Campus

Rietvelds ranke ruimtedieren

,,Als architect moet je af en toe een stoel maken om te zien hoe ver je bent”, zei Gerrit Rietveld eens. Kennelijk had hij daar vaak behoefte aan, want hij heeft er vele op zijn naam staan.

Voormalig bouwkunde-student Harry Hoek bouwde tachtig van zijn meubelontwerpen op schaal na. Samen vormen ze een reizende expositie die deze maand te zien is bij de faculteit Bouwkunde.

Nog niet zo lang geleden was Gerrit Rietveld voornamelijk bekend om zijn ‘Rood-blauwe stoel’ (1918) en het Rietveld Schröderhuis (1924). Beide ontwerpen zijn wereldberoemd omdat ze tot de belangrijkste iconen van De Stijl behoren. Zijn latere werk wijkt daarvan af en kreeg daarom veel minder aandacht. Vooral sinds de grote overzichtstentoonstelling in 1992 in het Centraal Museum te Utrecht is dat veranderd.

Rietveld is inmiddels dusdanig gelauwerd dat zijn meubels weer als bouwpaketten over de toonbank gaan. Mensen die gezegend zijn met meer zelfwerkzaamheid kiezen voor een grondiger aanpak. Die kopen het instructieboekje ‘Rietveld-meubels om zelf te maken’, tikken hout, spijkers en schroeven op de kop, en knutselen eigenhandig een ameublement in elkaar. Creatief met Rietveld, een cursus voor iedereen, heet zoiets in eigentijds mediajargon.

,,Toen ik dat boekje zag liggen”, zegt Harry Hoek, ,,dacht ik: nou kan ik die meubels wel maken, maar wat moet ik ermee?” Het duurde niet lang en hij kreeg het idee om ze niet op ware grootte, maar op schaal na te bouwen. Door zijn werk bij de afdeling kunst, muziek & video van de Gemeentebibliotheek Rotterdam is hij vaak bezig met het inrichten van tentoonstellingen, ,,van Chinese vliegers tot meccano”. Een kleine stap derhalve naar een expositie met modellen van Rietveld-meubels.
Sokkels

In de tussenhal op de begane grond van Bouwkunde staan de tachtig modellen die Hoek maakte, te pronken in vitrines, waarvan zelfs de sokkels de invloed van Rietveld verraden. Het is ruim eenderde van de ongeveer 250 meubelontwerpen die Rietveld bedacht, waarvan een deel nooit is gerealiseerd. Hoek was er drie jaar mee zoet en maakte ze aan de keukentafel. Een opmerkelijk staaltje van huisvlijt.

De titel ‘Rietvelds ranke ruimtedieren’ refereert aan een dichtregel van Theo van Doesburg. Een prachtige allitererende metafoor waarmee de voorman van De Stijl zinspeelde op de ruimtelijkheid van Rietvelds meubels. Hoek kan zich er helemaal in vinden. ,,Niet alleen de ‘rood-blauwe stoel’, maar ook veel andere ontwerpen zijn zeer de moeite waard. Met de verscheidenheid aan materialen en constructiemethoden die hij toepaste, wist hij toch iedere keer tot de essentie te komen.”

Lopende langs de vitrines blijft Hoek speciaal stilstaan bij de ‘Steltman-stoel’ (1963) die Rietveld ontwierp op 75-jarige leeftijd voor het inmiddels verdwenen interieur van juwelierswinkel Steltmanin Den Haag. Een asymmetrische, open stoel, bestaande uit dikke regels en stijlen, simpel en robuust. ,,Daarmee verwees hij naar de stoelen die hij maakte in zijn begintijd”, aldus Hoek. ,,Daartussen heeft hij ontzettend veel geëxperimenteerd.”

,,Het is bekend dat zitten voor Rietveld een werkwoord was. Echt comfortabel zitten, doen zijn stoelen dan ook niet. Het is alsof hij heel streng was, niet alleen in maatvoering en kleurstelling, ook door zijn lidmaatschap van De Stijl, maar zo was hij helemaal niet. Van de ‘rood-blauwe stoel’ maakte hij bijvoorbeeld ook een rose variant voor schilderes Charley Toorop en een zwarte met witte kopse kanten voor de kunstenaar Paul Citroen.”

Bijzonder vindt Hoek ook het ‘Kinderbedje’ (1954) dat Rietveld maakte voor zijn kleinkinderen. Een uiterst vernuftige en sterke constructie van triplex dat in de hoeken wordt gedragen door schuin opgerichte bezemstelen. ,,Hij maakt van iets niets. Hij neemt een materiaal en past het zo toe dat de eigenschappen volledig gebruikt worden. Ontwerpen was voor hem een soort sport.”

Veel waardering heeft Hoek voor Rietvelds kratmeubelen uit 1934, die toentertijd als bouwpakket op de markt zijn verschenen. Het ‘Krat Krukje’ en het ‘Hoge Krat Tafel’ zijn uitsluitend samengesteld uit gelijke planken. Het ‘Krat Fauteuil’ is gemaakt van twee soorten, maar blinkt voor het overige eveneens uit in eenvoud. Als reactie op een vernietigende bespreking, verdedigde Rietveld zijn constructie als een ‘vrije timmermethode’. ,,Het zit zo aardig in elkaar”, zegt Hoek. ,,Hij maakt veel uit weinig. Bij anderen is het vaak omgekeerd.”
Suikerspin

Er staat ook een model van de ‘Birza-stoel’ (ca. 1927). Deze moest uit één plaat triplex, fiber of aluminium worden gezaagd en daarna kant en klaar uit de machine rollen. Het is nooit verder gekomen dan een aantal prototypen. Hoek: ,,Die vreselijke, witte, plastic tuinstoelen uit één stuk die nu overal staan, waren misschien zijn ideaal. Hij was in elk geval een voorstander van de produktiemethode. Ik denk wel dat hij er een mooiere vorm aan had gegeven.”

Zijn befaamde ‘Zigzagstoelen’ ging wel in productie, om precies te zijn door Metz & Co. In dit ontwerp bereikte Rietveld een optimale synthese tussen vorm, functie en constructie. In de jaren dertig en veertig heeft hij er verschillende varianten op bedacht. Hij paste het ontwerp aan de gebruiker aan. Hij maakte er ook één voor zichzelf met een lagere zithoogte, waarschijnlijk omdat hij stiekem een kussen op de houten zitting legde.

Het meest ingewikkelde model om na te maken was misschien het ‘Elling Buffet’ (1919). ,,Op basis van de tekening kwam ik er niet uit. Uiteindelijk mocht ik in het depot van Museum Boymans-Van Beuningen het origineel bestuderen. Ik ben ook in het NAi, het Centraal Museum en het Stedelijk Museum in Amsterdam geweest om naar bepaalde ontwerpen te kijken. Niet alleen voor de vorm, maar soms ook om de kleur.”

Hoek koos bewust voor de schaal 1:3. Dan zijn de modellen nog groot genoeg om ze exact naar het voorbeeld na te bootsen, dus inclusief zwaluwstaart- en deuvelverbindingen. Hij heeft oorspronkelijkematerialen gebruikt en ze met eenvoudige hulpmiddelen in elkaar gezet. ,,Er gaat erg veel tijd in zitten. Je moet tal van dingen uitzoeken. Voor het ‘Elling Buffet’ had ik latjes nodig van drie bij vier millimeter. Toevallig was ik vlak daarna in Frankrijk op vakantie. Mijn dochter had een suikerspin gekocht. Wat blijkt: de stokjes hadden precies de goede maat. Ik heb er toen een stuk of twintig van gekregen.”

Toen hij klaar was heeft hij een aanhangwagen gekocht waarin hij de modellen bewaart. Als een soort reizende tentoonstelling verhuurt hij zijn verzameling aan bibliotheken, warenhuizen, scholen of andere instellingen. ,,Tot lering en vermaak.” Aan verkopen heeft hij nog niet gedacht. ,,Als ik in één keer binnen zou zijn, zou ik er waarschijnlijk even over moeten nadenken, maar ik vind het veel te leuk om over ’s lands wegen te rijden en het ergens neer te zetten.”

‘Rietvelds ranke ruimtedieren – tachtig modellen, schaal 1:3’ is t/m 30 september te zien bij Bouwkunde, ma. t/m vr. 09.00 tot 18.00 uur. Inlichtingen over de tentoonstelling: H. Hoek, 010-4717218

,,Als architect moet je af en toe een stoel maken om te zien hoe ver je bent”, zei Gerrit Rietveld eens. Kennelijk had hij daar vaak behoefte aan, want hij heeft er vele op zijn naam staan. Voormalig bouwkunde-student Harry Hoek bouwde tachtig van zijn meubelontwerpen op schaal na. Samen vormen ze een reizende expositie die deze maand te zien is bij de faculteit Bouwkunde.

Nog niet zo lang geleden was Gerrit Rietveld voornamelijk bekend om zijn ‘Rood-blauwe stoel’ (1918) en het Rietveld Schröderhuis (1924). Beide ontwerpen zijn wereldberoemd omdat ze tot de belangrijkste iconen van De Stijl behoren. Zijn latere werk wijkt daarvan af en kreeg daarom veel minder aandacht. Vooral sinds de grote overzichtstentoonstelling in 1992 in het Centraal Museum te Utrecht is dat veranderd.

Rietveld is inmiddels dusdanig gelauwerd dat zijn meubels weer als bouwpaketten over de toonbank gaan. Mensen die gezegend zijn met meer zelfwerkzaamheid kiezen voor een grondiger aanpak. Die kopen het instructieboekje ‘Rietveld-meubels om zelf te maken’, tikken hout, spijkers en schroeven op de kop, en knutselen eigenhandig een ameublement in elkaar. Creatief met Rietveld, een cursus voor iedereen, heet zoiets in eigentijds mediajargon.

,,Toen ik dat boekje zag liggen”, zegt Harry Hoek, ,,dacht ik: nou kan ik die meubels wel maken, maar wat moet ik ermee?” Het duurde niet lang en hij kreeg het idee om ze niet op ware grootte, maar op schaal na te bouwen. Door zijn werk bij de afdeling kunst, muziek & video van de Gemeentebibliotheek Rotterdam is hij vaak bezig met het inrichten van tentoonstellingen, ,,van Chinese vliegers tot meccano”. Een kleine stap derhalve naar een expositie met modellen van Rietveld-meubels.
Sokkels

In de tussenhal op de begane grond van Bouwkunde staan de tachtig modellen die Hoek maakte, te pronken in vitrines, waarvan zelfs de sokkels de invloed van Rietveld verraden. Het is ruim eenderde van de ongeveer 250 meubelontwerpen die Rietveld bedacht, waarvan een deel nooit is gerealiseerd. Hoek was er drie jaar mee zoet en maakte ze aan de keukentafel. Een opmerkelijk staaltje van huisvlijt.

De titel ‘Rietvelds ranke ruimtedieren’ refereert aan een dichtregel van Theo van Doesburg. Een prachtige allitererende metafoor waarmee de voorman van De Stijl zinspeelde op de ruimtelijkheid van Rietvelds meubels. Hoek kan zich er helemaal in vinden. ,,Niet alleen de ‘rood-blauwe stoel’, maar ook veel andere ontwerpen zijn zeer de moeite waard. Met de verscheidenheid aan materialen en constructiemethoden die hij toepaste, wist hij toch iedere keer tot de essentie te komen.”

Lopende langs de vitrines blijft Hoek speciaal stilstaan bij de ‘Steltman-stoel’ (1963) die Rietveld ontwierp op 75-jarige leeftijd voor het inmiddels verdwenen interieur van juwelierswinkel Steltmanin Den Haag. Een asymmetrische, open stoel, bestaande uit dikke regels en stijlen, simpel en robuust. ,,Daarmee verwees hij naar de stoelen die hij maakte in zijn begintijd”, aldus Hoek. ,,Daartussen heeft hij ontzettend veel geëxperimenteerd.”

,,Het is bekend dat zitten voor Rietveld een werkwoord was. Echt comfortabel zitten, doen zijn stoelen dan ook niet. Het is alsof hij heel streng was, niet alleen in maatvoering en kleurstelling, ook door zijn lidmaatschap van De Stijl, maar zo was hij helemaal niet. Van de ‘rood-blauwe stoel’ maakte hij bijvoorbeeld ook een rose variant voor schilderes Charley Toorop en een zwarte met witte kopse kanten voor de kunstenaar Paul Citroen.”

Bijzonder vindt Hoek ook het ‘Kinderbedje’ (1954) dat Rietveld maakte voor zijn kleinkinderen. Een uiterst vernuftige en sterke constructie van triplex dat in de hoeken wordt gedragen door schuin opgerichte bezemstelen. ,,Hij maakt van iets niets. Hij neemt een materiaal en past het zo toe dat de eigenschappen volledig gebruikt worden. Ontwerpen was voor hem een soort sport.”

Veel waardering heeft Hoek voor Rietvelds kratmeubelen uit 1934, die toentertijd als bouwpakket op de markt zijn verschenen. Het ‘Krat Krukje’ en het ‘Hoge Krat Tafel’ zijn uitsluitend samengesteld uit gelijke planken. Het ‘Krat Fauteuil’ is gemaakt van twee soorten, maar blinkt voor het overige eveneens uit in eenvoud. Als reactie op een vernietigende bespreking, verdedigde Rietveld zijn constructie als een ‘vrije timmermethode’. ,,Het zit zo aardig in elkaar”, zegt Hoek. ,,Hij maakt veel uit weinig. Bij anderen is het vaak omgekeerd.”
Suikerspin

Er staat ook een model van de ‘Birza-stoel’ (ca. 1927). Deze moest uit één plaat triplex, fiber of aluminium worden gezaagd en daarna kant en klaar uit de machine rollen. Het is nooit verder gekomen dan een aantal prototypen. Hoek: ,,Die vreselijke, witte, plastic tuinstoelen uit één stuk die nu overal staan, waren misschien zijn ideaal. Hij was in elk geval een voorstander van de produktiemethode. Ik denk wel dat hij er een mooiere vorm aan had gegeven.”

Zijn befaamde ‘Zigzagstoelen’ ging wel in productie, om precies te zijn door Metz & Co. In dit ontwerp bereikte Rietveld een optimale synthese tussen vorm, functie en constructie. In de jaren dertig en veertig heeft hij er verschillende varianten op bedacht. Hij paste het ontwerp aan de gebruiker aan. Hij maakte er ook één voor zichzelf met een lagere zithoogte, waarschijnlijk omdat hij stiekem een kussen op de houten zitting legde.

Het meest ingewikkelde model om na te maken was misschien het ‘Elling Buffet’ (1919). ,,Op basis van de tekening kwam ik er niet uit. Uiteindelijk mocht ik in het depot van Museum Boymans-Van Beuningen het origineel bestuderen. Ik ben ook in het NAi, het Centraal Museum en het Stedelijk Museum in Amsterdam geweest om naar bepaalde ontwerpen te kijken. Niet alleen voor de vorm, maar soms ook om de kleur.”

Hoek koos bewust voor de schaal 1:3. Dan zijn de modellen nog groot genoeg om ze exact naar het voorbeeld na te bootsen, dus inclusief zwaluwstaart- en deuvelverbindingen. Hij heeft oorspronkelijkematerialen gebruikt en ze met eenvoudige hulpmiddelen in elkaar gezet. ,,Er gaat erg veel tijd in zitten. Je moet tal van dingen uitzoeken. Voor het ‘Elling Buffet’ had ik latjes nodig van drie bij vier millimeter. Toevallig was ik vlak daarna in Frankrijk op vakantie. Mijn dochter had een suikerspin gekocht. Wat blijkt: de stokjes hadden precies de goede maat. Ik heb er toen een stuk of twintig van gekregen.”

Toen hij klaar was heeft hij een aanhangwagen gekocht waarin hij de modellen bewaart. Als een soort reizende tentoonstelling verhuurt hij zijn verzameling aan bibliotheken, warenhuizen, scholen of andere instellingen. ,,Tot lering en vermaak.” Aan verkopen heeft hij nog niet gedacht. ,,Als ik in één keer binnen zou zijn, zou ik er waarschijnlijk even over moeten nadenken, maar ik vind het veel te leuk om over ’s lands wegen te rijden en het ergens neer te zetten.”

‘Rietvelds ranke ruimtedieren – tachtig modellen, schaal 1:3’ is t/m 30 september te zien bij Bouwkunde, ma. t/m vr. 09.00 tot 18.00 uur. Inlichtingen over de tentoonstelling: H. Hoek, 010-4717218

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.