Campus

‘Ritselen en regelen; daar ben ik goed in’

Voormalig windsurfkampioen, oud-official bij de Olympische Spelen, fervent orgelspeler, Bach-fanaat. Zelfverklaard chaoot en flapuit dr. Wim Thijs is het allemaal.

Op de TU was hij vooral bekend om zijn ‘pretcolleges’ voor aankomende studenten werktuigbouwkunde en het oprichten van de D:Dream hall. Het vijftienjarig bestaan van dat onderkomen voor dream teams als Nuna en Wasub valt samen met Thijs’ pensioen. Op 8 juni neemt hij afscheid.

Drukte bij de entree van de D:Dream hall, het voormalige Stevin I-lab, achter de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen. Terwijl de studenten van dreamteams als Nuna, Formula Student en Wasub (in totaal dertien teams) binnen werken aan de nieuwste versies van hun zuinige racemachines, doet droomhaloprichter en -directeur Wim Thijs hoog bezoek uitgeleide.

Ambassadeurs uit verschillende landen hebben zich mogen vergapen aan het succes van de droomhal. Die is, vijftien jaar na de enigszins clandestiene oprichting van de voorgangers van de hal, onderdeel geworden van alles waar de TU graag mee pronkt. Thijs maakt grapjes en houdt een slotpraatje. Dat zal hij niet vaak meer doen. Op 8 juni neemt hij, op bijna zeventigjarige leeftijd, formeel afscheid van de universiteit. De droomhal kan zonder hem voort, vertelt hij later op zijn kamer, beter zelfs zonder hem.

Waarom is het beter dat een ander de leiding neemt?
“Iets opbouwen en starten past mij. Maar de eerste boost, waarin we alles gedaan hebben wat God verboden heeft, is geweest. De volgende levensfase vereist een ander type voorman. De droomhal is wel mijn grootste nalatenschap, behalve de hoge studentenaantallen bij werktuigbouw. Ik heb daar ruim vijftien jaar de studievoorlichting gedaan. Toen ik begon waren er ongeveer honderd eerstejaars studenten, in 2013 waren het er 660. Natuurlijk is dat absoluut niet alleen mijn verdienste, maar toch.”

Hoe ontstond de droomhal?
“Het begon vijftien jaar geleden. Formula Student en Nuna werden opgericht en zochten een onderkomen. Ik hielp ze zoeken, en ritselde en regelde een half illegaal plekje in een kelder bij werktuigbouw. Adriaan Beukers, die ook veel teams heeft geholpen vanuit L&R, zei: ‘Wim, je moet die studenten bij elkaar zetten op neutraal terrein, zodat ze elkaar kunnen inspireren’. Anders dan ik hoeft Adriaan nooit zo op de voorgrond, daarom hecht ik eraan hem te noemen. Ik ben een flapuit. Ook Marco Waas, toen decaan van mijn faculteit 3mE, heeft me altijd gesteund. Hij is mijn grote maat. Ik vind het een gruwel dat de pers hem kapot heeft geschreven en dat de TU hem niet echt heeft beschermd. Marco is een topper. YesDelft en deze hal zijn er dankzij hem. Als je bij hem kwam met een goed idee, zei hij: dat gaan we doen.”

Hoe kwamen jullie op de huidige locatie terecht?
“Ik kende Gerrit Kahlman, toen de directeur van FMVG (facilitair management en vastgoed, red.). Ik zorg dat ik goede vriendjes ben met alle bazen. Duwen en trekken, ritselen en regelen; daar ben ik goed in. Kahlman stuurde mij naar de Stevin I-hal. Er waren plannen om die af te breken. Is dat wat voor die teams, zei hij. Nou, dat was het. Ga er gewoon in, zei Gerrit, knappe jongen die je er nog uit krijgt. Ik moest in het begin knokken om machines naar hier te krijgen en we hadden geen budget. Nu zijn we zo’n gevestigd instituut dat mensen ons opbellen als ze iets kwijt willen. En we hebben nu voor het derde jaar budget. Nu is de lol er voor mij een beetje af. Er is nu een andere levensfase, er moeten andere mensen bij om te consolideren. Mijn opvolger Frans van der Meijden is meer een manager en is toch gek genoeg om goed contact met de studenten te houden. Ik ga ergens helemaal voor en vergeet de rest. Ik ben een warhoofd en een chaoot.”

Hoe kwam u daarachter?
“In de jaren negentig was ik directeur van het Koninklijk Nederlands Watersportverbond. Dat was gedeeltelijk een debacle. Na vijf jaar werd ik gillend burn out. Ik werkte altijd: overdag op kantoor in Bunnik, ’s avonds vergaderen met vrijwilligers, in de weekenden naar wedstrijden. Dingen als functioneringsgesprekken voeren, ik vond het niks. Dat is voor angsthazen. Ik ben ermee gestopt en teruggegaan naar de TU. Ik had de contacten warm gehouden.”

De laatste vijftien jaar bent u ‘mister dream hall’. Hoe ziet u de toekomst van de hal?
“Ik vind dat de teams meer moeten mengen, zodat ze nog meer van elkaar leren. Er komt daarom een kantine, zodat de studenten om beurten kunnen koken en samen kunnen eten. De hal is uniek in de wereld. Toronto en Michigan hebben iets soort- gelijks, alleen veel kleiner. Op andere universiteiten krijgen studenten studiepunten voor dit soort projecten, bemoeien docenten zich ermee. Dat werkt niet. Wij zorgen dat de studenten probleem- eigenaar van hun eigen project zijn en blijven. Dan geven ze alles wat ze hebben en werken ze harder dan ooit. Relaties gaan er soms aan kapot. Als ze hier vandaan komen, is het even omschakelen. Studeren is opeens gemakkelijk, het stelt geen zak meer voor. In het jaar dat ze hier lopen, worden ze drie jaar volwassener. Ze komen zichzelf tegen, hebben vreugde en verdriet – bijna jaarlijks wordt er iemand overspannen, ze leren hun grenzen kennen en uiteindelijk blijkt het een gouden tijd.

Er zijn ook bedreigingen. Die belachelijke regeling uit Den Haag dat Delft aan prestatieafspraken moet voldoen, is krankzinnig. En beledigend voor alle staf, die altijd hard heeft gewerkt aan zo goed mogelijke resultaten. Alsof we met zijn allen hebben zitten slapen en het opeens veel beter kan zonder het niveau te laten zakken. Docenten op de TU worden door managers hard onder druk gezet, de ene na de andere valt om door die belachelijke eisen. College van bestuur, houd je rug recht en zeg: minister ben je op je achterhoofd gevallen?”

Met u verdwijnt de D:Dreamminor. Waarom?
“Die minor is een gedrocht. Ik ben hem circa vijf jaar geleden begonnen met samengeknepen billen, puur als strategische tegenzet op de dreigende langstudeerboete. Hij heeft nooit echt goed gepast in de hal. Je kunt niet precies aanreiken wat de teams nodig hebben.

We gaven een mooi stuk onderwijs, waardoor de deelnemers veel betere ingenieurs werden, alleen de teams hadden er geen bal aan en dat was wel het doel. Wat de deelnemers leerden, was te breed. Ze moesten papers schrijven, maar gaat de Nuna dan harder rijden? Helemaal niet. Na een half jaar waren bovendien de meeste minorstudenten weer weg, net op het moment dat de teams het druk kregen. Ik trek de stekker eruit voordat ik wegga, dan hoeft een ander het niet te doen. Nu willen we het liefst een honours track, met gerichte modules op een hoger niveau. Als je bent aangenomen bij een team en als je aan wat vereisten voldoet, zoals een goede verslaglegging, dan kom je in aanmerking.”

Hoge cijfers zijn geen eis?
“Nee, wat een onzin. De mensen die hier zitten, zijn vaak niet degenen die de hoogste cijfers halen. Dat vinden ze saai. Toch kun je wat zij kunnen net zo goed als honorable waarderen. Ze krijgen geen studiepunten, maar een certificaat. Ik hoop dat veel meer mensen zich gaan melden dan voor de minor en dat de teams goed gaan selecteren. Maar goed, dit is nog een plan.”

Als het niet doorgaat, is er niks?
“We don’t take no for an answer. En zo nodig verzinnen we weer een list.”

Wat gaat u doen na uw pensioen?
“Mijn vrouw en ik zijn al verhuisd naar Middelburg. We wilden weg uit het Westen: rust, ruimte, vriendelijker mensen. Ik ga piano en orgel spelen. Orgel is mijn grote passie. Ik speel al veertig jaar op het hoofdorgel van de Grote Kerk in Breda, heb orgels gespeeld in Delft, Zuid-Afrika, op Hawaï en op heel veel andere plekken. Ik heb twee piano’s waar ik zelf een voetklavier onder heb gebouwd. Dan kun je net als bij een orgel met voeten en handen spelen. En ik ga piano’s restaureren, misschien weer schilderen en tekenen. Ik ga me niet vervelen, hoor.”

Wat gaat u missen van de TU?
“Het enthousiasmeren en het enthousiasme van studenten. Ze een kans geven hun vleugels uit te slaan en ze daarin te beschermen. Denken in oplossingen. Omdat ik dat intrinsiek mooi vind, heb ik de kracht gehad puzzelstukjes in elkaar te laten vallen. Ik deed het niet voor mijn ego. Ik weet: mensen die dat zeggen, doen dat meestal wel, maar toch. Als ik voorlichting gaf, kwamen de ouders me na afloop een hand geven. Ik probeerde er altijd iets leuks van te maken. Onderwijs geven, is theater. Als ik sommige collega’s hoor, dan vind ik het een misdaad dat zij voor de klas staan. Het dogma dat een hoogleraar onderzoek én onderwijs moet doen, moet verdwijnen. Laat mensen die goed zijn in onderzoek en slecht in onderwijs lekker onderzoek doen. Laat mensen die onderwijs leuk vinden voor de klas staan.”

Kunt u, terugkijkend op uw veelzijdige carrière, een rode draad ontdekken?
“Tijdens mijn afstuderen vond ik dat de stukjes van de opleiding in elkaar moesten vallen, maar er was niemand die die lijnen kon trekken. Dat is nog steeds zo: er zijn bijna geen hoogleraren die overzicht hebben. Iedereen zit als specialist te neuzelen. Waar is de synthese? Ik had daar altijd al behoefte aan. Daarom ben ik tijdens mijn studie nog vakken filosofie gaan lopen. Daarmee kreeg ik over het vak niet meer overzicht, maar wel over mijn leven. Ik werd een beetje wijzer. In verband met mijn afscheidsrede ben ik nu druk doende de grote lijn in mijn leven helder te krijgen. Hopelijk kan ik op 8 juni een tipje van de sluier oplichten.”

CV
Wim Thijs (1945) woonde als kind in Indonesië en Breda. In 1967 begon hij een studie werktuigbouwkunde. Hij studeerde snel en haalde hoge cijfers. Toch zou hij er twaalf jaar over doen om zijn bul te halen. In 1973 begonnen zijn broer, zijn zus en hij met windsurfen. “Mijn broer is tig keer wereldkampioen geweest. Ik werd tweede in ’75 en ’76.” Daarna werd Thijs de jongste international judge ter wereld. Thijs, zijn broer en zus richtten een BV op. Ze importeerden onder meer windsurfplanken en runden drie windsurfscholen. Binnen een jaar na zijn afstuderen keerde hij terug naar Delft om te promoveren op fault management: hoe gaat een operator om met fouten in een complexe machine?

Zijn promotie deed hij vanaf 1983 in deeltijd. Daarnaast was hij circusdirecteur, zoals hij dat noemt: acht jaar lang was hij wedstrijdleider professioneel windsurfen en reisde hij de wereld rond. In 1987 rondde Thijs, inmiddels vader van twee kinderen, zijn proefschrift af. Drie jaar later realiseerde hij zich dat hij ‘nog geen cent pensioen had opgebouwd’. Hij werd directeur van het Koninklijk Nederlands Watersportverbond. Daarna keerde hij terug naar 3mE. Hij zette onder meer de eindprojecten op en deed de studievoorlichting van werktuigbouw. Hij werd mentor van studententeams als Nuna en Formula Student. In 2000 richtte hij de D:Dream hall op.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.