Wetenschap

RID-directeur: ‘Eigenlijk jammer om nu weg te gaan’

Net nu directeur Bert Wolterbeek van het Reactorinstituut Delft met pensioen gaat, staat kernenergie in de belangstelling en wacht de reactor de laatste stap in de renovatie.

Bert Wolterbeek is van plan om oude meubels een nieuw leven te gaan geven. (Foto: Irene van Kessel Fotografie)

Hij kwam in 1978 als Utrechtse biologiestudent naar het Delftse reactorinstituut om met radio-isotopen het transport van essentiële metalen in levende planten te meten. In feite is Bert Wolterbeek daarna nooit meer weggegaan. Hij deed in Delft zijn promotieonderzoek in samenwerking met de Universiteit Utrecht, startte en leidde er een luchtverontreinigingsonderzoek, leidde een groep op voor nucleaire geneeskunde en een groep voor industriële isotopen. Daarna leidde hij de afdeling radiochemie en werd hij in 2012 gevraagd als directeur.
“Als je maar tijd van leven hebt, kom je overal in terecht”, relativeert hij zijn loopbaan tijdens het interview. “Door de diversiteit van dingen waarmee ik me hier kon bezighouden, heb ik nooit de behoefte gevoeld om weg te gaan.”

Nederland wil twee extra kerncentrales laten bouwen. Hoe kijk je daar tegenaan als oud-directeur van het RID?
“We zijn een universitaire instelling en we moeten ook deze plannen kritisch benaderen. Wat voor nieuwe concepten kun je bedenken voor inherent veilige en  efficiëntere reactoren? We maken ons ook druk over de expertise op het gebied van stralingsveiligheid in Nederland en de expertise die we nodig hebben om een kernreactor te beginnen. Die expertise is jarenlang afgebrokkeld, mede doordat kernenergie maatschappelijk niet in het brandpunt van de belangstelling stond.”

Zien jullie meer studenten instromen?
“Ja, we zien een groeiend animo onder studenten. Het vak reactorfysica trok voorheen vijf studenten, dat zijn er nu veertig. Er is meer vraag naar afstudeerplaatsen dan we aankunnen. Studenten beseffen dat ze een carrière kunnen maken in de kernenergie. Met de bouw van Pallas (de productiereactor voor medische isotopen in Petten, red.) en de extra geplande kerncentrales is de aandacht voor nucleaire kennis en kennisinfrastructuur in een stroomversnelling geraakt. Daar zitten we nu middenin. Het is een heel spannende tijd. Het is eigenlijk jammer om nu weg te gaan.”

Je hebt hier tien jaar lang de scepter mogen zwaaien. Wat was een hoogtepunt?
“Ik denk dat het goed is dat we heel diep in de gesmolten-zoutreactoren zijn gedoken met gedetailleerde simulaties en internationale samenwerking. Ik denk dat het ook goed is dat we druk hebben gezet om de kennisinfrastructuur op nucleair gebied te behouden. Wij zijn de bakermat voor alles wat maatschappelijk nodig is op het gebied van kernenergie. Die positie heeft dit instituut.”

‘De reactor is klaar voor de koude kern’

Ik had verwacht dat je Oyster zou noemen, het project van 100 miljoen euro voor materiaalonderzoek met koude neutronen.
“Je vroeg naar hoogtepunten, niet naar onderwerpen. Als je kijkt naar Oyster (Optimised yield for science, technology and education of radiation-red.) dan onderscheid ik een aantal facetten. Namelijk de inbouw van de koude bron in de reactorkern en het updaten van de instrumenten die gebruikmaken van die koude bron. En ook de organisatie, zodat we het werk aankunnen zodra alles gaat draaien. Wij zijn daar nu helemaal klaar voor. De reactor is klaar voor de koude kern, de koelinstallatie is aangelegd in een apart gebouw, de leidingen en interfaces.”

Nu de koude bron nog. Maar die hebben jullie twee keer afgekeurd.
“Het is een ingewikkeld drielaags ding zo groot als een voetbal. Binnenin zit 1 liter vloeibaar waterstof, daar omheen vloeibare helium en dan vacuüm. Het lassen van die drie lagen geeft problemen. Tot nu toe voldeed het product niet aan de opgelegde specificaties van de maximale lekkage naar het vacuüm. Daardoor wordt je koelsysteem zwaarder belast en daar is het niet op gebouwd. Daar werd niet aan voldaan en dat heeft aardige vertraging opgeleverd. Het idee is nu is dat eind maart de koude kern wordt opgeleverd. Fingers crossed.”

Je werkweek is afgebouwd van zeven naar nul dagen. Wat staat er voor volgende week op de agenda?
“Ik ben natuurlijk hoogleraar radiochemie, dus ik heb iets met medische onderwerpen, ik heb een biologische achtergrond. Ik zit in allerlei medische clubjes over onderzoeksprogramma’s en in de programmaraad van HollandPTC (protonentherapiecentrum, red.)”

‘Ik vind het leuk om aan onderzoeksideeën te blijven werken’

Dat klinkt als werk.
“Ik ga niet meer in besturen zitten, maar ik vind het leuk om aan onderzoeksideeën te blijven werken. Ik ben daar nu mijn gastvrijheidsverklaring voor in orde aan het maken. Die stelt me in staat voor een dag in de week of zo hier te komen werken.”

Je hebt ook een klassieke Chevrolet.
“Klopt. Maar ik vind dat dingen niet alleen leuk moeten zijn, ze moeten ook een functie hebben. Ik vind het leuk om te werken aan oud meubilair, want iets dat nog de moeite waard is moet je hergebruiken. Zo heb ik laatst in een rond tafeltje met gekleurde bierdoppen de snor en sik van Frank Zappa gemaakt, keurig gevoegd en in de epoxyhars gegoten. Dat werk mag best wat meer en groter gaan worden. En dan moet je weleens wat rommel ophalen. Geheel in stijl doe ik dat met mijn oude Chevy.”

Voel je je meer een bioloog of een techneut?
“Ik zou zelf liever niet over techneut of bioloog praten, maar of je gedreven wordt door een bepaalde technologie, of door een probleem dat je wilt oplossen. Ik ben zelf meer probleemgedreven – ik wil aan een probleem werken waarvoor je desnoods technologie ontwikkelt. In tegenstelling tot technologie alsmaar verder te ontwikkelen in afwachting van een probleem waarbij die van pas komt.”

Je pakt liever iets aan en kijkt wat ervoor nodig is?
“Ja. Ik zei ook altijd tegen studenten: ga thuis maar eens uitleggen wat je hier doet. En als je dat thuis kunt uitleggen, ben ik daar ook blij mee, want dan heb ik hier iemand rondlopen die weet waarvoor hij bezig is. Net zo goed als dat ik bij promovendi altijd heb gezegd: als je in het lab staat te pipetteren, heb ik graag dat je weet in welk hoofdstuk dat druppeltje terechtkomt.”

  • Prof. Theun Baller (65) neemt de functie van directeur van het reactorinstituut tijdelijk waar. Baller is het afgelopen half jaar ingewerkt nadat hij na tien jaar was gestopt als decaan van de faculteit 3mE.
  • Delta schreef een jaar geleden over de heropening van de onderzoeksreactor na de renovatie en aanpassingen voor de koude neutronenbron. Ook deed Delta verslag van de Europese ontwikkeling van een gesmolten-zoutthoriumreactor met de naam Samofar.
Wetenschapsredacteur Jos Wassink

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

j.w.wassink@tudelft.nl

Comments are closed.