Wetenschap

Recycled toilet paper

Making new products from sewage water is the ultimate form of cradle to cradle, according to PhD student Chris Ruiken. He is looking for ways to recycle toilet paper.


Removing toilet paper from the sewage water is a costly pursuit for water treatment plants. The fibres partially decompose, but most of them end up in the sludge, which must then be drained, transported and incinerated or fermented.


During the Leading Edge Conference on Water and Wastewater Technologies held earlier this month in Amsterdam, Ruiken, who works at the water company Waternet and at the department of biotechnology (faculty of Applied Sciences), presented a completely different approach, however. He is using sieves to remove the toilet paper and is also investigating the possibilities of reusing the fibres. His preliminary research indicates that no significant degradation occurs in the sewer systems, thus making it possible to retrieve fibres in the waste water treatment plants that might be reused. 


A plant in the Dutch town of Blaricum was equipped with a sieve system earlier this year for this purpose. According to Ruiken, until now no research had been performed yet to understand the degradation mechanisms of toilet paper, which mainly consists of cellulose, in sewer system and waste water treatment plants. 


“Are we going to make new toilet paper? No, I don’t think so,” says Ruiken, laughing. “The fibres might be used as raw material for bio plastics or for making insulation materials, but in fact it’s still too early to say.” 


The researcher wants to compare the properties of different types of toilet paper and, among other things, investigate more thoroughly the consequences that sieving technology has for the efficiency of the waste water treatment plant.


During the conference, seven other TU Delft projects were presented, including a project aimed at CO2 storage using wastewater purification, and an investigation into the feasibility of using salt and brackish water for flushing toilets and the impact this has on the urban water cycle. For this latter project, TU Delft is joining forces with researchers from Hong Kong, Cape Town, Palestine and Cuba.

Studenten die beginnen aan studies als elektrotechniek, maritieme techniek en werktuigbouwkunde kunnen hun borst nat maken: veertig procent van de studenten van de lichting 2009-2010 stevent af op een negatief bindend studieadvies (bsa). Waar ligt dat aan? Hoe kan het beter? Antwoorden verschillen per studie, blijkt uit een rondvraag bij vier studieverenigingen. Al is er één gemeenschappelijke deler: een jaartje doorbijten helpt, daarna wordt alles beter.

Student elektrotechniek Frank Teunisse hoorde het al voordat hij aan zijn studie begon van ouderejaars studenten: het eerste jaar en vooral het eerste semester zou pittig worden. Bijna alleen maar wiskunde, nauwelijks elektrotechniek. Teunisse wist dat het na het eerste jaar anders zou worden, daarom zette hij door. Hij haalde zestig studiepunten.

Teunisse, commissaris onderwijs van de Elektrotechnische Vereeniging, is ‘niet heel ontevreden’ over het percentage studenten dat een negatief advies lijkt te krijgen. “Bij ons haalt iedereen die zijn propedeuse heeft ook zijn bachelor en master. De p is dus erg selecterend. Als je die aankunt, kun je de rest ook aan. Soms hebben mensen al na één of twee weken door: dit wordt hem niet. Twintig procent schrijft zich in het eerste jaar weer uit, geschrokken van de wiskunde. Die studenten waren vooral geïnteresseerd in de praktische kant van elektrotechniek. Veel uitvallers gaan daarom verder op het hbo.”
Teunisse heeft er bij de studievoorlichters op aangedrongen niet ‘zo veel mogelijk zieltjes te winnen’, maar te vertellen over de inhoud van de studie en het hbo als alternatief.

Het is goed mogelijk dat het percentage negatieve adviezen volgend jaar lager is bij elektrotechniek, omdat de huidige eerstejaars een vernieuwd curriculum krijgen. “Dat laat de meer praktische studenten beter zien hoe ze de theorie later gaan gebruiken. Het eerste semester is nog steeds het zwaarst, al zijn er nu twee elektrotechnische vakken in plaats van één.”

Bij maritieme techniek viel altijd al veertig procent af, zegt Ruben Zandstra, kandidaat commissaris onderwijs van studievereniging William Froude. “Het verschil met voorgaande jaren is dat eerstejaars nu weg moeten. Ik verwacht dat het eindpercentage studenten dat met een diploma weggaat uiteindelijk hetzelfde is als voorheen. Veertig tot vijftig procent valt af.”

Dat heeft volgens Zandstra diverse redenen. “De studie is zwaar door natuurkundevakken en analyse. Ook is het projectonderwijs tijdrovend: elk kwartaal heb je een project waarvoor je een handleiding moet doorwerken en een aantal opdrachten moet maken.” Wat ook meespeelt is dat veel leden van Froude volgens Zandstra ‘veel actiever’ zijn dan in andere verenigingen.
William Froude wil eerstejaars goed voorlichten over de studie, bijvoorbeeld via studentcoaches. “Ik denk dat veel eerstejaars zich op deze studie verkijken. Gemiddeld ben je veertig uur per week met je studie bezig.”

Wat helpt is veel opgaven maken. Zandstra deed dat met een studiemaatje. “En je moet niet achter raken in stof. Meestal haal je dat niet meer in, want daar heb je geen tijd meer voor. Het beste is om alle colleges te volgen. Zeker voor mij hielp dat, want ik was slecht in het bijhouden van de stof.” Zandstra haalde in zijn eerste jaar 57 van de zestig studiepunten.
Maritieme techniek blijft ook na het eerste jaar zwaar, waarschuwt hij. “Maar je weet dan beter hoe je het aan moet pakken.”

Zandstra vreest dat eerstejaars de bsa-norm van dertig studiepunten als doel gaan zien. “Veel studenten blijven hangen tussen de dertig en veertig punten, maar daarmee kun je niet beginnen aan tweedejaars projecten. Hier geldt dat veertig punten een positief advies is.”

Ook de studievereniging voor werktuigbouwkunde, Gezelschap Leeghwater, zag het hoge percentage uitvallers al aankomen. Toch typeert Pieter Smorenberg, commissaris onderwijs bachelor, de opleiding niet als zwaar. Waar het hem dan in zit? “Af en toe is de eerste prioriteit van studenten niet hun studie maar hun vereniging of sport. Ook kunnen er persoonlijke redenen zijn. Dat weten we pas als de definitieve resultaten bekend zijn. Daarna kijken we wat beter kan.”
Opvallend is dat bij de opleiding industrieel ontwerpen maar zeventien procent een negatief bsa dreigt te krijgen. Marijn Goemans, kersvers commissaris onderwijs van studievereniging i.d. denkt dat dit ligt aan het studiebegeleidingssysteem dat met de invoering van het bsa geïntensiveerd is. “Een ouderejaars student begeleidt als mentor vijftien eerstejaars studenten bij hun studie. Iedereen ziet ook minstens één keer een studieadviseur en heeft in het eerste kwartaal een persoonlijk voortgangsgesprek met zijn of haar ontwerpbegeleider.”

Een ander voordeel op IO, denkt Goemans, is het werken in groepjes. Dat motiveert. Tevens zijn er in de bachelor alleen maar 7,5-punts vakken. “Ik denk dat studenten sneller geneigd zijn om zo’n groot vak binnen te slepen dan allemaal kleine vakjes. Verder vraagt projectonderwijs dat je heel veel op de faculteit bent. We maken lange dagen. Dat vinden veel studenten zwaar, maar doordat je met elkaar werkt, is het gemakkelijker. Niet iedere studie zal zich lenen voor projectonderwijs, maar het studiebegeleidingssysteem kan wel overal werken.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.