hebben aangezien alle docenten hun vakken nu ook al geven. Alleen administratieve en bestuurlijke taken moeten worden uitgebreid.

Een kritiekpunt van de dekanen betreft het onderzoek naar de arbeidsmarkt. Scheikunde hield een enquête onder vijftig bedrijven, verenigd in de biotechnologische brancheorganisatieNiaba, en kreeg van twaalf een reactie terug, op één na alle positief: ,,Hieruit bleek ons dat er behoefte is aan de veertig ingenieurs die wij met deze opleiding jaarlijks willen afleveren. Wij richten ons daarom op een instroom van ongeveer zestig eerstejaars.” De bioprocestechnologen moeten op functies terecht komen die nu nog door procestechnologen of biologen worden vervuld. Scheikunde wil met deze tussenvorm beter aan de vraag van het bedrijfsleven voldoen.

Maar de dekanen zijn niet overtuigd door het onderzoek, dat ‘slechts als een algemene indicatie’ zou geven. Zij vinden dat er een ‘gedegen arbeidsmarktonderzoek’ moet komen. Bos brengt daar tegenin dat Scheikunde haar aio-plaatsen voor bioprocestechnologie bijna niet gevuld krijgt. Volgens hem omdat iedereen een baan in het bedrijfsleven aangeboden krijgt.

Behalve de weerstand die de faculteit binnen de TU tegenkomt, wacht de faculteit nog een valkuil voordat de nieuwe opleiding gestart kan worden. Als de u-raad het voorstel namelijk heeft goedgekeurd, moet minister Ritzen de uiteindelijke toestemming geven. Ritzen heeft voor de zomer aangekondigd per studiejaar 1997-’98 geen nieuwe opleidingen meer te willen starten en dat is juist de vroegst mogelijke startdatum van bioprocestechnologie.

Scheikunde, gesteund door het college van bestuur, wil zich niet laten beïnvloeden door deze dreiging. Bos: ,,Wij hebben een goed voorstel en vinden de ideeën van de minister geen reden hiermee niet verder te gaan. Daarnaast heeft de TU zich nooit schuldig gemaakt aan de wildgroei in het onderwijsaanbod, de reden waarom Ritzen geen nieuwe opleidingen meer wil.”

Wel moet Scheikunde voort maken met dit voorstel, want als de TU dat niet voor 31 oktober indient, kan bioprocestechnologie al niet meer in het studiejaar 1997-’98 van start. De u-raad buigt zich tijdens haar volgende vergadering op 25 oktober over het verder uitgewerkte voorstel.

,,Er is nog veel zendingswerk te verrichten, maar ik ben nog steeds overtuigd van een positief eindresultaat”, aldus dr.ir. P. Bos, bestuurslid van de faculteit Scheikunde, nadat de u-raad het voorstel voor de opleiding bioprocestechnologie voor een maand in de ijskast zette.

Het waren de dekanen die als eerste zand in de motor van Scheikunde strooiden. Zij concludeerden in hun advies dat de TU nog niet rijp is voor een nieuwe opleiding. Maar Scheikunde legt zich daar niet bij neer. Bos constateert een tegenstelling in het advies van het college van dekanen: ,,Er moet aandacht besteed worden aan een duidelijke profilering van de opleiding, maar vervolgens verwijt het college van dekanen ons dat dit voorstel ingaat tegen de tendens om opleidingen juist te clusteren.”

De portefeuillehouder benadrukt dat bioprocestechnologie toch probeert aan beide voorwaarden te voldoen. ,,De propaedeuse is gelijk aan die van scheikundige technologie. In het tweede jaar zijn de eerste afwijkende practica en in de tweede helft van het derde jaar beginnen pas de grote verschillen. Het wordt ook mogelijk om van bioprocestechnologie naar scheikundige technologie of andersom over te stappen, maar wel tot uiterlijk aan het einde van het tweede jaar.” Om vervolgens de kritiek van de dekanen te relativeren: ,,We hebben tot nu toe maar een deel van het programma laten zien. Nu maken we een voorbeeldprogramma van de gehele opleiding en daarmee zullen we de twijfel wegnemen.”

Bos ziet in de nieuwe opleiding een verbreding van het aanbod aan opleidingen. ,,Bioprocestechnologie heeft een wat vriendelijker imago dan de hardere technische opleidingen. Het wordt geassocieerd met schonere en milieuvriendelijkere technologie.” Daarmee denkt Bos dat bioprocestechnologie de faculteit aan meer studenten zal helpen. ,,De belangstelling voor scheikundige technologie is sinds eind jaren tachtig gehalveerd. Niet alleen aan de TU Delft, maar ook internationaal zie je dit verschijnsel. Daarnaast weten scholieren niet dat er nu al aan de TU Delft in de richting van bioprocestechnologie kan worden afgestudeerd. Wij zullen dus eerstejaars aantrekken, die nu nog naar Leiden of Amsterdam gaan voor bijvoorbeeld biologie.”
Indicatie

Volgens Bos zullen de kosten ook het probleem niet zijn. Slechts 0,6 dagtaak denkt Scheikunde extra nodig te hebben aangezien alle docenten hun vakken nu ook al geven. Alleen administratieve en bestuurlijke taken moeten worden uitgebreid.

Een kritiekpunt van de dekanen betreft het onderzoek naar de arbeidsmarkt. Scheikunde hield een enquête onder vijftig bedrijven, verenigd in de biotechnologische brancheorganisatieNiaba, en kreeg van twaalf een reactie terug, op één na alle positief: ,,Hieruit bleek ons dat er behoefte is aan de veertig ingenieurs die wij met deze opleiding jaarlijks willen afleveren. Wij richten ons daarom op een instroom van ongeveer zestig eerstejaars.” De bioprocestechnologen moeten op functies terecht komen die nu nog door procestechnologen of biologen worden vervuld. Scheikunde wil met deze tussenvorm beter aan de vraag van het bedrijfsleven voldoen.

Maar de dekanen zijn niet overtuigd door het onderzoek, dat ‘slechts als een algemene indicatie’ zou geven. Zij vinden dat er een ‘gedegen arbeidsmarktonderzoek’ moet komen. Bos brengt daar tegenin dat Scheikunde haar aio-plaatsen voor bioprocestechnologie bijna niet gevuld krijgt. Volgens hem omdat iedereen een baan in het bedrijfsleven aangeboden krijgt.

Behalve de weerstand die de faculteit binnen de TU tegenkomt, wacht de faculteit nog een valkuil voordat de nieuwe opleiding gestart kan worden. Als de u-raad het voorstel namelijk heeft goedgekeurd, moet minister Ritzen de uiteindelijke toestemming geven. Ritzen heeft voor de zomer aangekondigd per studiejaar 1997-’98 geen nieuwe opleidingen meer te willen starten en dat is juist de vroegst mogelijke startdatum van bioprocestechnologie.

Scheikunde, gesteund door het college van bestuur, wil zich niet laten beïnvloeden door deze dreiging. Bos: ,,Wij hebben een goed voorstel en vinden de ideeën van de minister geen reden hiermee niet verder te gaan. Daarnaast heeft de TU zich nooit schuldig gemaakt aan de wildgroei in het onderwijsaanbod, de reden waarom Ritzen geen nieuwe opleidingen meer wil.”

Wel moet Scheikunde voort maken met dit voorstel, want als de TU dat niet voor 31 oktober indient, kan bioprocestechnologie al niet meer in het studiejaar 1997-’98 van start. De u-raad buigt zich tijdens haar volgende vergadering op 25 oktober over het verder uitgewerkte voorstel.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.