Campus

Schatgraven in Leiden

In de kaften van zestiende-eeuwse boeken zitten talloze stukjes perkament met middeleeuwse teksten verborgen. Met röntgenstraling leggen materiaalonderzoeker Joris Dik en boekhistoricus Erik Kwakkel deze verborgen middeleeuwse bibliotheek bloot. “We zijn aan het schatgraven.”

Liturgische werken, rechtbankverslagen, woordenboeken; het magazijn van de universiteitsbibliotheek in Leiden herbergt een bonte mix aan lectuur. De dateringen lopen sterk uiteen, van vroeg zestiende-eeuws tot modern. Het is het werkterrein van boekhistoricus dr. Erik Kwakkel. “Het is heerlijk om hier te grasduinen vanwege die grote verscheidenheid”, zegt Kwakkel terwijl hij een rondleiding geeft.


Toch interesseert de onderzoeker zich niet heel erg voor de boeken die hier staan. Voor wat er in de boekruggen verborgen zit des te meer. “Ah, kijk. Frankrijk twaalfde eeuw. Dat is mooi”, roept hij plots enthousiast. Zijn oog is gevallen op de rug van een Latijns woordenboek uit 1573, gedrukt in Bazel. De kaft is beschadigd waardoor een onderliggend stukje perkament zichtbaar is dat de boekbinder daar als versteviging heeft aangebracht.


XPI staat er onder meer in prachtig krullend handschrift. “Dat betekent Christus, afgekort in Latijn. Dit stukje perkament is waarschijnlijk afkomstig uit een liturgisch werk”, concludeert Kwakkel. “Eerste helft twaalfde eeuw”, vervolgt hij dan na betere inspectie. “Hoe ik dat weet?” Kwakkel moet lachen. Dat laatste blijkt niet makkelijk uit te leggen.


“Je ziet dat de letters ‘d’ en ‘e’ elkaar een beetje overlappen. Dat wijst op die periode.” Maar helemaal sluitend is het bewijs daarmee niet. Voor boekdatering heb je ook fingerspitzengefühl nodig. “Boeken dateren is een beetje als wijnproeven.”

Spelen met woorden

“Sua non habere”, leest Kwakkel hardop. Op zijn smartphone heeft hij de website van Google books geopend. Hij tikt de woorden in. Misschien is na de uitvinding van de boekdrukkunst een herdruk van het werk gekomen waar hij nu een klein fragment van heeft gevonden, en is deze herdruk eeuwen later gescand en in de enorme database van Google books terechtgekomen. Als dat zo is, kan Kwakkel nagaan wat voor fragment hij precies in handen heeft. De zoekopdracht levert helaas geen resultaten op. “Door te spelen met de woorden kan ik uiteindelijk meestal wel achterhalen van welk boek het fragment afkomstig is. Je moet een beetje creatief zijn.”


Wat voor boek het ook moge zijn, de binder heeft dat middeleeuwse werk in de zestiende eeuw aan stukken gesneden om met het materiaal zijn eigen boeken te verstevigen. Barbaars? Wellicht. Maar na de uitvinding van de boekdrukkunst recycleden binders stelselmatig middeleeuwse handgeschreven manuscripten. In de kaften van zestiende en zeventiende-eeuwse boeken schuilt zodoende een ware middeleeuwse bibliotheek. Door de beschadigde rug van dit ene boek een beetje opzij te duwen, licht Kwakkel een tipje van de sluier op.


We vervolgen de tour door het magazijn. Maar dat gaat stapvoets. Overal lonken beschadigde boekruggen.


“Of ik nu in bibliotheken of antiekzaken rondloop, ik ben altijd op zoek naar oude fragmenten”, zegt de boekhistoricus. “Het is verslavend. Ouder dan twaalfde eeuw ben ik nog niet tegengekomen. Daar zit ik nog altijd op te wachten.”


Röntgenstraling

Dat moment kan snel komen. Kwakkel heeft de handen ineengeslagen met materiaalonderzoeker prof.dr. Joris Dik van de faculteit Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek & Technische Materiaalwetenschappen (3mE). Dik verwierf faam met het doorlichten van schilderijen. Zijn team ontwikkelde enkele jaren geleden de macro röntgenfluorescentie spectrometrie (MA-XRF)-techniek voor het detecteren van verborgen verflagen in oude meesters (zie kader ‘Op zoek naar de verborgen lagen’).


De techniek blijkt ook succesvol voor de visualisering van verborgen middeleeuwse inkten. De laatste drie maanden van 2015 scanden Dik en Kwakkel boekruggen in de universiteits- bibliotheek in Leiden. Ze testten verschillende opstellingen om verborgen teksten niet alleen herkenbaar, maar vooral ook leesbaar te maken.


Kwakkel kan dit nu niet demonstreren. De apparatuur is weer terug naar het Rijksmuseum, waar Joris Dik haar gebruikt om schilderijen te onderzoeken.


De twee onderzoekers hebben in totaal twintig teksten kunnen ontrafelen. In zijn kantoor toont Kwakkel enkele bijzondere vondsten. Op zijn computerscherm tovert hij een twaalfde-eeuws blad tevoorschijn met een tekst van de vroegmiddeleeuwse Engelse geleerde Beda (geschreven in 735 na Christus). En hij toont een tekstfragment van rond 1400 van een Nederlands getijdenboek – een verzameling gebeden die op gezette tijden van de dag of week werden uitgesproken – geschreven door kloosterhervormer Geert Grote.


Droom

Niet langer meer aangewezen zijn op beschadigde boeken, maar alle boeken kunnen doorlichten, grotere lappen tekst kunnen lezen in hoger tempo; het was lange tijd een droom van Kwakkel. Hij kwam er over te spreken met Dik, die hij kende van de Jonge Academie, waar zij beiden lid van zijn. “Op vliegvelden scant men alles met x-ray-straling. Kunnen we niet met een stapel boeken naar Schiphol gaan?” vroeg hij. Zo simpel was het niet. Maar Dik vond het een leuk idee. Het tweetal kreeg in 2014 een subsidievoorstel gehonoreerd van de Jonge Academie uit een potje bedoeld voor vernieuwend interdisciplinair onderzoek.


“Dat de techniek met macro röntgenfluorescentie spectrometrie werkt, hebben we nu experimenteel vastgesteld”, zegt Dik. “Maar het is een hels karwei om teksten leesbaar te maken. We tastten vorig jaar werkelijk in het duister. We wisten niet op welke diepte in het perkament we moesten scherpstellen, hoe lang we moesten belichten. En zelfs niet hoe we de bundel moesten instellen. Stel je in op een groot gebied, of zoom je in op een klein onderdeel? Om in fotografietermen te blijven; we wisten niet of we een groothoek- of een telelens moesten gebruiken. Maar uiteindelijk leverde het goede beelden op. Soms lieten we de scanner een heel weekend aan staan. Dan kwamen we op maandagochtend weer in de bibliotheek en zagen op het scherm bij de opstelling een middeleeuwse tekst staan.”


“Teksten zijn moeilijker dan schilderijen”, vervolgt Dik. “Die middeleeuwse teksten ontcijferen, dat is echt priegelwerk. Zie maar eens een ‘i’ van een ‘e’ te onderscheiden. Je hebt extreme scherpte nodig. Maar als die tekst opdoemt, en je kunt hem lezen, dan is dat wel heel erg spannend.”

Miniatuur synchrotron

Het tweetal wil de techniek nu verder ontwikkelen zodat ze er veel sneller mee kunnen scannen. Met het huidige macro röntgenfluorescentie spectrometrie-apparaat gebruiken ze een röntgenbuis. “Deze creëert een bundel van maar 30 watt”, zegt Dik. “Het is alsof je foto’s moet maken bij een waxinelichtje. We zouden graag een miniatuur synchrotron – een mini deeltjesversneller – willen kopen. Deze kan bundels maken die duizend à tienduizend maal sterker zijn. Daarmee kunnen we ook duizend à tienduizend maal sneller scannen.”


“Zo’n apparaat neem je niet mee onder de arm. Het zou de grootte hebben van een kleine personenauto. Het duurt nog wel een jaar of vijf voordat we zover zijn. In de tussentijd gaan we verder met de röntgenbuis en experimenteren we met technieken die we later mogelijk ook kunnen gebruiken met de synchrotron.”


Dik hoopt uiteindelijk ook door leren boekkaften heen te kunnen scannen en niet alleen door papier en perkament zoals tot nu toe gelukt is. “Met de mini-synchrotron zouden we ook schilderijen sneller en beter kunnen doorlichten”, vult Dik aan. “We zouden er ook mee door metalen kunnen kijken. En er zijn tal van medische toepassingen denkbaar.”


Tot nu toe bleek het ook problematisch om dubbelzijdig beschreven bladen te ontcijferen doordat de lettertjes van beide zijden van het perkament door elkaar heen dansen. “Als we het beeld maar scherp genoeg krijgen, moet het mogelijk zijn om beeldanalysesoftware de teksten van elkaar te extraheren”, aldus de Delftse professor.


“Nu hebben we twintig boeken in drie maanden gescand. We hebben slechts een bliepje op de radar waargenomen. We denken dat ongeveer een kwart van de boeken middeleeuwse teksten bevat. Heel veel daarvan is liturgisch en dat is niet zo interessant. Die werken werden elke twintig jaar opnieuw geschreven. Maar bij een klein deel zit er wat anders tussen. Er zijn boeken waarvan we weten dat ze bestaan moeten hebben. Wimmel, de schrijver van Reynaert de Vos, moet ook iets anders groots hebben geschreven; de Madoc. Dat is op te maken uit referenties. Stel je eens voor dat we daar fragmenten van vinden. Straks wil ik honderd boeken per dag kunnen scannen. Dan begint het echte schatgraven.”

De techniek


 


Bij macro röntgenfluorescentie spectrometrie (MA-XRF) worden objecten met een dunne bundel röntgenstraling bestraald. De stralen dringen door het perkament of de bovenste verflaag heen en bereiken de ijzeratomen in de eeuwenoude inkt of de metaalatomen in de oude verfpigmenten. Deze atomen raken aangeslagen; ze komen in een hogere energetische toestand terecht. Maar even later vallen ze weer terug in hun oude toestand en daarbij zenden ze straling uit. Aan de hand van de golflengte van deze straling – de fluorescentie – achterhaalt Joris Dik welke elementen in het object zitten. Zo kan hij de verdeling van verschillende elementen onder het oppervlak van schilderijen zichtbaar maken of de ijzerhoudende inkt van oude manuscripten.


 

1. Het MA-XRF-apparaat met op de achtergrond een 16e-eeuwse druk.

2. De naam zegt het al; macro röntgenfluorescentie spectrometrie. Hier wordt met radioactieve straling gewerkt. Als de rode en oranje lampen branden, moet je uit de buurt blijven.

3. Na uren scannen, doemt op het beeldscherm een fragment van een middeleeuws boek op.

4. Simpel maar effectief: het bedieningspaneel.

5. Close-up van een fragment van een middeleeuws boek uit de twaalfde eeuw, door de boekband heen zichtbaar gemaakt door de MA-XRF techniek.

lezersreacties


 


Op 22-4-2016 mailde ir. G. Berends de redactie dat er een fout in het artikel staat:


“De betekenis ‘Christus’ dekt de lading van ‘XPI’ niet. Het zijn de Griekse hoofdletters van het Latijnse ‘Christus rex Iudorum’ oftewel Christus, koning der Joden. Zie Mattheus 27 : 37 en oude schilderijen van de kruisiging.


 


Met vriendelijke groet, ir. G. Berends (oud-gymnasiast), Zeist”


De reactie daarop van Erik Kwakkel:


“XPI staat eigenlijk voor Christi, als in het (zeg maar) ding van Christus (XPC of XPS voor Christus, nominatief), maar ik vertaalde dat buiten de context op zijn Nederlands met “Christus” – wat klopt. Het betreffen beide Nomina sacra, heiligennamen, en hun betekenis ligt in de geschreven cultuur vast. Zie hier:


https://de.wikipedia.org/wiki/Nomina_sacra


http://www.vhmml.org/school/lesson/christian-late-antiquity-transcription/abbr-nomina-sacra


In XPS is de X de Latijnse schrijfwijze voor de Griekse letter Chi (Latijn: “Ch”) en de P staat de Griekse letter rho (Latijn: r), tezamen Chr. Daarna volgt dan S voor de nominatief, etc.`”

Redacteur Tomas van Dijk

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

tomas.vandijk@tudelft.nl

Comments are closed.